In 1927 telt de gemeente 2251 inwoners. Geboren worden 55 kinderen; er overlijden 21 inwoners, waarvan 5 kinderen in hun eerste levensjaar.
Uit de nieuwjaarsrede van burgemeester Horninge kan een beeld worden gevormd van de belangrijkste gebeurtenissen gedurende het jaar 1926. Opnieuw nam het inwonertal toe met 24 zielen. De vissersvloot telde 39 hoogaarzen en 3 botters. Als belangrijkste besluiten worden genoemd: de uitgifte in erfpacht van gemeentegrond in de Christiaanpolder en de Molenpolder en de riolering en bestrating ter plaatse en het gereedkomen van 24 nieuwe woningen. Ook wordt de invoering van het ambtsgebed gememoreerd. Er vond één ongeval aan boord van een vissersvaartuig plaats met dodelijke afloop. Verder bleef de gemeente gespaard voor rampen. De algemene toestand van de landbouw en de visserij waren niet ongunstig.
Raadslid Benjamin Franse, reagerend op de nieuwjaarstoespraak van de burgemeester, merkt op ‘dat de geweldige groei van de gemeente de welvaart weerspiegelt die er thans in de gemeente heerst’. Hij doet de suggestie om in het kader van de werkloosheidszorg vismanden, die elk jaar bij honderden nodig zijn, te gaan maken.
Na afloop van de zittingsperiode 1923-1927 van de gemeenteraad keert wethouder Van Waarde (van beroep smid en vorig jaar gekozen tot ouderling in de Hervormde Kerk) niet meer terug. In augustus wordt afscheid van hem genomen. De burgemeester, Van Waarde toesprekend, merkt op: ‘Ik kan u niet zeggen hoe het mij spijt, dat gij na deze vergadering geen zitting meer zult hebben, noch in de vergadering der Raad noch in die van het college van burgemeester en wethouders. Alles wat u voor de gemeente hebt gedaan, kan ik niet opnoemen, dat zou te veel tijd vergen. Maar allen, die u van dichterbij kennen, weten het wel wat u die afgelopen 4 jaar gepresteerd hebt’.
Van Waarde dankt de voorzitter voor ‘de genoten vriendschap’ en wethouder Puijpe ‘voor de broederlijke omgang’. Verder merkt hij op: ‘Wat de overige heren betreft, hoop ik dat zij voortaan wat meer verzoenlijker en tegemoetkomender mogen zijn in de volgende zittingsjaren als dat zij tegenover mij zijn geweest, opdat het tot meer heil en zegen moge zijn’.
Als nieuw lid van de gemeenteraad treedt aan C. van de Ketterij. Tot 1e wethouder wordt gekozen B. Franse; tot 2e wethouder J. Janse. De voormalige wethouder Puijpe wordt daardoor gepasseerd. In de achterliggende jaren stonden bijna alle raadsvergaderingen in het teken van de vete tussen het raadslid Franse en de toenmalige wethouder Puijpe. Franse gaf in deze jaren voortdurend blijk dat hij het moeilijk kon verkroppen in 1923 gepasseerd te zijn als wethouder. Zijn optreden komt in deze jaren nogal eens eerzuchtig en dominant over.
Dit jaar wordt het hoofd van de openbare school J.J. van Doezelaar gehuldigd in verband met zijn 25-jarig ambtsjubileum als bovenmeester. Van Doezelaar zorgde al die jaren voor een stabiel rustpunt in het Arnemuidse schoolleven. In grote tegenstelling tot de rumoerige jaren aan het einde van de 19e eeuw met de zeer vele wisselingen van onderwijskrachten leidde hij met vaste hand de school en zorgde voor rust onder het onderwijzend personeel. In juni vertrekt de onderwijzeres juffrouw M. van der Harst.
De werkloosheid vormt ook dit jaar een grote zorg. Het gemeentebestuur doet er alles aan om de werklozen via werkverschaffingsmaatregelen aan het werk te houden. Zo wordt in januari met de werklozen afgesproken, dat zij de 55 olmenbomen in het vesteweidje zullen rooien en klieven en van de takken mutsaards maken. Ook zal de watergang vanaf de Singel naar de Kleverskerkseweg uitgebaggerd en de riolen schoongemaakt worden. Verder zullen de grintwegen in de gemeente weer onder profiel worden gebracht.
Later blijkt dat een aantal werklozen weigert sommige werkverschaffingswerken uit te voeren. Vermoedelijk geldt het hier met name werkloze vissers, die aan de wal niet willen werken. Naar aanleiding van kritische opmerkingen vanuit de gemeenteraad aan het adres van het college merkt de burgemeester op dat de raadsleden hierover zeker wel anders zouden oordelen als ze de morgen na de besteding bij het werk waren geweest. De werklozen waren ook niet genegen om stenen te kloppen. De beide wethouders werden kwalijk bejegend. De discussie over de aanpak van de werkverschaffing ontaardt helaas in allerlei persoonlijke verwijten tussen raadslid Franse en de wethouders Puijpe en Van Waarde. Halverwege het jaar wordt ook de watergang aan de Singel via de werkverschaffing gedolven. Bij de Minister van Arbeid worden pogingen ondernomen steun te verkrijgen voor het mandenmaken in het kader van de werkloosheidsbestrijding. Dit om in de behoefte van de vissersvloot te voorzien. Helaas gaat de Minister hier niet op in.
Aan de smid Frans Bliek (tevens lijkdienaar en gemeente-omroeper) wordt een perceel gemeentegrond ‘gelegen ten westen van de dijk tussen de Christiaanpolder en de Clasinapolder’ in erfpacht gegeven. Op deze plaats hebben later zijn zoon Hugo Bliek en daarna diens zoons tot in de zeventiger jaren hun bedrijf gehad. Hugo Bliek volgde later zijn vader ook op als lijkdienaar en gemeenteomroeper.

In april worden de definitieve plannen kenbaar gemaakt om Walcheren en ook Arnemuiden van electriciteit te voorzien. De twee gemeentewoningen aan de Lionstraat, die tot nu toe dienden voor de huisvesting van armen, worden verkocht. Slager Frans Joosse krijgt toestemming om op het Schorretje een noodslachtplaats in te richten.
Raadslid Schuit verzoekt de pomp op de Markt, als dat noodzakelijk is, ten dienste van het publiek open te stellen. Geklaagd wordt over ’tentjes met sigaren’ op de Markt; deze zouden afbreuk doen aan de winkeliers.
De burgemeester ziet echter geen reden om hier tegen op te treden.
Ook dit jaar wordt er weer geklaagd over het gedrag van de jeugd. In de gemeenteraad wordt gevraagd of het de voorzitter bekend is dat op de straten en pleinen zo veelvuldig kaart wordt gespeeld en of dit geweerd kan worden. De voorzitter meldt dat hier weinig of niets tegen te doen is. De gemeenteraad besluit echter de Politieverordening op dit punt aan te scherpen, zodat door de politie hiertegen kan worden opgetreden.
Op voorstel van raadslid J.K. Crucq wordt besloten de onlangs geplante boompjes op de Markt te beschermen met latten en prikkeldraad om vernielingen door de jeugd tegen te gaan.

In januari bespreekt de kerkenraad van de Hervormde kerk ‘de verwildering in de gemeente’. Besloten wordt zo mogelijk in samenwerking met de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk een verzoek tot de gemeenteraad te richten om meer en scherper politietoezicht. De beide kerkenraden doen daarop gezamenlijk hun beklag bij de burgemeester over het slechte politietoezicht tijdens de kerkdiensten, omdat deze nogal eens verstoord worden.
Helaas vertrekt ds. Kruishoop na korte tijd naar Soest. Op 2 augustus neemt hij afscheid van de Hervormde Gemeente. Het beroepingswerk wordt zo spoedig mogelijk aangevangen. De kerkenraad besluit voortaan geen ’onbevoegden’ meer de gelegenheid te geven voor de gemeente voor te gaan. Aan de ringpredikanten wordt verzocht in de vacaturetijd geen gezangen te laten zingen. Beroepen worden uitgebracht op ds. C. van der Wal te Rijnsaterwoude en ds. E. van Asch te Daarle. Ds. Van Asch neemt het beroep in november aan.
De firma M.L. Polak vraagt in september om een perceel gemeentegrond in erfpacht te krijgen voor de uitbreiding van de lompen- en metalensorteerderij aan het Schorretje. Dit perceel grenst aan de bestaande lompensorteerderij. De gemeenteraad stemt hier graag mee in, want ‘de inrichting van Polak verschaft aan heel wat volk werk’. In december wordt de bouw van de bergplaats voor lompen aanbesteed en gegund aan aannemer Walraven te Middelburg. Menigeen vindt daar - volgens de aantekeningen van tijdgenoot Adriaan Joosse - z’n werk. Men moet zich niet generen welk handwerk men doet om z’n dagelijks brood te verdienen. De lorren komen per wagen of vrachtauto. Ze vertrekken per schip. In het voorjaar 1926 vertrokken ze per stoomboot, de Telegraaf, die voor het magazijn afgemeerd lag, naar elders. Na enige tijd echter worden de werkzaamheden gestaakt en staat de fabriek stil. Het gebouw wordt dan gebruikt als bergplaats.
Dit jaar moet de brandweer twee keer uitrukken: op 3 januari is er brand in een schuur aan het Schorretje en op 3 juni brandt de hofstee van P. de Nooijer aan de overzijde van het veer geheel af. Deze hofstee, genaamd ‘het Veertje’, ligt onder de gemeente Arnemuiden nabij de spoorbrug. De eigenaar was met een lantaarn bezig naar een bunzing te zoeken, toen plotseling brand ontstond.

Voor de visserij is 1927 over het algemeen ongunstig. De zeer koude zomer heeft een nadelige invloed op vrijwel alle visserijen. De winter kenmerkt zich door een aanhoudende vorstperiode, waardoor uitvaren niet mogelijk is. De schardijnvangst heeft nauwelijks betekenis; er wordt weinig gevangen en er is ook bijna geen vraag naar. Garnalen worden er, vooral in het najaar, buitengewoon weinig gevangen. Wel is de prijs beter dan in 1926. In de Westerschelde wordt soms de gehele dag gevist met soms slechts een vangst van 15 á 20 kg. Ook de zogenaamde buitenvissers vissen dit jaar binnengaats in de Westerschelde. Zo ziet men, wat nog nooit gebeurd is, de gehele Arnemuidse vissersvloot in het Nauw van Bath bezig met de garnalenvisserij. Wel wordt dit jaar buitengaats zeer veel schar gevangen en in Vlissingen aangevoerd. Deze wordt grotendeels verkocht naar Arnemuiden. Hiermee wordt een ongewone verdienste gemaakt.
Dit jaar komt een deel van de Breskense vissers in opstand. Men wil geen garnalen meer afleveren via de commissionairs. Getracht wordt nu voor eigen rekening de garnalen af te zetten. De uitkomst hiervan is echter niet gunstig, hoofdzakelijk door een verkeerde aanpak van de export.
De ARM 29 heeft in juli een buitenkansje. Er wordt in het Brouwershavense Gat een grote steur van 112 kg gevangen, die te Antwerpen ƒ 146 opbrengt.
Vermeldenswaardig is ook nog het volgende. In de koude wintermaanden, wanneer de garnalen over de banken verder de Noordzee optrekken, kunnen de vissers met hun open hoogaarzen ze niet volgen. Dan gebeurt het dat er ’s winters een vloot garnalenvissers naar Den Helder of Texel trekt. Zo trekt een aantal vissersschepen in het najaar ter visvangst naar Den Helder.
De Arnemuidse vissersvloot bestaat dit jaar uit 43 schuiten voor de garnalenvangst en 1 roeiboot voor de platvisvangst met in totaal 518 m3 en 173 bemanningsleden. Die van Vlissingen telt 30 schuiten, waarvan 21 voor de garnalenvisserij.
In 1927 komen de volgende mutaties in de vissersvloot voor. C. de Ridder doet zijn ARM 13 over aan de scheepswerf Meerman en neemt een hoogaars uit Breskens in gebruik. De ARM 15 van J.J. Jansen wordt gesloopt. De ARM 19 van de weduwe A. Meerman gaat naar Vlissingen. C. Grootjans neemt de ARM 53 van Daan van Belzen over als ARM 19. L. van de Ketterij neemt een Vlissinger over als ARM 33. De ARM 49 van Abr. Meerman gaat verder als ARM 12. Meerman neemt een Vlissingse schuit over als nieuwe ARM 49. Van Belzen neemt een nieuw vaartuig uit Tholen als ARM 53 in gebruik (De Twee Gebroeders).

In april ontvouwt burgemeester Horninge in de gemeenteraad een plan voor de stichting van een vishal op het Stationsplein. Het heeft zijn aandacht getrokken dat de verdeling van de vis steeds in de open lucht in weer en wind moet plaatsvinden. Dit is zijns inziens eigenlijk toch niet vol te houden. Hij heeft daarom een bespreking gevoerd met enkele vishandelaren over de mogelijkheid een overdekte visverkoopplaats (een hal met betonnen vloer) op te richten. Dit idee vond algemene instemming. Volgens een raming zouden bij een heffing van 5 cent per mand de stichtingskosten gedekt kunnen worden. Gedacht wordt aan een hal van 14 x 4½ meter op het terreintje tussen de loods bij het station en de gedempte sloot naast de dokterswoning. De gemeenteraad stemt van harte met het plan van de burgemeester in. De gemeentebouwmeester Neugebauer krijgt opdracht een eenvoudige vishal aan het Stationsplein te ontwerpen.