Het jaar 1896 moet voor de visserij tot de ongunstige jaren worden gerekend. De garnalenvisserij geeft zéér slechte uitkomsten. De vloot blijft zich desondanks langzaam uitbreiden. Vooral door de aanbouw van nieuwe en grotere vaartuigen tot vervanging van oude en kleine schuitjes, gaat de vloot in kwaliteit vooruit. De Zeeuwse vissersvloot is in 1896 alsvolgt samengesteld:

Arnemuiden 63 schuiten, alle voor de garnalenvisserij;
Vlissingen 10 schuiten, alle voor de garnalenvisserij;
Veere 6 schuiten, alle voor de garnalenvisserij;
Breskens 18 schuiten, alle voor de garnalenvisserij;
Tholen 80 schuiten, waarvan 11 voor de oester-, 49 voor de mossel- en 7 voor de garnalenvisserij;
Bruinisse 139 schuiten, waarvan 138 voor de mossel- en 1 voor de garnalenvisserij;
Yerseke 160 schuiten, waarvan 137 voor de oester- en 23 voor de mosselvisserij;
Brouwershaven 11 schuiten, waarvan 2 voor de mossel- en 9 voor de garnalenvisserij.

De Arnemuidse vloot telt 252 bemanningsleden en heeft een totaal aan tonnage van 891 m3. De 63 vissersschepen van Arnemuiden, 10 van Vlissingen en 18 van Breskens vissen van eind januari tot begin december op de garnalen in de Vlissingse en Zierikzeese zeegaten en op de beneden Westerschelde. Over het algemeen wordt zeer geklaagd over de uitkomsten, vooral door hen die in de zeegaten vissen.

De vissers blijven ondanks de zeer slechte resultaten toch doorvissen. Ze zijn daartoe wel genoodzaakt daar ze geen ander beroep kennen en daardoor geen andere inkomsten hebben. Alle garnalen worden naar Engeland verzonden. De vissers besommen gemiddeld per mand in februari ƒ 4 tot ƒ 6, in maart/april ƒ 6 tot ƒ 8, in mei ƒ 2,50 tot ƒ 3, in juni/juli ƒ 1 tot ƒ 1,50, in augustus ƒ 1, tot half september ƒ 1 tot ƒ 1,50, in het laatst van september ƒ 5 tot ƒ 6, in oktober ƒ 3 tot ƒ 4 en in november ƒ 3 tot ƒ 3,50. De verdienste per vaartuig is gemiddeld ƒ 25 tot ƒ 30 per week. Omdat deze besomming in vier of vijf delen onder de bemanningsleden gedeeld moet worden, is elks deel treurig.

De markt in België, waar de Breskense vissers nogal wat kunnen afleveren, wordt dit jaar ruim voorzien door vissers uit Belgische kustplaatsen. Daardoor is deze achterdeur, waarvan bij lage markten in Engeland gebruik wordt gemaakt, ook gesloten.

In het najaar 1896 vertoont zich in de mond van de Westerschelde schardijn. 20 vissersschepen, waaronder 8 uit Arnemuiden, 10 uit Breskens en 2 uit Vlissingen, vissen dan van eind oktober tot eind november op schardijn. De vissers van Breskens gebruiken voor de schardijnvisserij, ten anker liggende, hun garnalenkor, door deze als kuil op hun ankertouw uit te spannen. Die van Arnemuiden  en Vlissingen slepen hun net, evenals bij de garnalenvisserij. Door minder tros uit te vieren gaat het net niet over de bodem maar hoger door het water.

Hoewel de schardijn- of sprotvangst gunstig is, ontbreekt het helaas aan inrichtingen waar de sprot verduurzaamd kan worden bijvoorbeeld door roken. Het is een vereiste dat deze vissoort vers verkocht of behandeld wordt. De afzet van de vis gaat daarom niet vlot. De sprotrokerij te Arnemuiden (in 1861 gesticht door J.O. Luteijn in het Christiaanpoldertje) is inmiddels opgeheven.

Het Jaarverslag van de Visscherijen over 1896 beveelt aan dat er een nieuwe rokerij voor sprotvis wordt opgericht. Dringend wordt gepleit voor heroprichting van een rokerij door iemand met ondernemingsgeest. Als adviezen worden gegeven: niet te zwaar roken, een smakelijk aanzien geven en netjes verpakken.
Uit het Jaarverslag noteren we overigens nog dat het jaar 1896 geen dagen onder de 0 graden of boven de 21 graden had.

Uit de werfboeken van de scheepswerf Meerman zou afgeleid kunnen worden dat er dit jaar minder activiteiten zijn dan andere jaren. Er wordt een nieuw roeibootje gemaakt voor schipper Voerman te Philippine en een nieuwe hoogaars gebouwd voor Cornelis van Belzen Lzn voor ƒ 1.600.

De gemeenteschool kampt ook dit jaar met moeilijk vervulbare vacatures. Niemand solliciteert op de oproepen voor de vacature van mejuffrouw Schuurkamp. In maart vraagt ook de onderwijzeres mejuffrouw Hildernisse ontslag in verband met een benoeming elders.
In maart gelukt het tot onderwijzeres te benoemen mejuffrouw W.D. Wijnmalen. En in de raadsvergadering van mei wordt tot onderwijzer benoemd de heer H. de Priester uit Roozendaal. Overigens blijkt uit de notulen van de raadsvergadering van mei dat het hoofd der school Buijs geen oordeel heeft over een aan de school verbonden tijdelijk onderwijzer (‘hij komt nooit in een andere klas dan de zijne’). Deze handelwijze wordt sterk afgekeurd. In de raadsnotulen van augustus is te lezen dat er een kind uit school is gestuurd ’omdat het geen cent bij zich had voor het Jan Klaassenspel’. Een ingesteld onderzoek levert op dat het spel wel in school was, maar dat de kinderen niet zijn gedwongen om een cent mee te brengen.

Voor het bewaren van de pasgekochte pandbrieven en andere geldwaardige stukken wordt de burgemeester gemachtigd naar een goede brandkast uit te zien. Besloten wordt om het einde van de Noordstraat, tegen de Nieuwstraat, te (her)bestraten met klinkers, evenals dit in de Westdijkstraat en de Nieuwstraat is gebeurd. Op een verzoek van Frans Joosse om voor de tot woningen ingerichte voormalige visdrogerij in het Christiaanpoldertje, hem toebehorende, een strook grond van de gemeente te kopen van 135 m2 wordt afwijzend beslist.

Dit jaar treedt als consulent van de Hervormde Kerk op ds. G.W.A. de Veer. Hij notuleert de vergaderingen van de kerkenraad in een krachtig, duidelijk en - in tegenstelling tot zijn voorganger ds. Gobius du Sart - goed leesbaar handschrift. Bij zijn aantreden als consulent spoort hij de broeders ouderlingen aan om de gemeenteleden op te wekken tot het bijwonen van de kerkdiensten. In december wordt in de kerkenraad van gedachten gewisseld over het optreden van getuigen bij de bediening van de Heilige Doop. Als doopgetuigen moeten - zo vindt de kerkenraad - als regel optreden de grootouders en, als deze ontbreken of het niet willen, ’andere achtenswaardige personen’. Tevens wordt besloten dat ouderling Gillis de Nooijer nog enige tijd de aangiften van de doopouders in ontvangst zal nemen.

Wat de kerkvoogdij betreft kan melding gemaakt worden van het bedanken van Willem Meulmeester als president-kerkvoogd (‘hij voelt zich daar niet langer toe in staat’). Meulmeester is ook ouderling. Tot zijn opvolger wordt gekozen David Davidse.

Het gemeentebestuur wordt ontheffing gevraagd van de verplichte betaling van de 15 gulden ’s jaars voor het luiden van de klok bij kerkdiensten.

Willem Meulmeester doet als ouderling het verzoek ’s zondagsavonds weer avondkerk te laten houden door de oefenaar P. ’t Hart. De kerkvoogden en notabelen zijn echter van mening ‘dat de gemeente geen avondkerk door de heer ’t Hart verlangt, wat blijkt uit de weinige belangstelling in de opkomst elke zondagavond en dat daar bij zijn die geen cent voor de kosten van het licht over hebben, de kerkbus voorbij gaande’. Besloten wordt dat de kerkenraad avondkerk kan houden, maar dan dient een avondcollecte te worden gehouden en moeten alle kosten van verlichting worden betaald.

De voormalige drogerij in het Christiaanpoldertje.
De voormalige drogerij in het Christiaanpoldertje (nu de Walstraat).