Vanwege de gevechtshandelingen bij en rond de Sloedam zijn vooral de oorlogsjaren 1940 en 1944 van betekenis geweest voor Arnemuiden. De gebeurtenissen in dit jaar staan dan ook geheel in het teken van de oorlogsdreigingen.
Burgemeester Horninge opent de eerste raadsvergadering op 15 januari met een somber beeld te schetsen van de internationale toestand. In 1939 is de mobilisatie van kracht geworden. Mede door de mobilisatie is de in 1939 beroepen predikant van de Hervormde Kerk eerst dit jaar in de gemeente kunnen komen, wat hij als een heuglijk feit memoreert.
Op 13 januari wordt van de Opperbevelhebber van de Land- en Zeemacht bericht ontvangen, dat door hem op 19 december 1939 een verordening is vastgesteld waarbij van de burgers hulp kan worden gevorderd bij uitvoering van militaire werkzaamheden.
Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden in het gemeentehuis voor de bouw van de archiefkluis met commandopost onder de vloer van de secretarie komt een oude kelder tevoorschijn van het vorige, uit de 17e eeuw daterende stadhuis. Besloten wordt de kelder te ontruimen en de nodige versterkingen onder het gewelf door middel van een betonvloer aan te brengen.
Aan de vooravond van het uitbreken van de oorlog (op 19 april) worden door de gemeenteraad enkele opmerkelijke besluiten genomen. Op voorstel van raadslid Johannis van Belzen wordt met 4 (Joh. van Belzen, Jac. van Belzen, A. Cornelisse en A. Schuit) tegen 3 stemmen besloten de café’s op zondag te sluiten. In verband hiermee wordt de Algemene Politieverordening aangevuld met een artikel 110a: ’Herbergen, tapperijen en slijterijen moeten des zondags gesloten zijn’.
Ook wordt de volgende wijziging in de Politieverordening aangebracht: ‘Het is verboden door middel van radiotoestellen of andere instrumenten muziek of de menselijke stem hoorbaar te maken op zodanige wijze, dat zulks op de openbare weg hoorbaar of voor anderen hinderlijk is’.
Dokter De Haas deelt mee dat er veel klachten zijn over de mosselkokerij in de conservenfabriek in het Tuindorp. De toestand is voor de omwonenden onhoudbaar. De burgemeester zegt toe dat er maatregelen getroffen zullen worden. Raadslid Schuit geeft in overweging niet te ver te gaan met het treffen van maatregelen, ‘daar de inrichting wekelijks meer dan ƒ 1.000 arbeidsloon in de gemeente brengt’.

Dan breekt de 5e mei de oorlog uit ................
In mei is er sprake van een zeer bijzondere toestand op Walcheren. Noord- en oost- Nederland zijn onder de voet gelopen door de Duitsers. Holland is gecapituleerd. Zeeland is het laatste bolwerk geworden van de regering, die inmiddels uitgeweken is naar Londen. Alleen de aanwezigheid van Franse troepen in Zeeland noodzaakt tot het voortzetten van de strijd.
Geducht weren de Franse troepen zich, eerst bij de Kreekrakdam, daarna achter de inundaties in oostelijk Zuid-Beveland en vervolgens bij het kanaal door Zuid-Beveland. Op 16 mei valt Goes en nog dezelfde dag beginnen de gevechten om de Sloedam.
Het gaat nu al lang niet meer om de verdediging van de noordelijke Scheldeoevers, maar om het dekken van de aftocht. Vergeefs wordt getracht de Fransen te bewegen tot het staken van de ongelijke strijd. Duizenden inwoners van Middelburg verlaten daarop, bepakt en bezakt, met handkarren, fietsen en kinderwagens, de stad en zoeken te voet een goed heenkomen naar het Walcherse platteland. En terwijl ze Middelburg verlaten forceren de Duitse troepen de Sloedam en dringen Walcheren binnen.
Na het forceren van de Sloedam storten de soldaten van de SS-Standarte zich op Arnemuiden. In felle straatgevechten schakelen zij de Franse verdedigers uit. Een gemotoriseerde verkenningsgroep volgt van de Sloedam de zuidoostelijke kustrand van Walcheren. Zij treft hier Fransen noch Nederlanders aan. Bij het vallen van de avond bereiken de verkenners het fort Rammekens. De grondtroepen van de vijand hebben alleen aandacht voor Vlissingen. Op dezelfde dag wordt de binnenstad van Middelburg plat gebombardeerd.
De Franse terugtocht aan de Sloedam ontaardt in een wilde vlucht. Bij het Duitse commando aan de Sloedam wordt de capitulatie van Middelburg aangeboden. Geleidelijk keren daarna de vluchtelingen van het Walcherse platteland naar Middelburg terug. Uit heel Nederland stromen weldra geld en goederen naar Walcheren om de ergste nood te lenigen. Ook Arnemuiden en Oost-Souburg en verschillende Zuid- Bevelandse gemeenten hebben belangrijke schade geleden. Ook hier moet geholpen worden, al is de ramp van veel geringer omvang dan in Middelburg.
Bij de aanvang van de eerste vergadering van de gemeenteraad na het uitbreken van de oorlog op 17 juni houdt burgemeester Horninge de volgende toespraak:
Het is mij een behoefte bij de aanvang van deze eerste raadsvergadering, welke na de geweldige gebeurtenissen dezer maand gehouden wordt, uiting te geven aan gevoelens welke zeker leven in ons aller hart. De gesel van de oorlog heeft gewoed over ons dierbaar vaderland en daarover onherstelbaar leed gebracht.
Hoewel onze gemeente ook getroffen is, is zij in verhouding tot andere gemeenten in Zeeland voor grotere rampen gespaard gebleven. Hoewel van alle kanten materiële hulp is verleend, betekent dit nog weinig bij het nameloos leed, dat over zovele gezinnen is gebracht en waarvoor wij geen balsem hebben, dan ons persoonlijk medeleven en ons persoonlijk offer.
Gelukkig zijn alle jongens van Arnemuiden weer terug op één na. Van ganser harte delen wij in de smart van zijn vrouw en kinderen. Ik gevoel mij voorts gedrongen een woord van hartgrondige dank uit te spreken voor de grote hulpvaardigheid welke ik de afgelopen weken allerwege heb mogen ondervinden bij het volbrengen van mijn taak. Die dank geldt in de eerste plaats U, mijne heren wethouders, secretaris, de heer Buijs en het overige secretariepersoneel, die dag en nacht mede op uw post hebt gestaan, waardoor een onverstoorbare samenwerking van maximale intensiteit werd bereikt. Ook de politie, de Luchtbeschermingsdienst, e.d.
Met name ook voor de vele blijken van burgerzin die de inwoners van Arnemuiden mochten ondervinden bij hun verblijf elders op Walcheren. Hiervoor dank ik allereerst de bevolking van Kleverskerke en verder de burgemeesters en inwoners van de verschillende Walcherse gemeenten.
En tenslotte gebiedt de eerlijkheid nog te erkennen dat de houding van de Duitsche bezettingsautoriteiten zeer correct is geweest en van begrip heeft getuigd voor de pijnlijke situatie, welke over ons was ontstaan.
De loyale medewerking, welke van de zijde van ons werd verlangd tot wederopbouw van het zo zeer geschokte bedrijfsleven kan daardoor geredelijk van onze kant worden verleend met overwinning van innerlijke weerstanden, die in het belang van de burgerij dienden te worden terzijde gesteld.
Het verheugt mij te mogen constateren dat onze burgerij tot heden een bewonderenswaardige zelfbeheersing, ook tegenover de bezetters, aan de dag heeft gelegd. Aan het verkrijgen van dergelijke verhoudingen is dit zeer ten goede gekomen. Ik doe daarom met vertrouwen een dringend beroep op al onze ingezetenen om bij die houding te volharden, ook als omstandigheden geleidelijk moeilijker mochten worden.
De burgemeester eindigt zijn toespraak met een oproep aan de gemeenteraad de onderlinge geschillen te vergeten en zelfbeheersing te betrachten.
In deze vergadering komt een ingekomen brief van 31 mei van de Commissaris der Koningin aan de orde, waarin ’vertrouwen wordt uitgesproken dat de toon en inhoud van de beraadslagingen bij het houden van raadsvergaderingen zodanig zullen zijn, dat zij geen aanleiding tot aanstoot kunnen geven’. De burgemeester stelt voor de rondvraag af te schaffen, vooral met het oog op mogelijke uitlatingen die niet wenselijk zijn en aanstoot zouden geven aan het Duitse gezag. Voortaan dienen zaken die de gemeenteraad aangaan en die men behandeld wenst te zien minstens twee x 24 uur van tevoren schriftelijk ingezonden te worden. Raadslid Schuit vertolkt het gevoelen van de raadsmeerderheid ‘dat de omstandigheden en de ernst van de tijd er toe nopen dat zoveel mogelijk steun aan het dagelijks bestuur behoort te worden gegeven en dat burgemeester en wethouders zo weinig mogelijk behoren te worden lastig gevallen’. Meegedeeld wordt dat binnen enkele dagen een collecte zal worden gehouden ten behoeve van de oorlogsslachtoffers. Ook zal geprobeerd worden gedaan te krijgen dat de alhier achtergebleven Franse militaire schoenen en dekens voor de werklozen worden beschikbaar gesteld.
Dit jaar wordt slechts een enkel besluit van enige betekenis genomen. Zo wordt voor de verharding van de Kraayenholseweg een krediet beschikbaar gesteld van ƒ 8.200.
Het verenigingsgebouw wordt van de Vereniging De Arne gehuurd voor het geven van het vak lichamelijke oefening aan de beide lagere scholen gedurende 3 à 4 dagen per week.
De pacht voor de vishal aan het Stationsplein wordt aanmerkelijk verlaagd nu er onder de thans heersende omstandigheden geen vis wordt aangevoerd en Marteijn niet in staat is de volledige pachtsom op te brengen.

Aan Vlamings Mossel Industrie N.V. wordt het gevraagde terrein van 12.000 m2 aan de keetdijk ten westen van de gemeente ten behoeve van de bouw van een fabriek in erfpacht gegeven. Algemeen is de gemeenteraad van oordeel ‘dat uitbreiding van deze industrie in de hand moet worden gewerkt door een zoveel mogelijk tegemoetkomende houding aan te nemen’.
In de eerste oorlogsjaren 1940/1941 wordt de Arnemuidse visserij redelijk met rust gelaten. De vloot bestaat thans nog uit 37 schuiten met 153 bemanningsleden. Wel doen zich dit jaar nogal wat mutaties voor.
Cornelis de Ridder neemt de van 1912 daterende hoogaars ARM 37 over van Joh. Kusse voor de botvisserij en brengt deze in de vaart als ARM 13. Eind 1940 doet hij deze al weer over naar Yerseke. De door de Gebroeders Meerman in 1936 overgenomen hoogaars ARM 14 wordt in november gesloopt. Op 2 november wordt de ARM 44, een in 1932 gebouwde hoogaars van schipper G. Meerman, gevorderd door de Duitse Weermacht. Op 15 juli 1942 wordt dit schip teruggegeven aan Meerman.
Op 19 augustus verbrandt de ARM 49 van schipper A. Meerman tengevolge van oorlogshandelingen.
De garnalenvisserij ligt tot eind maart stil vanwege de vorst.
Daarna is er in verband met het mijnengevaar toch niet veel animo om uit te varen. Het is opmerkelijk dat niet meer schepen vergaan zijn door de zeemijnen. De vissers beperken zich tot het vissen in en voor de zeegaten. Dit brengt zo’n 60 tot 100 kilo garnalen per tij op.
Na het uitbreken van de oorlog in mei 1940 dreigt de vissers eerst nog een groot onheil te treffen. Alle schepen te Vlissingen en Breskens moeten tot zinken worden gebracht. Gelukkig wordt geen van de schuiten in brand gestoken, maar moeten alleen de buitenboordkranen worden opengezet om de schepen snel te laten zinken. Met vereende krachten worden ze enige tijd later weer boven water gebracht. Als begin september de schepen weer schoongemaakt zijn en men op het punt staat te gaan vissen, moeten ze alle op last van de Duitse marineautoriteiten naar Rotterdam worden gebracht. Daar worden alle schepen uit Arnemuiden, Vlissingen en Breskens tot grote opluchting van de vissers afgekeurd. Minder gelukkig zijn de vissers van Ouddorp, van wie 15 vaartuigen worden gevorderd.
De garnalenvissers kampen dit jaar dus met grote moeilijkheden: in het voorjaar weinig vangst, van mei tot augustus niet kunnen vissen in verband met de oorlog en, als er genoeg te vangen is, worden de schepen gevorderd. Gelukkig maakt het najaar veel goed. Dan doet zich de zeldzame omstandigheid voor dat in de zeegaten van de Westerschelde zeer veel garnalen te vangen zijn. Ook in de Oosterschelde worden 200 tot 400 kilo garnalen per dag per schuit gevangen, terwijl de prijs goed is (17 à 36 cent per kg). In het najaar vissen in de Roompot 20 vissers van Arnemuiden, die de garnalen te Zierikzee brengen. Vandaar worden ze vervoerd naar Brouwershaven, waar de opbrengst 18 cent per kg, later zelfs 20 cent per kg is.
In het najaar, vooral in december, komt er zeer veel schardijn op de kust. Heel de vloot gaat achter de schardijn aan. De Duitsers geven er een gulden per kilo voor. In het boek ’Vissers verhalen’ is van oud-schipper Minneboo uit Veere te lezen dat de ARM 53 net een nieuwe motor gekocht had voor ƒ 4.500 en in één week de motor eruit had door de enorme winsten vanwege de schardijnvangst. Deze grote vangst maakt veel goed voor de vissers voor het niet buitengaats mogen gaan. Wel wordt daardoor weinig schar en tong gevangen.

Nog op andere wijze is de oorlog merkbaar in Arnemuiden.
In mei moeten alle banken uit de kerk gesleept worden, omdat er een Rode Kruishospitaal in ondergebracht wordt. In de oorlog wordt er vaak in de consistorie en zelfs in het kerkgebouw van de Gereformeerde kerk school gehouden, omdat de Duitse Weermacht de christelijke school bezet houdt. Eén klas krijgt les in de consistorie, de andere in gedeelten van het kerkgebouw. In het speelkwartier lopen de kinderen een blokje om door Arnemuiden.
In deze tijd zijn er nogal wat vissers die lid worden van de NSB. Voor de vissers werd het beter bij de komst van de Duitsers. Vooral de enorme schardijnvangsten leveren grote winsten op. De garnalenvissers van Arnemuiden, Vlissingen, Veere en Breskens brengen hun vis in Vlissingen aan de wal. Soms gaat de vis direct in wagons naar Duitsland. De Duitsers betalen best en veel vissers zijn er eigenlijk goed mee.
In café Spoorzicht wordt een vergadering gehouden van de NSB. De vissers die daar naar toe gaan wordt alles prachtig voorgespiegeld. Er zijn er toen een aantal ‘uit dommigheid lid geworden. Echte NSB-ers waren het niet, welnee ..... , daar hadden ze ’t verstand niet voor!’, vertelt Marien Siereveld in het boek ’Vissers verhalen’. Na de grote armoe in de dertiger jaren zullen ongetwijfeld de goede verdiensten vanwege de afzet aan de Duitsers hieraan meegewerkt hebben. Overigens blijkt uit het NSB-archief dat het in het wereldje van de ’kameraden’ ook niet boterde. De groepsleider van Arnemuiden brengt zes van zijn dorpsgenoten aan als ’felle ophitsers en zwarthandelaars’.

Wat betreft de Hervormde Kerk tijdens het eerste oorlogsjaar is het volgende vermeldenswaard. Op 8 januari houdt de kerkenraad van de Hervormde gemeente haar eerste vergadering met de nieuwe predikant ds. H.K. van Wingerden. Ds. Van Wingerden toont zich een doortastend en bezielend pastor. Gelijk al in januari maakt hij kenbaar nieuwe catechisatieboekjes te willen aanschaffen. Ook wil hij graag de beschikking hebben over gedrukte preken om die ter lezing te geven aan zieken en ouden van dagen. De kerkenraad besluit zich te abonneren op de uitgave ’Genade voor Genade’.
De predikant verzoekt de broeders inplaats van te collecteren aan het einde van de dienst bij de deuren van de kerk, voortaan tijdens de kerkdienst te collecteren. De kerkenraad heeft hier nogal wat bezwaren tegen en de diakenen willen het liever maar bij het oude laten.
Tijdens de kerkenraadsvergadering van 11 juni wordt ‘na ernstige besprekingen gedacht aan de oorlogstoestand waar kerk en consistoriekamer nog de gevolgen van dragen, hoewel toch in de kerk dienst kan worden gedaan’. Tijdens deze vergadering wordt ook het overlijden van diaken Lieven van de Ketterij herdacht. Vanaf 1925 diende Van de Ketterij de gemeente in het ambt. In de ontstane vacature wordt gekozen de ’vroegere en nog steeds gewaardeerde’ diaken C. van de Ketterij (1933-1938). Deze bedankt echter. Daarna wordt gekozen tot diaken P. Boone.
Ds. Van Wingerden opent de kerkenraadsvergadering van 26 juni met het lezen van Psalm 33 ’naar aanleiding van welke psalm een gesprek ontstaat over de zware tijden die we beleven en nog ten opzichte van de beginselen beleven zullen’. Bij de rondvraag ‘uit br. Joosse zijn hart in de innige begeerte bij het huisbezoek toch vooral alle leden der kerk te bezoeken’.
In de op 30 september gehouden kerkenraadsvergadering stelt ds. Van Wingerden voor ’elke maand te vergaderen en de ervaring bij de bearbeiding van de gemeente onder het oog te zien. De ouderlingen wordt op het hart gebonden zo veel mogelijk mede te werken bij het bezoeken van zieken en andere leden van deze grote en in het kerkgaan veelszins verslapte gemeente, opdat de tucht meer blijke en de saamhorigheid in deze benarde tijd meer worde gevonden’. De tijdsomstandigheden zijn ook af te lezen uit de diaconale inkomsten (ƒ 3.026,90) en uitgaven (ƒ 2.546,22), waardoor het batig saldo slechts ƒ 480,68 bedraagt.

In het jaar 1941 functioneert de gemeenteraad nog tot september. De notulen van de raadsvergaderingen in dit jaar worden in een apart boek en in zeer beknopte vorm bijgehouden, kennelijk vanwege de Duitse censuur. Er wordt slechts een enkel belangrijk besluit genomen.
Van groot belang voor de toekomstige werkgelegenheid is het verzoek van N.V. Philips gloeilampenfabrieken ‘om vergunning ten behoeve van Vlaming’s Mosselindustrie N.V. voor het aanbrengen en hebben van werken in en boven de kanaaldijk ten zuiden van het aan haar in november 1940 in erfpacht uitgegeven industrieterrein’. De gemeenteraad benadert dit verzoek zeer positief vanwege de werkgelegenheid.
De Inspecteur voor de Volksgezondheid dringt aan op het bouwen van 12 à 20 woningen om te voorzien in het de laatste tijd ontstane woningtekort. Hierover zal overleg met de Inspecteur plaatsvinden.
De PZEM krijgt vergunning voor het leggen van een hoogspanningskabel voor de electriciteit in grond van de gemeente.
Besloten wordt tot het onttrekken aan het openbaar verkeer van het Roelse’s voetpad, het Oostvoetpad en het Kleverskerkse voetpad vanaf de Singel tot aan de Burgemeester Lantsheerweg. Ook wordt besloten geld beschikbaar te stellen voor de aanschaf van een aanplakbord van 2.50 x 1.25 m, dit naar aanleiding van een verzoek van de districtpropagandaleider van de NSB. Bepaald wordt dat dit bord dan wel kosteloos beschikbaar is voor álle politieke partijen.
De heer P.I. Krijger neemt ontslag als onderwijzer aan de openbare school. Benoemd wordt de heer L. Kiel uit Hoek. Aan de Christelijke lagere school volgt meester J.P. de Jonge de heer J.J.C. van der Graaff als hoofd op.
Als gemeenteveldwachter is inmiddels M.C. Slootmaker in functie getreden.

In de vergadering van de gemeenteraad van 25 augustus deelt burgemeester Horninge de raadsleden (B. Franse, Jac. van Belzen, Joh. van Belzen, A. Cornelisse, P. de Haas, P. Janse en A. Schuit) mee, dat de taak van de gemeenteraad krachtens de Verordening van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlands gebied met ingang van 1 september a.s. komt te vervallen, zodat dit de laatste vergadering zal zijn die nog gehouden wordt. Hij maakt van deze gelegenheid gebruik de gemeenteraad en elk van de leden dank te brengen voor al hetgeen zij in het belang van de gemeente hebben gedaan en ook voor de aangename wijze van vergaderen. Wethouder Franse spreekt wederkerig een dankwoord tot de voorzitter. Na ongeveer 20 jaar de gemeenteraad te hebben voorgezeten zal dit de laatste raadsvergadering van zowel burgemeester Horninge als van wethouder Franse zijn. De burgemeester wordt tijdens de oorlog uit zijn ambt ontheven en de heer Franse is kort na de bevrijding overleden.
Op 1 maart wordt een collecte gehouden voor Winterhulp Nederland. Het lijkt er op alsof Walcheren en vooral Arnemuiden zich demonstratief van Winterhulp wil afwenden. Als de bussen van Arnemuiden geleegd worden blijkt dat er ƒ 22,33 geofferd is, minder dan één cent per inwoner.
Historisch is dat ds. Scholing als een van de eerste predikanten daadwerkelijk NSB-ers uit de kerk weert, dit tot grote woede van de hoofdredacteur van het NSB-blad.
Het begin van 1941 laat zich voor de garnalenvissers eerst ongunstig aanzien. Vanwege de vorst en het gure weer kunnen de vissers pas in maart gaan varen. Wegens de oorlogstoestand mag men slechts twee mijlen uit de kust vissen. Voor de garnalenvissers wordt het echter een zeer goed jaar. Over het algemeen worden er veel garnalen gevangen waarvan de opbrengst per kilo 28 cent en na oktober 34 cent is. Er is een goede aftrek voor de garnalen. Alles bij elkaar gerekend wordt door de garnalenvissers goed verdiend.
Maar veel méér wordt verdiend door de ongekend hoge vangsten in het najaar (van half september tot eind december) van zeebliek en schardijn ’met de kuil’. Overal wordt deze uitgeoefend. De vis kan tegen hoge prijzen van de hand worden gedaan. Per bemanningslid wordt soms wel ƒ 100 per week verdiend.

De vissers op de Westerschelde hebben nog nimmer een jaar gehad waarin ze zoveel verdienden als in 1941.
De oudste vissers herinneren zich niet dat er ooit zoveel schardijn en zeebliek in de Zeeuwse stromen werd gevangen. Nimmer kwam het nog voor dat in enkele weken zoveel geld door de vissers werd verdiend en wel door de allerarmsten, de garnalenvissers van Arnemuiden, Vlissingen en Breskens en de botvissers van Tholen. Gedurende de dertiger jaren konden deze nauwelijks het hoofd boven water houden en nu zijn ze ineens buitengewoon fortuinlijk. Bij de leveranciers van olie, motoren en vaartuigen wordt nu veel schuld betaald en door velen geheel afbetaald.
Ondanks de drukkende tijd toch nog gezelligheid onder de molen.
De gehele vissersvloot neemt aan de schardijnvangst deel. In de Oosterschelde wordt 513.667 kg schardijn en 394.903 kg zeebliek gevangen. De schardijn wordt voor 40 cent per kilo en de zeebliek voor 25 cent per kilo verkocht. Deze vis heeft goede aftrek. Ze wordt een dag of nacht in het zout gezet en dan in vaatjes in het zuur verzonden of in zout. Tal van opkopers uit Bergen op Zoom, Veere, Colijnsplaat en Zierikzee kopen de vis op. Helaas moet eind december de schardijnvisserij worden beëindigd in verband met de ijsgang.
De vissersvloot bestaat dit jaar nog uit 37 schuiten voor de garnalenvangst met in totaal 230 m3 en 144 bemanningsleden. In de vissersvloot komen dit jaar vele wijzigingen voor.
De ARM 1 van L. van Belzen, een oude schuit van 30 jaar oud, wordt verkocht naar Breskens. De ARM 3 van Robbert van Belzen wordt overgedaan naar Urk. Naar Breskens worden verkocht de ARM 18 van J. de Nooijer Czn. en de ARM 27 van de weduwe L. van Belzen. Deze neemt de ARM 16 over van Joost van Belzen. Lieven van de Ketterij verkoopt de ARM 33 wegens faillissement. Gillis van Belzen koopt een hoogaars uit Vlissingen, die als ARM 33 verder gaat. G. Meerman koopt een schuitje uil Veere; dit wordt de ARM 44. A. Meerman, wiens schip (de ARM 49) in 1940 wegens oorlogshandelingen verbrandde, neemt de ARM 11 over van J. van Belzen; dit wordt de nieuwe ARM 49.
Later in het jaar ontstaat een gebrek aan gasolie. De vissers krijgen van de Duitse bezetters een rantsoen olie toegewezen voor de motor van hun schuit. Wat daarvan niet gebruikt wordt verzamelen sommige vissers en ruilen dit in bij een boer voor tarwe en boter.

De Marinebefehlshaber in den Niederlanden verklaart een groot deel van de visgronden van de Zeeuwse kustvissers tot Sperrgebiet. Buiten de zeearmen mag geen vissersman zich ophouden. Een kleine concessie wordt gedaan aan de vissers van Arnemuiden, Vlissingen en Breskens, die hun bedrijf mogen uitoefenen langs de Walcherse kust tot even voorbij Westkapelle. Buiten een bepaalde denkbeeldige lijn van Schouwen naar Westkapelle mogen de vissers niet komen. Komt men daar soms buiten, dan wordt vanuit Zierikzee een snelboot ingezet en gaat men aldaar de gevangenis in.
Over de Hervormde Kerk kan het volgende worden vermeld. Jhr. Radermacher Schorer schenkt, evenals andere jaren, ƒ 100 ten behoeve van de diaconie. De kerkenraad verleent een toelage aan Blasina de Ridder, ’daar een bom haar huis heeft vernietigd’. De oorlog is ook merkbaar uit de brief van maart van de scriba van de synode, waarbij de gezamenlijke kerken bezwaren maken tegen de behandeling van de Joden en de toenemende rechteloosheid.
Besloten wordt, tot meerdere activering van de gemeentelijke arbeid, nauwlettend toe te zien op het kerkverzuim en te komen tot een werkverdeling onder de ouderlingen. Enige beroering ontstaat doordat een aanstaand bruidspaar, waarvan de bruid al in verwachting is, kerkelijke bevestiging van het huwelijk vraagt. Na het doen van schuldbelijdenis heeft de predikant geen bezwaar tegen deze bevestiging. ‘Vele kerkenraadsleden uiten hun bezwaren tegen deze werkwijze die te Arnemuiden geen gewoonte is en vrezen dat ze zich bij de gemeente niet zullen kunnen verantwoorden’. De predikant noemt tal van Bijbelse motieven waarom het huwelijk zijns inziens toch bevestigd mag worden nadat schuldbelijdenis is gedaan.
In de kerkenraadsvergadering van maart ontspint zich een discussie om de jeugdvereniging onder toezicht van de kerkenraad te plaatsen. De Jongelingsvereniging (voorzitter B. Ventevogel en secretaris F. Poortvliet) wordt daarop ontbonden en de bezittingen worden overgedragen aan de kerkenraad. Een Commissie tot Jeugdvorming wordt opgericht onder toezicht van de kerkenraad en een nieuwe jeugdvereniging opgericht.
De voorzitter ontvouwt in deze vergadering ook een plan tot betere organisatie van de arbeid in de gemeente, waarbij de gehele kerkenraad zijn medewerking zal verlenen. Hij acht zich niet in staat deze grote gemeente alleen te bezoeken. Hij merkt op: ‘Bovendien is deze gemeente los wat zeden en kerkbezoek betreft en door de jarenlange vacature zeer verwaarloosd. Zou deze arbeid niet krachtig worden aangepakt, dan is het gevaar groot dat de gemeente in deze ernstige tijden van geestelijke strijd en wankelende beginselen zou vervloeien. Het is evenzeer de taak van de ambtsdragers hun krachten tot deze arbeid te geven’. De kerkenraad stemt hiermee in. De gemeente wordt in vier wijken verdeeld en voor elke wijk wordt een ouderling en diaken aangesteld, die toezicht houden op hun wijk, de gezinnen opzoeken die niet meer ter kerk komen en met name de zieken en de ouden van dagen bezoeken. Op verzoek van de voorzitter geven de afgevaardigden van het classicaal bestuur, ds. Van Woerden uit Middelburg en ds. Hietkampen uit Vlissingen, voorlichting 'om te bespreken wat in deze nood des tijds kan worden gedaan om de kerkenraad en gemeente te activeren en tot meerdere samenbinding te brengen rondom Kerk en Woord’. Gesproken wordt over de jeugdvereniging, het geestelijk verval, de roeping van de ouders, de Heilige Doop en de praktijk in de gemeente, de plicht om christelijk onderwijs te volgen en dergelijke. Uit alles blijkt dat ds. Van Wingerden een krachtige organisator is. Maar uit de kerkenraadsnotulen is niet direct op te maken of de kerkenraad het nu zo hartgrondig eens is met de reorganisatieplannen van de predikant. De nieuwe opzet wordt althans voorlopig niet uitgevoerd. In de kerkenraadsvergadering van november constateert de predikant dat er nog weinig aan huisbezoek is gedaan en dat de wijkverdeling nog weinig verandering heeft gebracht. Een voorstel van hem om de kerkenraad uit te breiden met twee ouderlingen wordt verworpen.
Ouderling Van Waarde stelt zich niet meer herkiesbaar. Hij twijfelt er aan of hij het vertrouwen van de gemeente nog wel heeft. Dit wordt stellig ontkend en zijn besluit wordt zeer betreurd. Bij zijn afscheid in december spreekt de voorzitter hem toe, dankt hem voor alle arbeid, bijna een mensenleven lang in dienst der gemeente besteed, en voor de hartelijke samenwerking met de andere broeders van de kerkenraad. Hem wordt het loon van een getrouwe dienstknecht toegebeden. In zijn plaats wordt (diaken) Joz. Joosse tot ouderling gekozen. ‘Broeder Joosse deelt hierop mede, hoewel hij zijn zwakheid belijdt, toch met Gods Hulp deze arbeid te willen aanvaarden. Hem wordt hierop door alle broeders en den voorzitter de hand gedrukt en ’s Heeren Zegen toegewenst’. Tot diaken wordt gekozen Jac. Poortvliet.
In 1941 wordt het in 1795 door Jhr. Radermacher Schorer geschonken kabinetorgel van de Hervormde Kerk bij de firma Spiering te Dordrecht ingeruild voor een groter orgel. Welke bestemming het Radermacher-orgel heeft gekregen, zo het bewaard is gebleven, is - volgens J.H. Kluiver in zijn boek ‘Historische orgels op Walcheren’ - niet meer na te gaan.

Voor het wel en wee in de gemeente gedurende dit oorlogsjaar kan niet worden geput uit het notulenboek van de gemeenteraad. Deze is door de Duitse bezetter opgeheven. De Duitsers hebben het bestuur van de gemeente thans feitelijk in handen.Op 31 december 1942 telt de vissersvloot nog 38 schuiten, bestemd voor de garnalenvangst, met in totaal 380 m3 en 152 bemanningsleden. Die van Vlissingen heeft nog 22 schuiten, waarvan 13 voor de garnalenvisserij. In de vloot komen dit jaar twee wijzigingen voor. Jan Siereveld neemt een schip uit Vlissingen over als ARM 3 en G. Meerman doet zijn schuitje, de ARM 44, over naar Veere.
In 1942 zijn er opnieuw buitengewoon goede schardijnvangsten. De garnalenvissers hebben daardoor weer een zeer gunstig jaar, niet zo zeer door de vangst en de prijzen van de garnalen, maar door de hoge schardijnvangsten in het najaar met de kuil. De gevangen schardijn wordt doorgaans tijdens het vissen al opgehaald door de erkende opkopers. De schardijnvangst vergoedt ruimschoots het feit, dat de vissers vanwege de vorst dit jaar pas begin maart voor het eerst kunnen uitvaren.
Voor veel vissers zijn echter na 1942 de ’vette’ jaren voorbij. Een zeer donkere bladzijde in de geschiedenis van de Arnemuidse vissersvloot breekt aan. In de jaren 1943 en 1944 worden vrijwel alle vissersschepen door de Duitse bezetter gevorderd. Vele komen na 1945 niet terug. Daardoor moet na de oorlog een geheel nieuwe vloot worden opgebouwd.
Voor het wel en wee in de gemeente gedurende dit oorlogsjaar kan niet worden geput uit het notulenboek van de gemeenteraad. Deze is door de Duitse bezetter opgeheven. De Duitsers hebben het bestuur van de gemeente thans feitelijk in handen.

Op zondag 18 januari wordt in de Hervormde Kerk een nieuw kerkorgel in gebruik genomen. In deze dienst heeft Ds. H.K. van Wingerden tot tekst 2 Timotheus 4 vers 7 en 8. Het orgel wordt ingespeeld door de bekende organist Jan Rijn. Het nieuwe kerkorgel vervangt het 145 jaar oude, destijds door de ambachtsheer Jhr. Radermacher Schorer geschonken salonpijporgel. Zowel in 1919 als in 1923 moest het ingrijpend worden gerestaureerd. Voor de aanschaf van het nieuwe orgel werd in 1937 een orgelfonds opgericht. Het door de firma Spiering uit Dordrecht geplaatste orgel heeft een frontbreedte van 6 meter en bestaat uit 2 manualen en 1 pedaal. Het heeft 20 registers.
Na een zeer kort verblijf te Arnemuiden neemt ds. Van Wingerden in maart een beroep aan naar de Hervormde gemeente te ’s Grevelduin Capelle. In mei wordt afscheid genomen. Consulent wordt ds. J.H. Gijmink. De voor de zondagse kerkdiensten uit te nodigen predikanten zullen logeren bij ouderling Kievit ’mits men hem met distributiemiddelen wil bijstaan’. Besloten wordt ‘liever een predikant te beroepen, maar een goede kandidaat niet uit te schakelen’.
Het beroepingswerk wordt voortvarend ter hand genomen. Eind maart gaat een hoorcommissie (ouderling Den Hollander en diaken W. van Belzen) naar IJzendoorn, waar ds. Mulder wordt beluisterd. Deze voldoet kennelijk niet aan de verwachtingen. De commissie logeert daartoe bij ds. J.T. Doornenbal te Kesteren. Spontaan wordt een toezegging van beroep op ds. Doornenbal uitgebracht. Hoewel de in Arnemuiden zo zeer bekende ds. Doornenbal Arnemuiden zijn ’tweede gemeente’ noemde, bedankt hij (ook voor de in latere jaren diverse keren op hem uitgebrachte beroepen). Ook wordt nog beroepen ds. Sonnenberg te Molenaarsgraaf. In mei ’doen de broeders Joosse en Poortvliet verslag van hun tocht naar Leerbroek en stellen voor ds. J.H. Cirkel te beroepen daar zijn prediking en gebed de broeders zeer hebben toegesproken’. Ook hij bedankt. In juni brengen de broeders Kievit en W. van Belzen verslag uit van de prediking die zij in Middelburg gehoord hebben van drs. J.C. Hooykaas uit Benschop. Met algemene stemmen wordt hij beroepen. Deze neemt het beroep aan.
Op 11 augustus opent de consulent de vergadering en heet de leden in deze ernstige tijd hartelijk welkom, leest psalm 121 en gaat voor in gebed. Hierna komt de vraag aan de orde wat moet geschieden nu de broeders ouderlingen Van de Gruiter, Kievit en Den Hollander hebben moeten evacueren, zodat broeder Joosse als enige ouderling is overgebleven. Besloten wordt de kerkenraad uit te breiden met twee ouderlingen. Alle gekozenen bedanken echter. De consulent stelt daarop pogingen in het werk broeder Van de Gruiter terug te krijgen. Dit gelukt echter niet. Uiteindelijk neemt Blaas Ventevogel zijn verkiezing tot ouderling aan. Diaken Boone bedankt in december.
In december wordt ds. J.C. Hooykaas in de kerkenraad welkom geheten. Het kerkelijk archief, in bewaring gegeven bij ouderling Joosse, wordt aan hem overgedragen. Met de komst van ds. Hooykaas begint een donkere bladzijde in de geschiedenis van de Hervormde Kerk van Arnemuiden.

De Arnemuidse vissersvloot telt aan het eind van 1943 nog slechts 17 vaartuigen met in totaal 68 bemanningsleden; die van Vlissingen nog 2 en van Veere ook 2. In 10 schepen worden dit jaar nog gasgeneratoren geplaatst.
In 1943 worden van Arnemuidse vissers twaalf schepen en van Veerse vissers een schip gevorderd. Hieronder bevindt zich een aantal vrij nieuwe schepen (b.v. de ARM 21, 22, 24 en 25). De volgende schuiten worden op 2 juni door de Duitse Weermacht gevorderd:
ARM 5 van M. van Belzen (na de oorlog teruggekomen);
ARM 8 van J. Siereveld;
ARM 15 van Cornelis van Belzen (in de oorlog vernietigd);
ARM 17 van Cornelis van de Ketterij;
ARM 21 van M. van de Gruiter (vergaan tijdens repatriëring);
ARM 22 van B. van Belzen;
ARM 24 van Pieter Jobse (vergaan tijdens repatriëring);
ARM 25 van Jacob van de Ketterij (vergaan tijdens repatriëring);
ARM 27 van de weduwe L. van Belzen;
ARM 49 van A. Meerman;
ARM 53 van D. van Belzen (vergaan tijdens repatriëring);
ARM 54 van Marinus Siereveld.
Willem van Belzen neemt een Vlissingse hoogaars over als ARM 11. Dit schip is tijdens de oorlog door oorlogshandelingen vernietigd.
De garnalenvisserij is dit jaar over het algemeen niet gunstig. De vangst is gering en de garnalen zijn klein van stuk. Wegens de slechte vangsten en het oorlogsgevaar gaat men er toe over de kuilvisserij uil te oefenen. Sinds mensenheugenis is het nog niet voorgekomen dat in het najaar niet op garnalen wordt gevist. De kuilvisserij maakt wel wat goed dit jaar.

Wegens het buiten werking stellen van de gemeenteraad door de Duitse bezetter kunnen over dit jaar weinig bijzonderheden worden vermeld. Het dagelijks leven past zich geleidelijk aan aan de aanwezigheid van de Duitse soldaten.
In februari delen burgemeester Horninge en zijn collega-burgemeesters van de acht andere Walcherse gemeenten (Aagtekerke, Domburg, Grijpskerke, Oostkapelle, Souburg, Veere, Vlissingen en Zoutelande) de secrearis-generaal van Binnenlandse Zaken mee ontslag te zullen nemen ‘omdat er bij hen overwegende gewetensbezwaren bestaan zich als burgemeester te laten inschakelen bij het ronselen van Nederlanders bestemd voor Duitschland’. Niettemin blijven de burgemeesters voorlopig aan of ruimen pas in de loop van 1944 het veld.
In oktober breekt de typhus in Arnemuiden uit. Tot 19 oktober worden tien inwoners in de ziekenhuizen van Goes en Middelburg opgenomen. Twee van hen overlijden aan de epidemie. Acht zieken, van wie zes kinderen, liggen bovendien thuis in isolatie. Drie weken later telt burgemeester Horninge 23 ziektegevallen, waaronder drie met een dodelijke afloop. Volgens de burgemeester behoren alle typhuslijders tot de groep van min- of onvermogenden. Algemeen wordt de epidemie geweten aan de ’erbarmelijke hygiënische omstandigheden waarin deze mensen leefden’. De NSB stelt in een scherp artikel in De Zeeuwsche Stroom van 21 oktober de burgemeester hiervoor verantwoordelijk en eist zijn aftreden. Hoewel de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken Frederiks betoogt hierin geen voldoende reden tot ontslag te kunnen zien komt het daar uiteindelijk toch van. Hiermee komt een triest einde aan de 20-jarige ambtsperiode van burgemeester Horninge. Na de bevrijding wordt hij niet herbenoemd in zijn functie.

Vanaf 1943 is drs. J.C. Hooykaas als predikant aan de Hervormde Kerk verbonden. Omdat de pastorie door de Duitse Weermacht in beslag is genomen (en overigens zeer verwaarloosd wordt) verblijft de predikant ten huize van de familie J.L. Joosse aan de Molenweg. De jaren onder ds. Hooykaas zijn zeer bewogen. In het begin is de verstandhouding met de kerkenraad nog goed. Zo eindigen de notulen van de kerkenraadsvergadering van 6 februari als volgt: ’Verder niets meer aan de orde zijnde, sluit op verzoek van de voorzitter ouderling Ventevogel deze zeer gezellige vergadering’. Ook de volgende kerkenraadsvergaderingen ademen nog een sfeer van harmonie.
Deze sfeer wordt echter ernstig verstoord op zondag 12 september, als de predikant tijdens zijn preek de kansel verlaat. Hij verklaart later tot zijn verdediging: ’Toen ik temidden van de preek de kansel verliet, lag de gehele dienst in wanorde en was het onmogelijk verder te gaan’. Zonder directe oorzaak schijnt de predikant zich tijdens de kerkdienst geërgerd te hebben aan een bepaalde kerkganger. Bovendien stoot hij zich zeer aan de bijna geregelde kerkgang naar elders, terwijl naar zijn mening hier de zuivere verkondiging van Gods Woord wordt gehouden. Het gebeurde leidt tot grote beroering in de gemeente. Door de kerkenraad wordt de predikant hierover ernstig onderhouden. Hoewel ds. Hooykaas voor het gebeurde schuld belijdt, wordt de verwijdering daarna steeds groter. Men vindt ook dat de dominee teveel uitgaat en veel te weinig ziekenbezoek en huisbezoek doet.
Op 7 oktober overlijdt diaken W. van Belzen tengevolge van het oorlogsgeweld. Op 4 december bedankt ouderling Aart van de Gruijter ‘in verband met de gebreken des ouderdoms’. Zeer vele jaren diende hij de Hervormde gemeente als ouderling. Tot diaken wordt gekozen Klaas van de Gruijter Azn. Op 29 november brengen ds Reus van Westkapelle uit de classis Middelburg en ds. Hulsbergen van Hoedekenskerke uit de classis Goes een kerkvisitatiebezoek. Zij komen tot het oordeel dat er te weinig wordt uitgekeerd aan de armen ’gezien de rijke beurs waarover beschikt mag worden’. Ook achten ze het twee maal ’s jaars bedienen van het Heilig Avondmaal te weinig.

1944 is een bewogen jaar in de geschiedenis van Arnemuiden.
De visserij ligt bijna stil, omdat de meeste schuiten zijn gevorderd door de Duitse bezetter. De Duitse troepen van het 146e grenadiersregiment (o.a. tot versterking van de strijdkrachten op Walcheren) zijn gelegerd in Arnemuiden, Veere, Nieuw- en Sint Joosland en Oost Souburg. Ook ondervindt Arnemuiden de gevolgen van de gevechten op de Sloedam tussen de Duitse troepen en die van de geallieerden.
Op 3 oktober 1944 bombarderen Engelse bommenwerpers een gat van cirka 100 meter in de Westkapelse zeedijk en stroomt het Walcherse platteland onder water. De Engelsen willen ook het Duitse verkeer van en naar Walcheren lamleggen. Daarom vinden heftige beschietingen op en bij de Sloedam plaats. Ook de schutsluizen van Veere en Vlissingen worden kapot gegooid, zodat het water in het kanaal nu daalt en rijst met het getij.
Op zondag 24 oktober wordt Goes door de Engelsen en Canadezen bevrijd. Ook het grootste deel van Zuid-Beveland is dan weer vrij. De Duitsers wijken tot de Sloedam. Daarmee staat de laatste ronde in de strijd om de Schelde voor de deur.
In de middag van 31 oktober vallen de eerste granaten in Arnemuiden. Er valt onder de bevolking een dode en acht mensen raken gewond. Tegen middernacht begint een beschieting die zo’n 36 uur duurt, gedurende de periode dat Canadese troepen de overkant van de Sloedam proberen te bereiken. Hierbij valt een groot aantal burgerslachtoffers, die deels door de plaatselijke dokter en deels door Duitse artsen worden behandeld.
Tijdens de beschietingen vanaf de Sloedam nemen vele inwoners van Arnemuiden (soms wel 90 personen) hun toevlucht in de kelder van de oude pastorie aan de Langstraat. Ook schuilen velen in de kelders van de oude huizen op de Westdijkstraat. Volgens het boek ’Zeeland 1940-1945’ hadden wel drie- tot vierhonderd mensen onder het gemeentehuis een veilige plek gevonden.
Tot de dag dat de eerste geallieerde soldaten in de buurt verschijnen, blijven granaten in de gemeente neerkomen. Maar weinig huizen ontkomen aan de gevolgen hiervan, al wordt slechts een enkel huis volkomen in puin gelegd. Van de 558 woningen in Arnemuiden worden er 4 verwoest, 200 ernstig en 256 licht beschadigd.
Op 1 november landen de Engelse troepen in Vlissingen en vinden hevige gevechten plaats tussen de Engelsen en de Duitsers. Ondertussen proberen de Canadezen, die Zuid- Beveland veroverd hebben, de Sloedam tussen Zuid-Beveland en Walcheren te forceren. Zij stuiten daarbij op taai verzet, bereiken het westelijk uiteinde van de Sloedam, maar worden kort daarop weer teruggeslagen. Op 4 november vestigen de Canadezen een bruggehoofd ten zuiden van de Sloedam. De militaire positie van de Duitsers wordt dan hopeloos.
Er komen tot 6 november 42 burgers om het leven; de dagen daarna overlijden nog enkelen aan hun verwondingen.
Tijdens de oorlogsjaren is de predikant van de Gereformeerde kerk, ds. Scholing, zeer actief voor de ondergrondse. Zo organiseert hij onderduikadressen bij boeren in de omgeving. In november 1944 wordt hij ernstig gewond door een granaatscherf, terwijl hij de Noordstraat in liep. Dit was naar wordt aangenomen de eerste granaat die in Arnemuiden neer kwam en welke werd afgeschoten vanuit Zuid-Beveland. De granaat kwam neer op het pand van de familie Joosse op Markt 14. Dagen en nachten daarvoor was ds. Scholing al bezig geweest gewonden en stervenden bij te staan. In dit jaar is hij de enige predikant in Arnemuiden. Ds. Hooykaas heeft de gemeente verlaten.
Op 5 november trekken de Schotse bevrijders van de Highland Light Infantry en de Glasgow Highlanders Arnemuiden binnen. Arnemuiden was door de Duitsers aangewezen als Rode Kruisplaats. Hierheen vervoerden zij hun gewonden en de gewonde tegenstanders die in hun handen waren gevallen. Het Duitse militaire hospitaal was in de openbare lagere school gehuisvest.
Op 6 november wordt de capitulatie van de Duitsers op Walcheren in Middelburg getekend. Ook Arnemuiden bevindt zich dan weldra in Canadese handen, nadat stormcolonnes een venijnige versperringstelling in de omgeving hebben opgeruimd.
Bij de bevrijding van Zeeland in 1944 treft men op het baanvak van de spoorlijn Goes-Vlissingen grote vernielingen aan. Vrij spoedig is er weer treinverkeer mogelijk (eerst nog zonder seinbeveiliging), aanvankelijk tussen Vlissingen en Middelburg, daarna tot Arnemuiden en na het herstel van de Sloedam tot Goes. De snelheid van het na-oorlogs treintje is slechts 12 á 15 km per uur en de samenstelling uiterst summier. Het geheel is een kleine, van de Koninklijke Maatschappij de Schelde gehuurde rangeerloc met daarachter een dichtgespijkerd rijtuig (met kapotte ramen) en weer daarachter een kolenwagen die voor allerlei doeleinden, variërend van personenvervoer tot transport van vee, levensmiddelen, enzovoorts wordt gebruikt.
De Arnemuidse vissersvloot telt aan het einde van 1944 nog slechts vijf schepen met in totaal 50 m3 en twintig bemanningsleden. Een zeer groot aantal vissersschuiten is in gebruik bij de Duitse weermacht als Vorpostenboote, patrouillevaartuigen. De beste vaartuigen zijn bij de Duitse weermacht in dienst gesteld.
Gedurende de maanden september tot en met november wordt een groot aantal vaartuigen van de Zeeuwse vissersvloot vernietigd. De overgebleven schepen ondervinden groot nadeel van de uitvoerbeperkingen. Van de 430 schepen waaruit in juni 1944 de Zeeuwse vissersvloot bestond worden er 137 door de Duitsers gevorderd. Overigens is de garnalenvisserij dit jaar zeer slecht. De vangsten blijven ver beneden het normale peil.
Het is ook een bewogen jaar voor de Hervormde Kerk. Van de ouderlingen is alleen C. den Hollander nog maar actief; ouderling N. Kievit is nog steeds geëvacueerd; ouderling Joz. Joosse is al geruime tijd ernstig ziek en ouderling A. van de Gruijter heeft bedankt.
Na de ernstige strubbelingen in het najaar van 1943 met ds. J.C. Hooykaas wordt er in 1944 door de kerkenraad alleen maar vergaderd op 28 december, dit onder voorzitterschap van de consulent ds. Simoons. De consulent stelt - in verband met de vele klachten uit de gemeente - de indringende vraag of ds. Hooykaas door de kerkenraad in staat wordt geacht de gemeente te dienen. De kerkenraad spreekt uit dat men de prediking, hoewel voor velen moeilijk te begrijpen, niet anders wenst. Wat het herderlijk werk betreft schiet de predikant ernstig tekort. Met algemene stemmen wordt besloten dat de consulent een klachtschrift over de handelwijze van de predikant op zal stellen ten behoeve van het classicaal bestuur.
