Ook 1917 staat in het teken van de Eerste Wereldoorlog.
In zijn nieuwjaarstoespraak tijdens de eerste raadsvergadering dit jaar merkt burgemeester Lantsheer op: ‘Wederom ligt een oorlogsjaar achter ons, een jaar dat ook in de geschiedenis van alle gemeentebesturen als een jaar vol zorgen zal blijven vermeld’.
Als belangrijkste besluiten tijdens het afgelopen jaar noemt hij: de vaststelling van een melkverordening, de instelling van een hulptelegraaf- en telefoonkantoor en het aanstellen van een vaste gemeentewerkman.
Het aantal inwoners nam toe van 2187 (per 1.1.1916) tot 2207 (per 1.1.1917). Er werden 60 kinderen geboren, terwijl 29 inwoners overleden. 9 huwelijken werden voltrokken.

Wethouder J. Wisse neemt dit jaar afscheid van de gemeenteraad. 22 jaar was hij raadslid, waarvan de laatste jaren wethouder. In zijn plaats treedt als wethouder aan B. Franse. Als nieuw raadslid wordt gekozen dokter Van der Bijl. Over zijn toelating tot de gemeenteraad rijzen nogal wat bedenkingen bij de andere raadsleden. Men vindt het onjuist dat een gemeenteambtenaar (dokter Van der Bijl is tevens gemeentearts, belast met de doodschouw en de armenpraktijk) raadslid wordt. Raadslid (en oud-burgemeester) Salomon van Eenennaam merkt op: 'J.K. Crucq mocht toen hij raadslid was ook geen spijker voor de gemeente slaan'. Burgemeester Lantsheer weet uiteindelijk de bezwaren van de gemeenteraad weg te nemen. Hij zet uiteen wat dokter Van der Bijl tegenwoordig voor de gemeente doet en zegt dat ‘in deze angstige tijden zulke goede werkkrachten dienen te worden gewaardeerd’.

Dit jaar wordt uitvoerig beraadslaagd over het wel of niet bebouwen van het Molenpoldertje (het latere Tuindorp). In 1916 besloot de gemeenteraad al om het poldertje in erfpacht uit te geven voor woningbouw. Burgemeester en wethouders kregen toen de opdracht een plan voor de bebouwing met een kostenberekening voor de aanleg van straten en riolering te laten maken. Het college is echter tot andere gedachten gekomen. Bij nader inzien wordt het Molenpoldertje toch niet geschikt bevonden voor bebouwing. Vooral de lage ligging wordt schadelijk geacht voor de volksgezondheid. Ook wordt gevreesd dat de aanlegkosten van straten en riolering veel te hoog zullen uitvallen.
De gemeenteraad wordt voorgesteld het besluit tot uitgifte in erfpacht in te trekken en bouwgrond beschikbaar te stellen aan de Singel. De burgemeester dreigt zelfs een raadsbesluit tot doorzetting van de bebouwing van de Molenpolder voor vernietiging voor te dragen bij de Kroon. Echter, nadat de Inspecteur voor de Volksgezondheid na een bezoek aan de Molenpolder verklaart geen overwegende bezwaren te hebben, besluit de gemeenteraad de bebouwing van de Molenpolder toch door te zetten. Het college wordt opgedragen nu daadwerkelijk een plan uit te werken voor de aanleg van straten en riolering.

De gemeenteraad besluit ook een terrein van 205 m2 in het Christiaanpoldertje (gelegen aan het oostelijk gedeelte van het Schorretje) te verkopen aan de NV Zeeuwse Garnalen- en Conservenhandel te Vlissingen voor de uitbreiding van de daar reeds gevestigde garnalenpellerij. Men vindt de pellerij van directeur W.A. Pelle van grote betekenis voor de inwoners. Door het plaatsen van verschillende machines wordt de stank tot een minimum beperkt.

Vanaf dit jaar komt het thuis garnalen pellen in zwang. Bij het gemeentebestuur bestaat de vrees dat dit tot ondermijning van de bestaande pellerijen zal leiden. Zo deelt de burgemeester in de raadsvergadering van 17 december mee, dat hij een onderhoud heeft gehad met J. de Nooijer over het garnalen pellen als huisindustrie. Hij heeft De Nooijer meegedeeld, dat deze huisindustrie weliswaar tot nu toe oogluikend wordt toegelaten, maar dat het de laatste tijd herhaaldelijk voorkomt dat garnalenafval op de straten wordt gegooid. Hierover is De Nooijer ernstig onderhouden en hem is verzocht dit voortaan te voorkomen. Mocht het zo blijven, dan zal hij de gemeenteraad voorstellen een verordening in het leven te roepen, waarbij deze huisindustrie wordt verboden. De gemeenteraad is het geheel met de burgemeester eens. Verscheidene  raadsleden hebben zich eveneens geërgerd aan het op straat deponeren van afval van het thuis garnalen pellen.

In juni wordt het telegrafie- en telefoonkantoor officieel geopend. Als kantoorhouder wordt aangesteld de heer P.C. Schoonenboom. Deze heeft de helft van zijn woning voor dit doel afgestaan.
Vanwege de oorlogstoestand wordt het in juli noodzakelijk het gasverbruik te beperken. Ook worden - gezien de hoge houtprijzen - cirka 50 olmenbomen van de oude begraafplaats verkocht. De mutsaards en het hakhout kunnen tegen kostprijs aan de gezinnen worden gegeven die gebrek aan brandstof hebben. De burgemeester is overigens tegen dit besluit, omdat ‘de gemeente niet rijk is aan houtgewas’.

Zeer verdienstelijk werk levert de distributiecommissie. Gemeentesecretaris Blok treedt op als leider van de distributiedienst. Voor de hieraan verbonden werkzaamheden wordt tijdens de oorlogsjaren tijdelijk extra personeel ingezet. S. van Waarde is tijdelijk ambtenaar ter secretarie belast met de distributiewerkzaamheden. Adriaan Joosse treedt op als hulp bij deze werkzaamheden. De commissie heeft tot taak de levensmiddelen te verdelen. Onder leiding van dokter Van der Bijl doen verder ook de kolencommissie en het steuncomité zeer nuttig werk.

Tenslotte volgen nog enkele interessante raadsbesluiten van weliswaar minder grote betekenis. Besloten wordt een brandkast aan te schaffen ‘voor het opbergen van gewichtige stukken’. Een gedeelte van de gemeenteraad is tegen deze (naar hun mening) vorm van verzekering.
Besloten wordt de wegen, die tot nu toe met koolas werden verhard, voortaan van een grintlaag te voorzien. De burgemeester vraagt de gemeenteraad hoe men denkt over het houden van een officiële kermis. Besloten wordt ‘om de reeds vroeger geldende redenen ook dit jaar geen kermis te houden’.

De Arnemuidse en Vlissingse vloot in de haven van Vlissingen.
De Arnemuidse en Vlissingse vloot in de haven van Vlissingen.

In 1917 is het aantal vissersschuiten teruggelopen naar 38 (in 1915 was dit aantal nog 45). De Vlissingse vloot overtreft dit jaar in grootte de Arnemuidse en bestaat uit 43 schepen, waaronder 18 voor de garnalenvisserij. De Zeeuwse garnalenvloot beschikt thans over 136 vaartuigen (dit waren er in 1916 138).

Opvallend is dat in enkele jaren tijd een groot aantal ARM-schuiten naar Vlissingen overgaat. Zo ook dit jaar de ARM 5 van schipper Jan de Nooijer. Izaak Jasperse verkoopt zijn ARM 20 naar Bergen op Zoom. In juni neemt hij echter een schip uit Veere in gebruik als ARM 20. H. Meulmeester neemt een ARM 27 in gebruik, maar verkoopt dit in 1917 weer door naar Kruiningen.

De visserij kampt dit jaar met grote problemen. Wegens de langdurige vorst kan pas eind maart uitgevaren worden. In juni doet zich plotseling een stagnatie in de visserij voor. Per telegram uit Engeland worden de pellerijen te Arnemuiden en Brouwershaven stopgezet, omdat - zo gezegd wordt - de garnalen bedorven waren. Nu moeten de vissers zelf de garnalen gaan verleuren op de dorpen in Zeeland. Omdat er geen verzending naar het buitenland plaatsvindt, wordt met de garnalenvisserij weinig verdiend. In juli wordt nog wel gevist voor een meelfabriek in Zierikzee, waar de garnalen gedroogd worden. Hiervoor wordt een vast bedrag van 9 cent per kilo ontvangen. Daarmee wordt toch nog goed verdiend.

Voor de Arnemuidse vissersvloot blijft het echter sukkelen tot eind oktober. Dan wordt het beter en kan er weer worden gevist voor en afgeleverd aan de pellerij te Arnemuiden voor 9 cent per kilo. De vangsten zijn nu groot; er wordt wel 800 tot 1500 kg per week per schuit gevangen. Vanuit Vlissingen vissen dagelijks 39 schuiten uit Arnemuiden en 16 uit Vlissingen in de monding van de Westerschelde. Behoudens een geringe uitvoer naar België wordt de rest van de garnalen opgekocht voor de pellerij te Arnemuiden en door leursters tegen ƒ 0,30 à ƒ 0,40 per kg. Naar Engeland wordt dit jaar niets uitgevoerd.

Over het algemeen gezien is het echter een matig jaar voor de visserij. De prijzen zijn gemiddeld wel goed, maar de verdiensten zijn geringer dan in 1916 wegens de duurte van brandstof en touwwerk en de problemen bij de export. In totaal wordt er door de Zeeuwse vloot dit jaar 1.582.270 kg garnalen gevangen met een opbrengst van ƒ 231.623 (tegen 1.800.200 kg in 1916 met een opbrengst van ƒ 415.340).

De twee in 1917 gehouden kerkenraadsvergaderingen van de Hervormde gemeente staan in het teken van de zorgvolle tijdsomstandigheden. In verband met de dure tijden wordt de predikant ds. Mulder ƒ 100 uit de diaconale kas uitgekeerd (het door de Generale Synode vastgestelde traktement voor de predikant is niet hoog). Begin 1918 wordt met het oog op de aanhoudende dure tijden een bus in de kerk opgehangen. De inhoud daarvan zal dan maandelijks aan de predikant worden uitgekeerd.
Eind augustus besluit de kerkenraad om deze winter de bedeelde armen de brandstof te betalen die de distributie zal verschaffen. Opgemerkt wordt dat ‘de kas van de diaconie verder uitgeput is’. Getracht zal dan ook worden het belegde spaargeld los te krijgen. Uit de jaarstukken van de diaconie blijkt, dat de inkomsten over 1916 ƒ 3.503,15 en de uitgaven ƒ 2.621,73 waren, zodat het batig saldo ƒ 881,42 is.

De Nederlands Hervormde kerk in 1917 met links de pastorie van ds. W.L. Mulder en daarnaast de bakkerij en bakkerswinkel van Adriaan Joosse.
Het kerkgebouw van de Hervormde gemeente in 1917 met links de pastorie van ds. W.L. Mulder en daarnaast de bakkerij en bakkerswinkel van Adriaan Joosse.