In 1888 wordt de Doleantie merkbaar ook in Arnemuiden. Een plaatsgenoot tekent in deze tijd aan:
‘...in den jare 1888, toen in den lande een nieuwe secte ingevoerd werd door een zekere Heer Abraham Kuijper, welke zij Doleantie noemden, werd ook het Dolerende zaad te Arnemuiden gestrooid, waar ook een gemeente werd gesticht...’.
In het jaar van de Doleantie zijn van de 1787 inwoners er 1607 Hervormd (1400 te Arnemuiden en 207 te Kleverskerke). Sinds oktober 1874 bestaat de predikantsvacature in de Hervormde Kerk. Bijna veertig beroepen werden tevergeefs uitgebracht. Dit - en ook de vacaturebeurten door ringpredikanten en de invoering van de evangelische gezangen - geeft aanleiding tot ontevredenheid onder het kerkvolk.
Gedurende de jaren 1874 - 1888 treedt meermalen de oefenaar Willem van Leeuwen op, die spreekt in de geest van dr. Abraham Kuyper. Hij preekt regelmatig in Arnemuiden en geeft hier ook catechisatie. De kerkvoogdij is ruimhartig bij de openstelling van het kerkgebouw. Ze laat ook evangelisten toe zoals W. van Leeuwen uit Schiedam (deze had reeds met de Hervormde Kerk gebroken!) en ‘scheepskapitein’ P. ’t Hart uit Maassluis.
Deze kapitein ’t Hart staat in deze tijd bekend als een oefenaar die overal preekt in groepjes en gezelschappen, veelal van oud-gereformeerde signatuur. Zo gaat hij voor in Scharendijke, Haamstede, Zierikzee, Nieuwerkerk, Oosterland, Bruinisse, Sint Philipsland e.a. Ook is hij goed bevriend met de zeer bekende ds. Pieter van Dijke van Sint Philipsland en preekt ook dikwijls in zijn gemeenten. Niet alleen in Nederland, maar ook in Schotland gaat hij soms voor. In 1890 wordt hem door de algemene vergadering van afgescheiden gemeenten belet om nog langer in deze gemeenten voor te gaan, dit om hem van zijn optreden als oefenaar in de Hervormde Kerk af te houden.
In de notulenboeken van de kerkvoogdij komen we in deze jaren zijn naam regelmatig tegen. Begin dit jaar meldt president-kerkvoogd D. Kousemaker dat door de vrouw van L. de Nooijer is gevraagd ‘om de kapteijn te laten prediken, waarop de helft der leden zeide daar geen bezwaar in te hebben, maar liever wilde dat zulke vragen door een man schriftelijk aan den kerkenraad werde gedaan’. In augustus wordt door de kerkvoogdij ‘goedgevonden om kapitein ’t Hart te vragen om bij gelegenheid alhier te prediken’. Later dit jaar wordt goedgevonden ‘L. de Nooijer te betalen voor het logeren van kapitein ’t Hart’. Ook eind december wordt besloten ‘L. de Nooijer te betalen ƒ 4,50 voor het logeren van kapteijn ’t Hart omdat nu besloten is, dat kaptein ’t Hart op zondag 30 december weer zoude prediken’.

In juli 1888 wordt een gemeente uitgaande van de Gereformeerde Kerk gesticht. Men brengt hiervoor een schuur van één van de broeders op het oosteinde van de Langstraat (waar nu Meubelhuis Joosse staat en voor die tijd de boerenschuur van Dijke stond) in gereedheid. ’s Morgens preekt oefenaar Van Leeuwen uit Schiedam nog in de Hervormde Kerk (‘er werd nog geluud’) over Johannes 6:66-68. ’s Avonds preekt hij in de schuur over Exodus 14:14.
Burgemeester Crucq stuurt, tot handhaving van de openbare orde, nog enkele veldwachters, maar deze hoeven niet op te treden.
Van de Hervormde kerkenraad gaat alleen diaken L. van de Ketterij met de doleantie mee.
Door Van de Ketterij en 'ene Wolf (dit is waarschijnlijk ds. F.W.J. Wolf te Axel of ds. J.H.M.G. Wolf te Serooskerke (W), die zich consulent der gemeente noemt’, wordt op 12 augustus een vergadering van stemgerechtigden samengeroepen en worden in de nieuw gestichte gemeente verkiezingen gehouden voor een kerkenraad. Op deze vergadering worden gekozen tot ouderlingen J. Wisse, N. Cornelisse, I. Koster en C. van Belzen en tot diakenen L. de Nooijer Bzn, L. Wisse, L. van de Ketterij en I. Boone. J. Wisse bedankt als gevolg hiervan als president-kerkvoogd en Cornelisse als ouderling van de Hervormde Kerk. Door de kerkenraad worden nadien 18 beroepen uitgebracht, alvorens ds. Boeijenga in 1899 een beroep naar de Gereformeerde kerk van Arnemuiden aanneemt. Het ledental van de gemeente tussen 1893 en 1899 schommelt tussen de 225 en 252. Van dit aantal worden er circa 100 toegelaten tot de bediening van het Heilig Avondmaal.
Ingrijpend zijn de gevolgen voor de Hervormde Kerk. Een groot aantal trouwe leden verlaat de vaderlandse kerk. Naast ouderling N. Cornelisse legt ook de oude ouderling A. Odding zijn ambt neer, terwijl ook de diakenen J. Buijs en L. van de Ketterij bedanken. Tot ouderlingen worden gekozen S. van Eenennaam en H. van Eenennaam, beiden leden van de gemeenteraad, en tot diaken A. Vader.
Bij de Hervormde kerkenraad komt in maart een brief binnen van J. Wisse en anderen met eenzelfde verzoek als van mei 1887 om tot een reformatie in de kerk te komen. De kerkenraad spreekt uit niet van gevoelen te zijn veranderd sinds die tijd en besluit afwijzend te antwoorden. In juli komt nog een tweede brief binnen van de dolerenden waarop de kerkenraad besluit niet meer te antwoorden. Omdat feitelijk sprake is van stichting van een tweede gemeente wijst de Hervormde kerkenraad een commissie uit zijn midden (bestaande uit de consulent en ouderling S. van Eenennaam) aan om de uitgetredenen te vragen om zich aan het gezag van de Hervormde kerkenraad te onderwerpen. Door hen allen wordt echter verklaard voornoemde ds. Wolf als hun consulent te beschouwen en de wettige kerkenraad niet te steunen. De kerkenraad concludeert daarop dat de uitgetredenen daarmee ten duidelijkste door woord en daad hebben getoond zich van de Hervormde kerk af te scheiden en daarmee ophouden leden van de kerk te zijn. Zij zullen uit het lidmatenboek worden afgevoerd. Wat betreft N. Cornelisse en C. van Belzen, ‘van wie men bij geruchte vernomen heeft dat zij leden der Dolerende kerkenraad zijn geworden’, wordt besloten hen dit schriftelijk of mondeling te vragen.
Door mevrouw Radermacher Schorer wordt namens haar overleden echtgenoot het aanzienlijke bedrag van ƒ 1.250 aan de Hervormde Kerk geschonken. De consulent zal mevrouw Radermacher hiervoor hartelijk dank betuigen. Met dit bedrag wordt allereerst de hypotheek op het gerenoveerde armhuis afgelost. De overige ƒ 750 wordt voorlopig op de spaarbank gezet.
Beroepen worden uitgebracht op kandidaat J.C.V. Meischke te Hoogezand en ds. H. Bruyel te Sint Jansga. De kerkenraad besluit voortaan te beroepen predikanten eerst door een hoorcommissie te ‘horen’. Ook wordt ingesteld dat, als er éénmaal op zondag dienst is, de Wet des Heeren en als er tweemaal dienst is ’s morgens de Wet des Heeren en ’s middags de Twaalf Artikelen des Geloofs gelezen zullen worden.
Uit het notulenboek van het college van kerkvoogden en notabelen volgen hier nog enkele aardige bijzonderheden. Het kerkgebouw wordt gewit, geschilderd en opnieuw gestoffeerd, terwijl de biezen zittingen van de stoelen worden gereviseerd.
Secretaris H. Kraamer (dit is dus dezelfde Kraamer die ook de nieuwe gemeentebode is geworden) laat zien dat ‘het Notelboek is volgeschreven’. Hij krijgt toestemming een nieuw notulenboek te kopen. D. Kousemaker volgt J. Wisse op als presidentkerkvoogd. Wisse weigert aanvankelijk de boeken van de kerkvoogdij af te geven.
Besloten wordt ‘papiertjes te laten drukken ter verbieding van tabaksap in de kerk te spuwen'. Aan de stokman wordt opgedragen 'daar zonder geweld naar om te zien’. Er wordt ‘geraadpleegd over een nieuwe pastorie, echter door gebrek aan ’t nodige wordt nog tot geen resultaat gekomen’. Kort daarop wordt evenwel besloten de oude pastorie in de Langstraat te herstellen inplaats van een nieuwe te bouwen. De bezoldiging van de stokman wordt lager gesteld ‘met het oog op de weinige avondgodsdienst’.
Molenaar Leenhouts krijgt toestemming, zolang de vacature duurt, een gedeelte van de oude pastorie te bewonen. Met algemene stemmen wordt aan Joos van der Weele een vrije zitplaats gegeven in het regeringsbocht als gewezen oud-kerkbestuurslid (en ook vele jaren lang wethouder).
In 1888 wordt een bewaarschool opgericht in het Roomsche straatje, uitgaande van de Gereformeerde Kerk. Onderwijzeres aan de school wordt mejuffrouw Wegeling. Zij was eerst onderwijzeres aan de Christelijke bewaarschool aan de Lionstraat. Na een kort bestaan wordt deze bewaarschool echter weer opgeheven, omdat ze niet rendeert.
Wat het gemeentebestuur betreft geeft de 83-jarige wethouder Joos van der Weele te kennen dat hij wegens zijn hoge ouderdom en gebrekkig gezicht ontslagen wenst te worden van het mede ondertekenen van de uitgaande brieven van het gemeentebestuur. Omdat burgemeester Crucq tevens secretaris is, dient namelijk een wethouder de stukken mede te ondertekenen. Hiervoor wordt nu aangewezen wethouder S. van Eenennaam.
Aan de gemeenteschool moet de onderwijzer W. Metz eervol worden ontslagen wegens voortdurende ongeschiktheid. Al vanaf mei is hij wegens geesteszwakte opgenomen in een krankzinnigengesticht. Nog vele jaren komen we zijn naam tegen omdat hij deels op kosten van de gemeente wordt verpleegd. In zijn plaats wordt per 1 november tot onderwijzer benoemd Jan Karei Crucq, de oudste zoon van bakker Jacob Crucq van de Markt en kleinzoon van de vorige hoofdonderwijzer P. Kwekkeboom.
Wat de visserij betreft bestaat de Arnemuidse vloot dit jaar uit 37, die van Vlissingen uit 8 en van Veere uit 3 schuiten. Over het algemeen is 1888 een gunstiger jaar dan 1887. Er wordt meer gevangen en de kwaliteit is beter en grover dan vorig jaar. De opbrengst is zeer bevredigend. Zelfs zo, dat men zich niet zulk een hoge prijs kan herinneren, die zich bovendien zó goed staande houdt. De Arnemuidse vissers vissen vooral voor de Engelse markt of leveren de garnalen te Vlissingen voor de Franse markt.
De schardijn- of sprotvisserij is dit jaar van weinig betekenis. Voor de rokerij te Arnemuiden wordt er niet veel gevist. Wel worden er in december door één visser nog 147 manden schardijn naar de Arnemuidse rokerij gebracht.
Uit het werfboek van Meerman blijkt dat dit jaar nieuwe hoogaarzen gebouwd worden voor schipper Jan Schroevers ‘gelijk aan die van A. Marteijn’, schipper Rammeloo te Philippine en schipper J. van Ertevelde te Clinge, een nieuwe schietschouw voor schipper G. Larooy en ‘een nieuw bootje’ voor schipper J. de Koster van de Hoofdplaat. Ook wordt nog begonnen aan een nieuwe hoogaars voor eigen rekening; deze wordt begin 1889 verkocht aan Karei van de Gruijter uit Arnemuiden voor ƒ 1400.