Belang en verlanding van de rede van Arnemuiden
door J. Adriaanse en F. de Nooijer
In de jaren 2014 en 2015 belichtten Joost Adriaanse en Frans de Nooijer het belang en de verlanding van de rede van Arnemuiden. Joost Adriaanse geeft, na de inleiding, een weergave van het belang en de verlanding van de rede. Frans de Nooijer licht aan de hand van enkele plattegronden de situatie van de rede omstreeks 1550 toe en geeft een schets van de inpolderingen van de verlande rede.
1e aflevering
Inleiding
Als men zich in het fenomeen van ‘de rede van Arnemuiden’ verdiept, maar ook in de verlanding van de rede, rijst er een onvoorstelbaar beeld op. Het is onvoorstelbaar dat er in de 15e en 16e eeuw, op circa 200 meter afstand van de Zuidwal, een gigantische bedrijvigheid was. Zeelieden en handelaars uit allerlei Europese naties zorgden hier voor een ware bijenkorf. Vele talen waren door elkaar te horen in de straten. Noord- en Zuid-Europese kooplieden troffen elkaar op de kaaien en hoofden van Arnemuiden. Venetianen, Iberiërs en Basken, kooplieden uit Brugge en Antwerpen, Engelsen, Schotten, Rijnlanders en schippers en varensgasten uit de Noordduitse Hanzesteden liepen door Arnemuiden.
Onvoorstelbaar is ook dat deze, in geheel Europa befaamde, rede in enkele tientallen jaren volledig verlandde en teniet ging. Weinige plaatsen hebben in een zo kort tijdsbestek zoveel wisselende lotgevallen ondergaan.
Voor een goed begrip vooraf. Een rede biedt een veilige ligplaats waar de schepen in de nabijheid van land, beschut tegen stroom, golfslag, wind en ijsgang, voor anker kunnen liggen. Schepen gaan er voor anker zonder aan land af te meren. Het laden en lossen gebeurt met kleine vaartuigen. Zo’n rede, meer een door de natuur gevormde baai, genaamd de Slaecke, lag op 100 meter afstand van de wallen. Omringd door omliggende zandplaten en door een veelal gunstige wind onder de kust bood deze rede of baai een veilige en diepe ankerplaats.
De rede voor Oud Arnemuiden
De rede van Arnemuiden was al in de 13e eeuw vermaard. Over deze rede liep het goederenvervoer tussen noordoost en zuidwest Europa.
De Cronijk van Zeeland van Mattheus Smallegange vermeldt dat er in 1288 al een goede rede en een toeloop van allerhande kooplieden was. Graaf Floris de Vijfde was van plan Arnemuiden tot een stad te maken. Hij verkreeg rijheid van tol te betalen in al zijn landen.
Koning Haquin van Noorwegen verleende (Oud) Arnemuiden in 1370 vele bijzondere privileges tot bevordering van hun zeevaart op Noorwegen. Hij nam haar in zijn bescherming en opende al zijn havens voor de Arnemuidenaars om hun koopmanschap te drijven. Kroniekschrijver Boxhorn noemt Arnemuiden omstreeks 1370 een schoon, neringrijk en zeer bevaren dorp, veel meer bloeiende in koopvaart en handel dan Middelburg. Historieschrijver T. Speeleveld vermeldt in zijn ‘Brieven over het eiland Walcheren’ dat de rede zo gewichtig en aanzienlijk was dat Arnemuiden al in de 13e eeuw een rijke handel dreef op Noorwegen.
Het zou heel goed kunnen! Maar er hangen zware nevelsluiers over (de mate van) bloei van Oud Arnemuiden. We neigen tot de mening dat dit ook zo geweest is. De ligging van de rede was immers niet zoveel anders dan ten opzichte van Nieuw Arnemuiden.
De rede en Nieuw Arnemuiden omstreeks 1438
Nadat Oud Arnemuiden vergaan was door grondbraken als gevolg van overstromingen ontstond het huidige Arnemuiden vanaf 1438. Halverwege de 15e eeuw groeide Nieuw Arnemuiden, volgens de kroniekschrijver Reigersberg, aan tot een schoon dorp, wat door zijn verplaatsing zijn oude nering, scheepvaart en koophandel geenszins verloor. ‘Door de sonderlinge bequaamheid van de reede nam deselve soo toe dat die van Middelburg voor verloop van neeringe en inwoonderen vreesden’ en besloten de Oostdijk aan te kopen. Hij schrijft: ‘Van Arnemuiden tot het Vlakke (genaamd Rammekens) was een wonderschoon diep, daar alle schepen wel en veilig lagen.
Kroniekschrijver Boxhorn voeg hier aan toe: ‘Er is een groot vertier van alle nodige waren die bij kooplieden, schippers en bootsgezellen worden gebruik. De haven wordt met alle getijden voorzien met of ontlast van gehele vloten, komende van of gaande naar alle gewesten’. Smallegange vermeldt: ‘De vloed en bergernisse van Arnemuiden tot op het Vlacke, genaamd Rammekens, was een wonderschoon en seker diep’. Zo kwamen er in 1496 op eenmaal 135 schepen op de rede. In 1522 vertrokken er meer dan 150 schepen tegelijk om de Keizer uit Engeland af te halen.
Het belang van de rede van Arnemuiden
Hoe belangrijk de Walcherse rede was wordt geïllustreerd door de Italiaanse geschiedschrijver, de Venetiaan Ludovico Guiciardini, die in zijn ‘Beschrijvinge van alle de Nederlanden’ de rede het middelpunt van Europa noemt en gedetailleerd aangeeft hoever het vanaf de rede van Arnemuiden varen is naar de verschillende Europese havens.
Hij schrijft: ‘De rede is vermaard in geheel Europa overmits het oneindelijk getal der schepen van alle natiën die daer dagelijks aankomen ende afvaren uit alle landen’.
Van circa 1500 tot 1585 zorgt de rede voor de grootste bloeiperiode. Zo kwamen er in de jaren 1535 tot 1550 circa 345 buitenlandse zeeschepen binnenvallen voor Arnemiuiden.
De volgende factoren zorgden voor het grote belang van de rede van Arnemuiden:
- De Zeeuwse archipel, gelegen in de monding van de Schelde, had in de 16e eeuw als internationaal handelcentrum een geweldige reputatie. Afgeladen koopvaarders afkomstig uit heel Europa ankerden op de rede van Arnemuiden om hun ladingen te lossen en andere goederen weer in te nemen.
- De rede van Arnemuiden bood de buitenlandse schepen een beschermde ligplaats. Aan de oostzijde van Walcheren bood deze op natuurlijke wijze bescherming tegen de golfslag van de zee en de westenwinden.
- De rede was goed bereikbaar. Schippers konden de rede vanuit het noorden door het Veergat, de Lemmer en de Slaak bereiken en vanuit het zuiden rechtstreeks over de Honte en aan een van de hoofden haaks op de kust veilig aanmeren.
- In de 16e eeuw richt de handels- en scheepsvaartstroom zich steeds meer op Antwerpen. Antwerpen ontwikkelde zich tot de belangrijkste stapelmarkt van west Europa. Het was DE ontmoetingsplaats voor handelaars van noord en zuid Europa. In 1540 was Antwerpen goed voor 75% van de totale export van de lage landen. 1/3 van deze export verliep via de rede van Arnemuiden, waar de goederen werden overgeladen op grote zeeschepen. 80% van de export vanaf de rede bij Arnemuiden bestond uit overgeladen goederen uit Antwerpen, bestemd voor met name Engeland, Frankrijk, Spanje, Portugal, de Oostzeelanden en de Caribische eilanden.
- Antwerpen was voor grote koopvaardijschepen niet zo gemakkelijk te bereiken. De Westerschelde bleef een gevaarlijk water, ondiep, bochtig en smal met steeds van plaats veranderende zandbanken. Veel buitenlandse schippers gaven er voorkeur aan niet tot Antwerpen op te varen. Ze ankerden op de befaamde Walcherse rede. Daar werden de grote zeeschepen met lading voor Antwerpen gelost. Vanaf de rede werden de koopwaren in kleinere vaartuigen doorgevoerd naar de Antwerpse metropool.
- Vanaf de rede van Arnemuiden werden grote hoeveelheden Rotterdams en Haarlems laken uitgevoerd naar Zuid Europa.
- Een probleem was dat Walcheren zelf als achterland weinig te bieden had in consumptief of productief opzicht. Dat betekende dat schepen, na hun lading gelost te hebben, vaak weer in ballast moesten vertrekken bij gebrek aan retourvracht. In Arnemuiden was er dan ook een grote menigte zogenaamde ballasters. Voor het ballasten van de schepen werd het zand uit de Slaecke en van de hoek van de Stinckaart gehaald.
- Van belang voor de bedrijvigheid op de rede was ook dat Middelburg in 1508 het stapelrecht op westerse wijnen verkreeg. Niemand mocht uit het westen aangevoerde wijn verkopen alvorens deze in Middelburg was geroeid (met de roei of peilstok) en gemeten. Rekeningen van de aanvoer van westerse wijnen doen vermoeden dat in deze periode ongeveer drie kwart van de wijn via Middelburg in de Nederlanden werd aangevoerd.
- Middelburg beknotte Arnemuiden aan alle kanten. Maar wel stond Middelburg toe dat goederen bedoeld voor de doorvoer in Arnemuiden opgeslagen mochten worden.
- Een bedrijvigheid die Middelburg ook toestond was de proviandering van de schepen vanuit Arnemuiden. Inwoners van Arnemuiden zorgden voor het voorzien van de schepen van proviand en vers drinkwater voor nieuwe zeereizen.
- Ook bood de rede voor de lange zeereizen (op de zeilen) tussen Portugal en de Oostzeelanden een gunstige mogelijkheid voor overwintering. Schippers uit de Hanzesteden gebruikten de rede nogal eens als winterlaag om in het voorjaar in ballast zuidwaarts te varen.
- Tweederde van de woningen werd gebruikt als herberg, logement of kroeg voor de scheepslieden. Volgens H.M. Kesteloo waren er te Arnemuiden meer herbergen dan te Middelburg. En volgens J.P. Sigmond in zijn studie over ‘De Nederlandse zeehavens’ was de Middelburgse vroedschap genoodzaakt de prostitutie in Arnemuiden aan banden te leggen.
- Over de smalle bochtige Arne konden alleen kleine schepen tot Middelburg opvaren. De meeste zeeschepen bleven op de rede voor Arnemuiden voor anker liggen. De Arne was nauwelijks bezeilbaar en bij eb waarschijnlijk zelfs onbevaarbaar voor de grotere schepen.
- Onderaan de Westwal lag een scheepsdok of werf. De koopvaardij- en vrachtschepen vergden veel onderhoud. Voor elke zeereis werd een schip volledig uitgerust. De romp moest ontdaan worden van aangroei en de kieren in de scheepshuid gedicht worden om de romp waterdicht te houden. Hiermee was zoveel werk gemoeid dat in deze jaren veel scheepstimmerlieden van buiten Zeeland naar Walcheren trokken om daar een bestaan te vinden. Verder werden op de Arnemuidse werf de grootste schepen gemaakt.
- Tenslotte maar niet het minste. Arnemuiden fungeerde als de officieuze stapelplaats voor het zout in de Nederlanden. Vier Zeeuwse plaatsen, Zierikzee, Goes, Reimerswaal en Arnemuiden, verzorgden met hun zoutraffinaderijen bijna de gehele zoutleverantie in de Nederlanden. De Bretons verschenen meestal vlootsgewijs op de rede, in de zomer met zout en in het najaar met wijn, soms wel vijfmaal per jaar. Zout was van het grootste belang voor o.a. de haringvisserij in de Noordzee die in de 16e eeuw sterk expandeerde. Er was grote behoefte aan zout in Holland en Zeeland. Volgens de ankeragelijsten waren van de bijna 1300 Portugese schepen die tussen 1518 en 1571 Arnemuiden aandeden meer dan de helft geladen met zout.
De situatie rondom de rede van Arnemuiden omstreeks 1550
Op deze kaart van F.P. Polderdijk (zie beeldbank nummer 1034) is de ligging van Arnemuiden aan de rede van Walcheren omstreeks 1550 te zien.
- Vanaf Zeeburg (Fort Rammekens) volgen we de zeedijk richting Arnemuiden.
- Het dorpje Welsinge in het poldertje Welsinge met aan de westzijde een inlaagdijk.
- De nieuwe haven naar Middelburg, geopend in 1535. Dit kanaal verving de smalle, bochtige Arne, die slecht bevaarbaar was.
- De Arne, die nu afgesloten is met een dam.
- Voor de dam aan de linker zijde de restanten van Oud Arnemuiden.
- Over de dam op de Keetdijk, aan de linkerzijde op ongeveer 1 km van Arnemuiden, ligt het dorpje Nieuwerkerke. De kerk van Nieuwerkerke, gewijd aan Sint Jan, is gedurende meer dan honderd jaar de kerk geweest van Arnemuiden. Toen de kruiskerk van Arnemuiden, gewijd aan Sint Maarten, in 1543 voltooid was verloor de kerk van Nieuwerkerke aan belangrijkheid.
- Aan de rechterzijde liggen de zoutketen. Tevens aan de rechterzijde het belangrijke vaarwater Slaecke (het Slaak). Dit vaarwater liep voor Arnemuiden naar het Joncker Frans Gat (Sloe).
- Nieuw Arnemuiden, gesticht in 1438: Westdijkstraat, Langstraat, Schuttershof.
- De Veersche dijk.
Hoe de situatie nu is.
Vanaf Fort Rammekens tot het poldertje Welsinge wordt de oude zeedijk doorsneden door twee wegen. Tevens is in de Tweede Wereldoorlog tegen deze dijk een betonnen tankmuur gebouwd. Het dorp Welsinge bestaat niet meer, maar het poldertje Welsinge bestaat voor het grootste deel nog. De ingang van de oude haven (het kanaal) naar Middelburg is door de aanleg van wegen en viaducten bij Nieuwland niet meer terug te vinden. Bij de Zaagmolendijk is de oude zeedijk weer terug te vinden en rechts is het Arne zijkanaal.
De dam in de Arne is verwijderd in 1872. Over de Arne is de Keetweg. Nieuwerkerke bestaat al lang niet meer. De kerktoren is in 1594 volledig afgebroken. Ook het kerkhof is met de herverkaveling in de jaren vijftig van de vorige eeuw verdwenen. Van de zoutketen is niets meer terug te vinden.
Het Slaak heet nu het Arnekanaal. Langs de Molenweg is de zeedijk afgegraven. Alleen de molen staat op een restant van de zeedijk. De oude zeedijk loopt verder in de Westdijkstraat, Langstraat, Schuttershof en de Oranjepolderse dijk.
Wat opvalt langs de oude zeedijk is het hoogteverschil tussen het oude land links en het nieuwe ingepolderde land rechts van de dijk.

Op deze panoramatekening van Antoon van den Wijngaarden (zie beeldbank nummer 1613) is de ligging van Arnemuiden aan de rede van Walcheren omstreeks 1550 te zien.
- Geheel links boven Zuid-Beveland.
- De Slaecke voor Arnemuiden; deze mondt uit in het Joncker Frans Gat.
- Vanaf de monding van de Arne naar rechts de Welsinge, die verder richting Fort Rammekens loopt.
- Onder Arnemuiden de parochiekerk van Arnemuiden te Nieuwerkerke.
- De kronkelende Arne met in de monding een dam.
- Het voetpad van Arnemuiden naar Middelburg (het eerste stuk van dit pad is nu het Roelse’swegje).
- Het oude Arnemuiden.
- Het kanaal naar Middelburg.
- Geheel rechts een deel van het poldertje Welsinge.
Terug naar de kaart van Polderdijk
De belangrijkste vaarroute liep van Fort Rammekens langs de kust via Arnemuiden naar het Joncker Frans Gat. Het meer donkere deel van Welsinge tot de Arne geeft aan dat dit verdronken land is. Het eerste Arnemuiden lag in het bovenste deel.
Andere vaarwaters waren de Lemmer, het Stelle Gat, het Beslikte Gat, het Slaak en het Spanjaards Gat.
Tussen al deze vaarwaters lagen schorren, slikken en zandplaten: het Arnemuider Zand, de Stinckaert, de Wolzak, de Zuidplaete of Danswijck of Dansich plaat, de Canarie of Lemmer plaat en Ten Halve Crijte. Na 1550 namen deze hogere delen in omvang toe.
Daardoor werd het vaarwater in dit gebied smaller en ondieper.
2e aflevering
De welvaart ten einde
De val van Arnemuiden was verbijsterend groot! In enkele tientallen jaren kwam de welvaart ten einde door de verlanding van de rede.
De kroniekschrijver M.Z. van Boxhorn schreef in zijn ‘Chronijck van Zeelandt’ over de bloeitijd van Arnemuiden: ‘Want van voor Arnemuiden tot op het Vlakke, genaamd Rammekens, was een wonder schoon Diep, daar alle Schepen wel en veilig lagen’. En in de Tegenwoordige Staat van Zeeland lezen we over Arnemuiden aan het eind van de 16e eeuw het volgende:
‘De Stad, dus door verscheidene vrydommen en aanmoedigingen van tyd tot tyd sierlyk volbouwd, nam wederom wakker toe in Neeringe en Scheepvaart, dewyl zig geduurig heele Vlooten uit alle oorden van ’t Kristendom daar lieten vinden. De Stad kon zelfs de grootte haarer Neeringe, de menigte haarer Ingezetenen en den toeloop van vreemde Kooplieden en Scheepsvolk naauwlyks meer bevatten. De Schepen lagen dikwyls drie dik voor Arnemuiden. (…) ’t Was ‘er veel levendiger dan te Middelburg; ook waren er de Huizen duurder in koop of huur’.
De welvaart had ook z’n keerzijde. M. Smallegange schrijft in zijn ‘Nieuwe Cronyk van Zeeland’:
‘Dat ook, gedurende dese lustige welvaert, door de vermenginge van verscheiden natiën, en roekeloosheit van het bootsvolk, en de slappe of onmachtige justitie, aldaer dikmael ontstonden gevechten, lempten en dootslagen geschieden, van Spanjaerts, Franschen, Nederlanders, en voornamentlijk Oosterlingen, die blaeuwe blijltjens droegen, opsteekers op haer hoeden settende, en bloote degens achter haer slepende, als daer mede willende seggen: Die wil, die pluckt. Waer over veeltijts de geheele Stad in roeren stond, en de burgeren hare deuren en vensters sloten, latende vechten, die vechten wilden. De moetwil en de menichte van de moetwillige was soo groot, dat het recht te kort schoot, en daer onder moest swichten’.
Oorzaken van de verlanding van de rede
De teloorgang van de welvaart had weliswaar ook economische oorzaken. Zo nam na 1585 de internationale scheepvaart op Antwerpen sterk in betekenis af. De Antwerpse markt stortte in. Het was juist die scheepvaart op Antwerpen die voor Arnemuiden in de bloeiperiode zoveel betekende. Door de afsluiting van de Schelde nam de Zeeuwse zoutnijverheid sterk af. Buitenlandse schepen deden Arnemuiden nauwelijks meer aan. De opbrengsten van de licenten laten de afgenomen betekenis van Arnemuiden zien. Haar nationale en internationale positie in de zouthandel was voorbij.
Maar de allergrootste oorzaak was de verlanding van de rede. Al op het laatst van de 16e eeuw kreeg de verzanding een dreigend aanzien.
De ‘Tegenwoordige Staat van Zeeland’ vermeldt:
‘De diepte veranderde in korten tyd tot droogte en de weelde in droefheid; gaande Gods regtvaardige toorn zoo ver, dat ‘er nu naauwlyks eenige overblyfsels van dien ouden welvaart te vinden zyn. Den Schepen werd de toegang door het Zand gestopt, en de Stad genoegzaam als ontburgerd. In veele plaatsen kon men naauwlyks de kleinste schuitjes gebruiken; ja men zag nu wagens en paarden ryden, daar te vooren de diepstgaande Schepen zonder hinder plagten te vaaren’.
Mattheus Smallegange schrijft in zijn ‘Nieuwe Cronyk van Zeeland’ in 1696 uitvoerig over de mogelijke oorzaak van de verlanding:
‘’t Is sulks geweest, dat nevens Arnemuiden een groot diep en krachtige Ebbe uit de Schenge is komen te loopen, de welke heeft beginnen op te houden, ter oorsake dat het Land, daer de Piet op heeft gestaen, vast zijnde aan ’t Eiland Wolfaertsdijk, is komen af te nemen, en een plate, genaemt Groot Canariën, liggende aan de zijde van de Krayer, aen Zuyd-Beveland, is komen aen te groeyen; daer over de Ebbe is gedwongen geweest het Veergat uit te vallen; aen de andere zijde is het voor Arnemuiden seer komen te droogen, uit oorsake, dat met het insteken van verscheide Landen en Polders in Vlaenderen, die in ’t vloeden soo veel waters hebben ingetrokken, dat, wanneer de Ebbe van de Hont of Westerschelde, die te vooren langs de Vlaemse kant quaem in zee telvallen, is tegen Walcheren uitgeloopen, afnemende voor Rammekens seker plate, Natgat genaemt; welke achter Ebbe, met haer vuiligheid en het afgenomen land van ’t Natgat door den voorvloed in de bocht van Arnemuiden is in geworpen, sonder dat het vorder heeft konnen geworpen worden, dewyl de vloed, komende nevens Veere, ’t selve quam te verhinderen’.
Het Arnemuiderzand
F.P. Polderdijk schrijft in ‘Het eiland St Joosland’ dat er al begin 14e eeuw een eiland lag in de uitgestrekte watervlakte de Lemmer, tussen de eilanden Walcheren en Zuid-Beveland, in de nabijheid van de mond van de Arne. Voor de eerste keer wordt van het Arnemuiderzand melding gemaakt in 1318.
De vraag is of dit Arnemuiderzand al een bedijkte polder was. Aan de hand van gedetailleerd archiefonderzoek veronderstelt Polderdijk dat het Arnemuiderzand al in de 14e eeuw bedijkt land is geweest, evenals Ovezand en Heinkenszand op Zuid-Beveland. Maar na 1402 komt het Arnemuiderzand niet meer voor. Polderdijk schrijft: ‘Misschien is de polder, evenals zovele andere in Zeeland, door een van de watervloeden in de 15e eeuw overstroomd b.v. de Cosmus en Damianusvloed’.
Vermoedelijk is het Sint Joosland het voormalige Arnemuiderzand geweest, waarvan later de Oud en de Nieuw Sint Jooslandpolder zijn bedijkt.
De geschiedschrijver J. Reigersberg maakt in zijn ‘Dye cronijcke van Zeelandt’ melding van Sint Joosland als hij verhaalt dat het in de winter van 1503/04 drie dagen zo streng vroor dat men op de 23e januari ‘ging over het ijs tot in Sint Joospolder ofte aan ‘t stelle over Arnemuyen’. Ook deelt hij mee dat in de strenge winter van 1543/44 menig mens met pijpen en trommelen van Arnemuiden over het ijs liep tot aan Sint Joosland, ‘dat men die Stelle heet’. In die tijd hield het Arnemuidse schuttersgilde van Sint Joris op het schor haar schietoefeningen.
Ook de landmeter en dijkgraaf Arend Jansz. Boom maakt bij zijn opmetingen in 1546 melding van ‘die grote plaete ende schorre, genaampt Sint Joosland, beginnende van ‘t oostende van Arnemuiden verbij Welzinge tot aan het casteel van Zandburg’. Door deze aanwas voorzag hij de verlanding van de vaart van Middelburg en Arnemuiden.
Het Slaak
In 1557 werd het vaarwater van Arnemuiden tot Rammekens, het Jonker Frans Gat en het Slaak, op diepte geïnspecteerd. De uitkomst was ongunstig wat aanleiding gaf voor nader onderzoek en overleg tussen Middelburg en Arnemuiden.
In de jaren daarop volgend nam de verzanding echter toe.
Het Slaak is de laatste bevaarbare en natuurlijke vaarweg naar open water geweest. In de jaren ervoor was noordelijk van het Slaak het Spanjaards Gat en de Lemmer al niet meer bevaarbaar.
Aan het Slaak werd in 1593, op het punt bij het Jonker Frans Gat, een hoofd gelegd. Hiervoor werden stenen van de toren van het voormalige dorp Nieuwerkerke gebruikt. Men hoopte dat de diepte voor het Slaak hierdoor zou toenemen. Het had echter niet het gewenste effect.
De diepte in het Jonker Frans Gat had zich verplaatst van de Walcherse zijde naar de Zuid-Bevelandse zijde.
In 1600 was Arnemuiden voor grote schepen niet meer bereikbaar. De Lemmer tussen Sint Joosland en de Stinckaart, met het Beslikte Gat tussen de Stinckaert en de Wolsack, en de Slaak waren voor geen grote schepen meer bevaarbaar. In 1604 vond men in het Jonker Frans Gat bij het hoofd aan het Slaak een geschikte ligplaats voor schepen, die men de naam Florisbaai gaf.
In 1605 werd door het stadsbestuur van Arnemuiden over de schorren en slikken een voetpad daarheen aangelegd. Maar deze ligplaats heeft nooit het verwachte resultaat gehad.
Bij een inspectie van het Slaak in 1616 kon men met een roeiboot bij laag water Arnemuiden niet meer bereiken, omdat dichtbij Arnemuiden het Slaak droog viel.
Hoe de situatie nu is.
Het Slaak liep voor Arnemuiden tot in het Oude Gat en bij het viaduct liep het in zuidoostelijke richting langs het voormalige café Halfweg met een bocht naar het oosten achter de boerderij Sloeveer tot midden in de Sloepolder.
In het bouwland is de loop van het Slaak op bepaalde gedeelten nog goed te zien en tegen de dijk bij de Rapenburgpolder en de Suzannapolder ligt nog een laag weilandje.
Voor de aanleg van de A58 was er een dijk langs het Oude Gat die men het Slekkediekje noemde. Deze benaming zal zeker afkomstig zijn van de Slaecke. Het Oude Gat vanaf het viaduct richting de spoorlijn en aan de andere kant het Zoute Gat zijn overblijfselen van de Lemmer.
Het kanaal door de Lemmerplaat
Van belang voor Arnemuiden was om een verbinding met open water te behouden. Middelburg verwachtte van het te graven kanaal door de Lemmerplaat doorstroming van het vaarwater naar Rammekens, zodat dit vaarwater op diepte bleef.
In 1616 is het kanaal langs het schor ‘Ten Halven Cryte’ door de Lemmerplaat gegraven. Het werk omvatte het op diepte brengen van de Lemmer, te beginnen bij het punt waar het Slaak bij Arnemuiden naar het zuidoosten liep. Op de plaats waar de Lemmer naar het oosten afboog werd rechtdoor een geul gegraven naar het Veerse Gat.
Het geld hiervoor kwam uit subsidies van de Staten van Zeeland en grote bijdragen van de stad Middelburg. Arnemuiden had al te kennen gegeven niets te kunnen bijdragen aan dit project.
Al in 1617 moest men het kanaal op diepte houden met behulp van een diepschip, een soort baggermolen.
In 1618 werd het schor ‘Ten Halven Cryte’ ingepolderd en ontstond de Oranjepolder. De dijkputten die toen ontstonden werden in 1620 gebruikt als houwer om het kanaal te schuren. Tevens werd in 1620 tegen de zeewerende dijk van de Oranjepolder (de zogenaamde ‘Kâleversdiek’) dichtbij Arnemuiden een houwer gemaakt.
De opslibbing bleef echter toenemen. In 1631 werd vanaf de bedijkte Sint Joosland polder een dam gelegd door het Slaak tot op de plaat Dantsich om het water richting kanaal te leiden. Deze dam bestond slechts enkele jaren (1643 tot 1647). De dam werd in 1647 verplaatst naar een hoek van de Middelburgse polder, dichter bij het kanaal. Deze dam zou later deel uitmaken van de zeewerende dijk van de Nieuwerkerke polder.
Hoe de situatie nu is
Het begin van het kanaal lag bij het viaduct in het Oude Gat. Het liep via het Zoute Gat en kwam vervolgens tussen de boerderij ‘de Kruitmolen’ en het restaurant ‘Oranjeplaat’ 900 meter verder in het Veerse Gat uit.
Nu nog herkenbaar zijn het Oude Gat en bij de Steigerweg het Zoute Gat.
Het kanaal door de Lemmerplaat was niet ingesloten door dijken. Later toen er ingepolderd werd kwamen er dijken langs te liggen.
De in 1647 gelegde dam is de Noorddijk. Een gedeelte van deze dijk bestaat nog steeds en ligt, komend uit Arnemuiden, net over het viaduct aan de linkerkant.
Onderschrift onder plattegrond:

Op deze kaart is de Sint Jooslandpolder ( bedijkt in 1631) volledig ingetekend.
Alle andere polders, die later zijn ontstaan, zijn met dunne lijnen aangegeven en de namen bijgeschreven.
Het in het jaar 1616 gegraven kanaal door de Lemmer is ook ingetekend.
3e aflevering
Een bezoek aan Arnemuiden in 1714
Precies 300 jaar geleden, In 1714, maakt een gezelschap van zes personen met een speelwagen een tocht door Walcheren. Tijdens deze rijtocht brengen ze ook een bezoek aan Arnemuiden. De gastheer van het gezelschap is Herman van de Putte, burgemeester van Middelburg en wonend op de buitenplaats De Griffioen. Een van zijn gasten is ds. Mattheus Gargon, predikant vanaf 1707 te Vlissingen. Hun ervaringen tijdens de rijtocht beschrijft ds. M. Gargon in de ‘Walcherse Arcadia’. Uit dit boek volgen hierna enkele aardige passages over de verlanding van de rede van Arnemuiden.
Ze komen aan ‘in ’t Dorp van ’t Nieuwland, dat met schoone boomen omcingeld, een grooten Lusthof in groene mantelingen vertoonde’.
‘Wie zoude geloven, dat hier, daar wy nu wandelen en die cierlijke kerk, schoone huizen en boomen staan, en daar men nu ploegt en zaait en jaagt, voor eenige jaaren de zwaarste Schepen ten anker lagen, en de diepste ree van Zeeland was? De visschen zwommen toen, daar nu haas, patrijs en ander wild legert. Dit eiland is een Ambachtsheerlijkheid, op verscheidene tijden bedijkt en van vier polders tot een Eiland gemaakt: maar deze landwinning is genoegzaam ’t verlies van Arnemuidens Scheepvaart. Wonderlijk land, dat uit de baaren voort komt! Ziet, hoe alles hier toelacht en de vruchtrijke velden beladen staan, alsof zij niet gedogen wilden dat men ’t verlies der Scheepvaart beklage. Deze Heerlijkheid is wel 2400 gemeten groot en bij de Heeren van Middelburg bedijkt, die ook de bedijkte polders met de Ambachtsgevolgen verkocht hebben en verheven op de weduwe van den heer Elfsdijk en thans is daarvan Ambachtsheer de jonge Heer van Westkappel, een van de machtigste Heeren van gansch Zeeland. Hier en daar staat een schoon huis en hof met vruchtrijke boomgaarden en vermaaklijke wandelpaden, die ’t Eiland tot ene gedurige Lusthof maken; en zo veel genoegen als voordeel aanbrengen’.
De Walcherse Arcadia over de verlanding
Als het gezelschap uit de speelwagen stapt en langs de zoutketen over de dijk naar Arnemuiden wandelt, vertelt burgemeester Van de Putte over de verlanding van de rede van Arnemuiden. Ds. Gargon geeft dit weer in bloemrijke taal.
‘Onder diergelijke redewisselingen waren zy den dijk langs, en tot aan Arnemuiden gewandeld. Daar is de Stad, die voorheen de geheele weereld door vermaard en van allerhande volkeren bevaren was, en nu maar eene schaduwe van haare voorgaande heerlijkheid is. Hier plachten gansche Vlooten van alle gewesten in en uit te lopen, en meer vreemde Kooplieden, Herbergen, varend Volk te zijn dan te Middelburg zelf, schoon het maar een open vlek of dorp was, maar zeer wel gelegen, en met eene veilige diepe ree voorzie, die nu verzand is, en het grootste deel van het Nieuwland uitmaakt…..
Maar de Zee, die oud-Arnemuiden had verslonden, wierp in vervolg van tijd zo veel zands in en voor de haven, door ’t wegschuuren van zekere plaat voor Rammekens, Natgat geheten, dat de diepte verliep en in land veranderde. Zo heeft Arnemuiden altijd met de golven moeten worstelen, en daar het eerst door grondbraakselen was in Zee verzonken, wierd het door ’t verlopen der Zee en opkomen van nieuw land weer verwoest. Weinig hielp het, dat Prins Willem de Eerste, tot vergelding hunner trouw, de plaats met Wallen, Bolwerken en Burgerrechten begiftigde: de voordelen, die zij van dien roemruchtige Vorst verkregen, konden de verbolgenheid van Hemel en Zee niet stuiten, en hoe veel arbeid en kont men van tijd tot tijd besteed hebben om diepte te krijgen; alles is vergeefs geweest, en nauwelijks die enge ondiepe kil bekwaam om kleine schepen te dragen. Wie zoude geloven, dat hier van de eerste Oostindische Schepen gemaakt zijn? Dat ‘er twee, drie reeken van groote Koopvaarders, wel van 200 en 300 lasten, gemeerd lagen?’
Een treurdicht op de verlanding van de rede.
Gargon besluit zijn reisverslag over het bezoek aan Arnemuiden met het volgende gedicht.
Verwonderlijk land.
Daar diepte verzandt.
En scheeprijke stroomen,
met bloemen en boomen,
staan vrolijk geplant.
En d’aard verslonden,
van stortbraak van gronden,
laat huizen noch strand.
Door golven en wind,
zyt gij steeds bestreden.
Maar ’t water geeft steden,
als ’t dorpen verslindt.
Vergunt uw vaart.
Gy wint weder aard.
En mist gy de kielen,
de ploeg met zijn wielen
weer overvloed baart.
O Land dat zo strijdt,
wie kan u vernielen?
Gy wint, als gy lijdt.
De inpolderingen van de rede van Arnemuiden
Oranjepolder
De Oranjepolder werd in 1618 als eerste polder in dit gebied bedijkt. Het was een bedijking van het zogenaamde gors van Arnemuiden, een uitgestrekt schorrengebied, genoemd ‘Ten Halven Cryte’. Volgens de kroniekschrijver J. Reygersberch was al halverwege de 16e eeuw ‘tusschen den Oostdijck en der stede van der Veere soo grooten schor ende landt aanghegroeijt ende daghelijcks nog meer aangroeijende, soo dattet te vermoeden is noch soo grootte worden dattet hemselven strecken sal tot aen die Aremuyensche poort der stede van der Veere’. Eigenaar van deze polder was Prins Maurits als markies van Veere. De polder kreeg de naam ‘Oranjepolder’ en is dus 385 jaar oud.
Sint Jooslandpolder
De Sint Jooslandpolder (circa 266 ha) werd in 1631 bedijkt. Het was een inpoldering van het vroegere Arnemuiderzand. Hierdoor werd de Maaijcken Coys kreek van open water afgesneden. In het zuidwestelijke gedeelte van deze polder ontstond het dorpje Sint Joosland (het Oude Dorp). De eigenaren van deze polder waren de ambachtsheren van 's-Heer Arendskerke.
Middelburgse polder
De Middelburgse polder werd in 1644 bedijkt. Het grootste deel van deze polder bestaat uit de schorren de Stinckaart en de Wolsack. Het Beslickte Gat, het Holle Gat en de Crancktije kwamen binnen deze polder te liggen. Het Holle Gat en de Crancktije zijn restanten van de Lemmer. Ze zijn nu nog te vinden in het landschap en lopen evenwijdig aan de Boomdijk. Wel zijn de bochten van beide kreken rechtgetrokken door het graven van een brede sloot. In het westen van deze polder ligt het dorp Nieuwland.
Het grootste gedeelte van deze polder was eigendom van de stad Middelburg en een kleiner gedeelte van de ambachtsheren van 's-Heer Arendskerke.
De grens was het eerder genoemde Holle Gat en de Crancktije.
Nieuwerkerke polder
In 1661 werd het schorrengebied ten oosten van Arnemuiden ingedijkt en werd de Nieuwerkerke polder genoemd. Het was een bedijking van de zandplaat Dantsich en de zogenaamde Lemmer- of Canariënplaat.
Het Slaak en het Spanjaards Gat kwamen binnen deze polder te liggen.
Over dit gebied vermeldt F.P. Polderdijk verklaringen van oude inwoners in 1631 ‘dat zij van hunne jonge jaren af hebben gezien en goede memorie hebben, dat de Sloe of kreek, lopende nevens Sint Joosland, uitvallende over Welsinge en strekkende tot op de plate liggende in het Slaak, die Dantzich wiert genaamd, zo diep en groot was dat verscheidene schepen daardoor voeren naar de Lemmer’.
Deze polder is verscheidene keren overstroomd. In 1682 brak de dijk door langs het kanaal door de Lemmer. In 1705 was er een veel ernstiger doorbraak in het noordelijke gedeelte, waardoor ongeveer een derde van de polder verloren ging. Er werd over een grote lengte een inlaagdijk gelegd.
Waar de dijk van het Slaak (het zogenaamde Slekkediekje) en de Noorddijk samen komen en tevens de plaats waar voorheen het Spanjaards Gat uit kwam op de Lemmer, sprong in 1807 een afwateringsluis. Daarbij ontstond een diepe geul in de polder. Deze geul stond in Arnemuiden bekend als de Borne Pit.
Deze naam is afkomstig van de landbouwer (en later wethouder van Arnemuiden) G. Born, die daar het land bebouwde. De eigenaren van deze gronden waren de ambachtsheren van ‘s-Heer Arendskerke, de ambachtsheren van Nieuwerkerke en de stad Middelburg.
Toelichting
In de loop der eeuwen is de loop van vaarwaters en kreken veranderd. Het was dus moeilijk te bepalen wie recht had op bepaalde gronden. Gevolg hiervan waren dure rechtszaken tussen de genoemde eigenaren. De Oranjepolder maakte hierop een uitzondering.
Tegen de Boomdijk ligt een stuk bouwland wat nog steeds bekend staat als ‘de goudmijn’. Op de plattegrondkaart is het benoemd als ‘Eilandje in questie’. Goud is daar niet gevonden, maar de processen die daarover zijn gevoerd, hebben zeer veel geld (‘goud’) gekost!
In de Nieuwerkerke polder lagen de gronden van de ambachtsheren van Nieuwerkerke tot aan het Slaak. De loop van het Slaak werd de grens tussen de gemeenten Arnemuiden en Nieuw- en Sint Joosland. Het voormalige café Halfweg lag aan de Nieuwlandse zijde.
Opmerkelijk is de naam van de zandplaat Dantsich of Danswijck. Dit was een havenstad in een van de Oostzeelanden en is het tegenwoordige Gdansk in Polen.
De opslibbing is niet te stoppen
De opslibbing van de gronden langs het vaarwater was niet te stoppen. Vanaf de toegang van de haven van Middelburg (nabij Nieuwland), langs Arnemuiden, aar het Veerse Gat werden langs het vaarwater de hierna vermelde polders ingedijkt.
Waaijenburgpolder en Johannapolder
De Waaijenburgpolder werd bedijkt in 1668 en de Johannapolder in 1770.
De zeewerende dijken waren het Slekkediekje en de dijk aan de overzijde van het kanaal, waar nu de woonarken in het kanaal liggen. Deze dijk sloot aan op de dijk van de Waaijenburgpolder.
Voorheen lag op ongeveer dezelfde plaats als de zeewerende dijk een trekdijk.
Het land tussen de Middelburgse polder en de trekdijk werd gebruikt als houwer.
Zaagmolenpolder en het Lange Rak
Voor deze twee polders is geen octrooi voor inpoldering aangevraagd. Tussen 1820 en 1850 werd een kade (dijkje) aangelegd.
De Zaagmolenpolder ligt tegen de Waaijenburgpolder aan. Aan de andere kant van het vaarwater stonden de zaagmolens bij Nieuwland.
De dijk tussen beide polders is nu afgegraven. De dijk van het Lange Rak loopt vanaf de Zaagmolenpolder en sluit aan op de dijk van de Johannapolder, recht tegenover de scheepswerf van Meerman.
Molenpolder
De Molenpolder is bedijkt in 1661. Het Tuindorp ligt in deze polder. Tegen de dijk van deze polder, bij de molen, lag ‘de Nauwer’ (de houwer), waar de mensen uit Arnemuiden water haalden.
Christiaanpolder
Dit poldertje ligt tussen de Zuidwal en het Schorretje.
Dokpolder
De Dokpolder is bedijkt in 1660. Dit poldertje is het voormalige, in 1590 gegraven dok (of haven) en lag naast het Schutterhof. Deze polder is geheel bebouwd en op een restant van de dijk van dit poldertje staat de oude, welbekende kandelaarsboom. Net over de spoorlijn, aan de rechterkant waar enkele woonwagens staan, is ook nog een gedeelte van de Dokpolder.
Houwerpolder
Deze is in 1620 gemaakt als houwer en is al genoemd in het 2e artikel (zie Arneklanken september 2014 op pagina 20) onder de paragraaf ‘Het kanaal door de Lemmerplaat’. Deze polder lag aan beide zijden van de spoorlijn.
De dijken van deze polder zijn bij het bouwrijp maken van het woongebied ‘Het Poldertje’ begin jaren zestig van de vorige eeuw afgegraven en aan de kant van de Steigerweg enige jaren later.
Clazinapolder
De Clazinapolder (8 ha) is bedijkt in 1792. Deze polder lag, evenals de Houwerpolder, aan beide zijden van de spoorlijn. Ook de dijken van deze polder zijn grotendeels afgegraven om dezelfde reden als genoemd bij de Houwerpolder.
De oude begraafplaats ligt op een stuk afgevlakte dijk van deze polder.
Aan de Steigerweg, langs het Zoute Gat, ligt de Steigerdiek. Dat is een restant van de dijk van de Clazinapolder. Met de grond van de dijken van de Houwerpolder en de Clazinapolder is het terrein achter het Schuttershof (dus waar vroeger de Dokpolder lag) opgehoogd.
Wilhelminapolder
De Wilhelminapolder (16 ha) is bedijkt in 1792 en is het terrein waar de dijkputten lagen, die vanaf 1620 gebruikt werden als houwer. De dijk liep evenwijdig aan de zogenaamde ‘Kâleversdiek’. Vanaf het Zoute Gat tot aan de boerderij ‘de Kruitmolen’ is deze dijk volledig afgegraven.
Suzannapolder
De Suzannapolder (84 ha schorren) werd bedijkt in 1766. Het overstroomde gedeelte van de Nieuwerkerke polder (1705) en de schorren ten noorden van de inlaagdijk werden bedijkt. Vanaf het Zoute Gat richting Oranjeplaat ligt van deze polder nog een stuk dijk. Ook behoorden de dijk vanaf het restaurant Oranjeplaat (met in de voet van de dijk een bunkertje en aan de overzijde van de spoorlijn de monumenten bovenop de dijk) tot aan de boerderij Sloeveer tot de zeewerende dijk van de Suzannapolder.
Nieuwe Oranjepolder
De zogenaamde Nieuwe Oranjepolder heeft slechts veertien jaar bestaan, van 1661 tot en met 1675. Ze lag ten noorden van de bestaande Oranjepolder.
Doordat de stroom in het Veerse Gat zich verlegde naar de kust, brak de dijk in 1675 door en was deze polder voorgoed verloren.
Elizabethpolder
De Elizabethpolder (8 ha) is bedijkt in 1891. Ze lag niet langs een vaarwater, maar was een deel van het voormalige vaarwater. De dijk tussen de Wilhelminapolder en de Elizabethpolder is geheel afgegraven.
Inpolderingen naar de zijde van Fort Rammekens
Vanaf de toegang van de haven van Middelburg (nabij Nieuwland) langs het vaarwater richting Fort Rammekens, Westerschelde en Sloe, werden de volgende polders bedijkt.
Molenpolder
De Molenpolder werd bedijkt in 1671. Recht tegenover Sint Joosland, tussen de Molenpolder en de Nieuw Sint Jooslandpolder, ligt een dijkje. Dit is ter plaatse bekend als ‘het kaaidiekje’.
Nieuw Sint Jooslandpolder
De Nieuw Sint Jooslandpolder is bedijkt in 1671. In 1777 werd aan het zuidwest einde van deze polder een stuk schor ingedijkt. Het grootste deel van de Nieuw Sint Jooslandpolder is nu industriegebied. De weg van Middelburg naar de tunnel loopt door deze polder. Een klein gedeelte is nog landbouwgrond.
Rapenburgpolder
De Rapenburgpolder is bedijkt in 1671. De weg op de dijk tussen de Rapenburgpolder en de Nieuw Sint Jooslandpolder is nu de weg naar de Quarlespolder (Sloepolder).
Bijleveldpolder
De Bijleveldpolder is bedijkt in 1857. Deze polder is in zijn geheel industriegebied. Slechts een stuk dijk van een tiental meters is nog aanwezig.
In de nacht van 3 op 4 november 1944 bereikten Schotse eenheden, die vertrokken waren van het haventje van Nieuwdorp, de zeedijk van deze polder.
Het monument dat in 1948 op de dijk van de Bijleveldpolder werd geplaatst staat sinds 1984 op de Sloedam.
Polders in het voormalige vaarwater.
Mortierepolder
De Mortierepolder is bedijkt in 1846. In deze polder werd in 1875 een steenfabriek opgericht.
Schorerpolder
De Schorerpolder is bedijkt in 1860. Door deze polder loopt de weg van Oost-Souburg naar het industriegebied en de weg van Middelburg naar de tunnel.
Tevens staat in deze polder, tegen de oude Walcherse zeedijk, de anti tankmuur.
4e aflevering
Het vaarwater
Sinds 1616 was het gegraven kanaal door de Lemmerplaat de verbinding tussen Arnemuiden en het Veerse Gat. Vanaf Arnemuiden liep het vaarwater verder naar Fort Rammekens.
Door opslibbing werden in de loop van de eeuwen steeds meer polders bedijkt l;langs het vaarwater. Een voortdurende zorg was het op diepte houden van het vaarwater. Dit bracht aanzienlijk veel kosten met zich mee.
In 1817 kreeg Middelburg een verbinding naar het Veerse Gat (bij Wulpenburg) door een nieuw gegraven kanaal. De oude Middelburgse haven (gegraven in 1535), die van Nieuwland naar Middelburg liep, werd in 1817 nabij Nieuwland afgesloten met een dijk.
In 1818 werd vanaf Nieuwland een dam gelegd naar het Oosthavenhoofd (de dijk van de oude Middelburgse haven). Deze dam kreeg de naam Veerdam (A).Door de aanleg van deze dam door het vaarwater was het niet meer mogelijk van Arnemuiden naar Fort Rammekens te varen.
Het voormalige vaarwater van de Veerdam tot Fort Rammekens slibde verder op en werd bedijkt. In 1846 ontstond daardoor de Mortierepolder en in 1860 de Schorerpolder.
Het overgebleven vaarwater was belangrijk voor de vissers van Arnemuiden, maar ook voor de zaagmolens (B), die nu aan het eind van het vaarwater lagen.
Omstreeks 1630 werd voor het eerst melding gemaakt van een zaagmolen, later zouden er meerdere worden gebouwd. Deze bedrijvigheid zou duren tot begin 1900.
Het sas in het vaarwater
In 1818 werd een sas (een keersluis) gebouwd om het water op een hoog peil te houden voor de aanvoer van hout voor de zaagmolens per schip en voor de vissers van Arnemuiden voor hun visbeunen. Het water achter het sas werd tevens gebruikt voor het schuren van het vaarwater voor Arnemuiden richting de kruitmolen. Voor de afwatering van de polders rond Nieuwland moest het water een lager peil hebben. Dit gaf nogal eens aanleiding tot onenigheid tussen de belanghebbenden.
Het sas (D) heeft gelegen aan het einde van de dijk die van de molen naar het vaarwater liep. Het was dus de dijk tussen de Molenpolder en de welbekend ‘nauwer’ (de p[las achter de molen). Het sas had twee sluisdeuren. In de muur van het sas werd een gedenksteen gemetseld met het volgende opschrift:
18 6/9 18
is hier de eerste gelegd
door
Jonkheer J.H. Schorer,
President der Commissie tot de havenwerken
van Middelburg,
tot dezelve benoemd bij besluit des Konings
van den 8 Augustus 1815,
met de Heeren:
J. Snouck Hurgronje
C.G. Bijleveld
H.J. van Doorn
D.J. de Superville
en als plaatsvervangers der leden:
de Heeren:
J.A. Becius
J.J. Sprenger
benevens de Heer A. Schraver
wegens de Directie van den Waterstaat
bij gemelde Commissie gevoegd.
Kaart van F.P. Polderdijk
De op deze kaart vermelde letters en cijfers komen overeen met de in het artikel vermelde letters en cijfers.
- Veerdam
- Zaagmolens
- Monding van de Arne
- Sas
- Dam (1872)
- Dam (Spoorlijn) (1871)
- Dam (1872)
- Kruitmolen
- Afsluitdam (1891)
- Nieuwland
- Arnemuiden
- Slekkediekje
- Noorddijk
- De Driehoek
- Gemeentegrens
Het sas werd in 1872 afgebroken. Het was overbodig geworden door de zeer grote veranderingen in het vaarwater.
Arnemuiden afgesloten van open verbinding met de zee
De eerste dam (F) werd in 1871 gemaakt voor de aanleg van de spoorlijn. Dit is de dam tussen het Oude Gat en het Zoute Gat. Deze dam is vanzelfsprekend nog steeds aanwezig.
De tweede dam (E, 1872) bestond uit een dijk vanaf de Langstraat/het Schuttershof door de Clasinapolder, dan de dam door het vaarwater en vervolgens een dijk door de Johannapolder. Deze sloot aan op de dijk van de Middelburgse polder (bij de Driehoek 5).
Het eerste gedeelte is nu de Nieuwlandseweg. De meest westelijke dijk van de Clazinapolder is nu de Walstraat. Tussen de Walstraat en de Nieuwlandseweg (bij de Zuidwal) is nog steeds een hoogteverschil te zien waaruit blijkt dat de Nieuwlandseweg een dijk is.
De dam zelf liep van de dijk van de Clazinapolder naar de dijk (het zogenaamde Slekkediekje 3) van de Johannapolder.
Door de aanleg van de A 58 is nog slechts een gedeelte van de dam te zien. Aan de ene kant ligt het Arnekanaal en aan de andere kant het Oude Gat. Het laatste stuk dijk, met aan de rechterzijde de bekende ‘sigarenleiding’, is niet meer terug te vinden.
De weg op de dijk en de dam sloot bij de Driehoek aan op de Rijksweg (de Langeweg). Door de aanleg van deze werken werd het veer op Arnemuiden opgeheven.
De derde dam (G, 1872) lag in het verlengde van de dijk tussen de Nieuwerkerke polder en de Suzannapolder aan het einde van het Zoute Gat. Het is deze dam waar de vissers van Arnemuiden hun vis konden aanlanden na 1872. Deze dam is afgegraven en op deze plaats is nu een onverharde weg.
Deze ‘haven’ van Arnemuiden heeft slechts 19 jaar bestaan. In 1891 werd in de nabijheid van de kruitmolen (H) een dam (I) gelegd. Hiermee werd het laatste stuk vaarwater bedijkt. Dit kreeg de naam Elizabethpolder.
Het kanaal
In 1872 was het noordelijke deel van het kanaal door Walcheren gereed en een jaar later het zuidelijke gedeelte. Er werd een kanaal gegraven van Vlissingen naar Middelburg dat aansloot op het bestaande kanaal van Middelburg naar het Veerse Gat. Het bestaande kanaal werd verbreed en iets noordelijk van Kleverskerke omgelegd richting Veere. Het kanaal werd voorzien van schutsluizen.
Nog steeds is de oude ligging van het kanaal (de oude haven van Middelburg) bij Kleverskerke in het landschap te vinden (twee dijken evenwijdig aan elkaar met ertussen landbouwgrond).
In 1873 kreeg Arnemuiden een verbinding met het kanaal door Walcheren. Dit gebeurde nadat de dammen in de monding van de Arne waren verwijderd en de Arne deels werd gekanaliseerd.
Van de monding tot ongeveer bij de spoorbrug loopt het Arnekanaal grotendeels door de oude bedding van de Arne. Vanaf de spoorbrug werd een kanaal gegraven naar het kanaal door Walcheren. Dit laatste stuk is later aanzienlijk verbreed ten behoeve van de daar gevestigde bedrijven.
Sinds de aanleg van de nieuwe haven van Nieuwland naar Middelburg in 1535 tot aan de afsluiting daarvan door een dam in 1873 is de Arne dus voor de scheepvaart 338 jaren gesloten geweest.
Bronnen
Adriaanse, J. De Kroniek van Arnemuiden 1870 t/m 1948.
Kesteloo, H.M. Geschiedenis en Plaatsbeschrijving van Arnemuiden.
Polderdijk, F.P. Het eiland Sint-Joosland. In Archief 1931 van het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen
Polderdijk, F.P. Diverse kaarten
Walraven, A. en Polderdijk, F.P. Geschiedenis en Plaatsbeschrijving van de gemeente Nieuw- en Sint Joosland.