Op 7 januari 1887 overlijdt, na veel lijden, meester Pieter Kwekkeboom, na 44 jaar schoolmeester te Arnemuiden te zijn geweest (vanaf 1842). Rond het graf van deze eenvoudige man staat de gehele gemeente geschaard, want de oude meester werd door allen als een vader bemind. Op het graf wordt dan ook naar waarheid getuigd, dat het heil van zijn medeburgers het doel van zijn leven was en dat hem daarvoor nimmer arbeid te zwaar was. De Middelburgse Courant wijdt in maart een vijftal artikelen aan het leven van meester Kwekkeboom. Een aantal bijzonderheden hieruit is weergegeven onder het jaar 1842.
Zijn opvolger, meester J. Buys, betrekt dit jaar de nieuwgebouwde onderwijzerswoning naast de gemeenteschool aan het Schuttershof. Hij dankt het gemeentebestuur ‘voor de nette en geriefelijke onderwijzerswoning, onlangs gesticht’. Tot nieuw hoofd van gemeenteschool te Kleverskerke wordt benoemd M. Vader.
Als gevolg van de bouw van de onderwijzerswoning aan het Schuttershof wordt het pad naar de begraafplaats verlegd naar de zuidzijde van het schoolgebouw. Het loopt nu vanaf de weg naar Nieuwland in oostelijke richting tot de begraafplaats.
Aandacht wordt geschonken aan de 70e verjaardag van Zijne Majesteit Koning Willem III. Hiervoor wordt een commissie gevormd, bestaande uit burgemeester Crucq, M. Hoveijn, D. Kousemaker en W. Willeboordse. De aandacht zal zich hoofdzakelijk richten op een extra bedeling van levensmiddelen aan de armen en een geschenk aan de schoolkinderen. Ook zal met een intekenlijst langs de deuren worden gegaan.
In verband met de grote droogte omstreeks juni en het gebrek aan drinkwater wordt in de zogenaamde houwerput bij de molen (in de volksmond genoemd ‘den nauwer’) een zogenaamde stoel met plank geplaatst om de ingezetenen in staat te stellen daaruit water te putten. Dit is te zien op de onderstaande prachtige foto van de houwerplas.

Op 30 juni woedt er een grote brand in de gemeente. De manschappen van de brandweer, de beide politiebeambten en de ingezetenen zetten zich op uitstekende wijze in om de brand te blussen en goederen te redden. De brand, die zich eerst ernstig laat aanzien, kan daardoor beperkt blijven tot het verlies van één woning.
Tot gemeente-bouwmeester wordt aangesteld Lieven Kuiler uit Middelburg. Hij is inmiddels welbekend in de gemeente vanwege zijn bemoeienissen met de bouw van de school en van de onderwijzerswoning, het herstel van de toren en de verkoop van het cariljon. Al per 1 januari 1888 neemt hij ontslag wegens vertrek naar elders. In zijn plaats wordt benoemd zijn vader, de heer C.J. Kuiler, aannemer te Middelburg.
De op 8 december overleden doodgraver Pieter Boone wordt opgevolgd door zijn zoon Pieter. De stenen vuilnisverzamelbak aan de Westwal wordt weer verwijderd, omdat ‘de bewoners van de Westwal er meer vuil naast gooien dan erin’. Voor het straatherstel worden 1700 straatkeien, afkomstig uit de weg naar Nieuwland, aangekocht.
Het zogenaamde ‘armhuis’ op de hoek Noordstraat/Lionstraat wordt in 1887 herbouwd voor doelmatiger gebruik en aanbesteed op 3 maart voor ƒ 547. Aannemer is Pieter van Hemert. De herbouw wordt bekostigd uit de opbrengst van de verkoop van het andere armhuis aan de Nieuwstraat aan Johannes Buijs voor ƒ 80 en uit een bijzondere gift van wijlen de ambachtsheer Jhr. Radermacher Schorer van ƒ 1.250. In juni wordt de verbouw voltooid.
De vissersvloot bestaat dit jaar uit 37, die van Vlissingen uit 9 en van Veere uit 2 schuiten. De visserij is in 1887 in het algemeen middelmatig. Vooral de garnalenvisserij is niet erg voordelig. Niet alleen is de vangst niet groot, maar ook de prijzen die vanuit Engeland betaald worden, zijn zeer laag. Na april doet zich een terugval van de prijs van de garnalen tot ƒ 1,20 per mand voor, maar in 1888 gaat deze weer omhoog tot zelfs ƒ 12. Het zijn de plaatsen Arnemuiden, Tholen en Bruinisse met ruim 1/3 van het aantal vissersschepen, die de voornaamste rol spelen bij de garnalenvangst in het noordelijke Zeeuwse gebied. Vanuit dit gebied komen - samen met de mossels - veel garnalen op de markt van de stad Hull in Midden-Engeland terecht.
De vissers vinden enige vergoeding in de bijvangst van schardijn of sprot. In november en december wordt zeer veel schardijn gevangen in de Westerschelde. Eén Arnemuids vissersschip vist uitsluitend voor de sprotrokerijen te Arnemuiden en vijf andere voor die te Vlaardingen. Te Arnemuiden wordt ƒ 1,00 à ƒ 0,75 per mand betaald; te Vlaardingen per vat (= 4 manden) ƒ 4 tot ƒ 6.
Vermeldenswaardig is ook, dat de vissers van Arnemuiden in deze tijd slechts bij uitzondering, als de gelegenheid gunstig is, in het Veerse Gat vissen en Veere als thuishaven kiezen. De veel gunstiger afvoermogelijkheden in Vlissingen en Breskens en het bereik van deze plaatsen met de zeilvaartuigen is hier ongetwijfeld de belangrijkste reden voor. De Westerscheldemond tot aan zee is hun eigenlijke visterrein. Kennelijk komt pas later Veere in trek als thuishaven.
De visserij-huisindustrie te Arnemuiden beperkt zich in deze tijd niet alleen tot het pellen van garnalen (deze heeft overigens nog geen grotere omvang dan het voorzien in de plaatselijke behoefte). Werk is er ook op het gebied van de schardijnrokerijen. Gedurende de wintermaanden van het voor de gewone visserij slechte jaar 1885 kwam de schardijn zo overvloedig voor, dat de netten bij de eerste slepen te vol liepen en scheurden.
Op de scheepswerf van Meerman is dit jaar volop werk. Begin 1887 worden gebouwd ‘een nieuw bootje’ voor schipper A. Laroy te Scherpenisse, een nieuwe hoogaars voor schipper C. Schot te Tholen en een nieuwe roeiboot voor schipper Engelsma Dijkema.
‘Voor de hoop’ (in eigen beheer) wordt gebouwd een hoogaars, die later verkocht wordt aan Kornelis van Belzen Lzn uit Arnemuiden voor ƒ 1.437. In november laat schipper Willem Meulmeester uit Arnemuiden een nieuwe hoogaars bouwen ‘gelijk aan die van Kees van Belzen’ voor ƒ 1.440. Ook wordt een hoogaars gebouwd voor schipper J.J. van der Rijde te Clinge.
Dit jaar blijkt een bepaalde onrust uit de notulenboeken van kerkenraad en kerkvoogdij van de Hervormde Kerk, veroorzaakt door de Doleantie. De consulent ds. Gobius du Sart roept de kerkenraad op 21 mei in vergadering bijeen. De aanleiding hiervan is een bij de kerkenraad ingekomen stuk, ondertekend door 22 leden der gemeente, inhoudend ‘het verzoek om tot een zogenoemde reformatie der kerk over te gaan en alsdan de kerkorde van 1618/1619 aan te nemen’. Hierop volgt een vrij lange discussie. Daarbij zijn allen het erover eens dat de invoering van een nieuwe kerkorde aan grote bezwaren onderhevig is. Besloten wordt ‘met het oog op het onwettige van een zogenoemde reformatie het schrijven eenvoudig met algemene stemmen voor kennisgeving aan te nemen’. Ook wordt voor kennisgeving aangenomen een schrijven van de Algemene Synodale Commissie van de Nederlands Hervormde Kerk betreffende ‘de in te nemen houding tegen de zogenaamde Doleantie’.
Beroepen worden dit jaar uitgebracht op ds. Locher te Aalst en kandidaat J.C.G. Gobius du Sart.
In januari al bedankt het kerkenraadslid N. Cornelisse als ouderling. Hij zal ouderling worden van de eerste kerkeNraad van de Gereformeerde Kerk. Ook diaken De Nooijer bedankt. In zijn plaats wordt gekozen Robbert Schroevers, die vele lange jaren op zijn post zal blijven als lid van de kerkenraad.
De huis-aan-huis-collecte voor het opknappen van het armhuis van de kerk brengt onvoldoende op.
Besloten wordt een hypotheek van ƒ 500 op het armhuis te nemen. De vader van diaken Kousemaker is bereid een lening te verstrekken tegen een rente van 5% en een jaarlijkse aflossing van ƒ 40. Maandelijks zal voor het armhuis nu een extra collecte worden gehouden.
Dit jaar doet ook van zich spreken Franciscus Petrus Oudens, de stationschef van Arnemuiden en wel op politiek gebied. Bij de verkiezingen van 1888 treedt de Volkspartij (het begin van de socialistische partij) voor de eerste maal in het strijdperk tegen de ‘liberale en klerikale volksverdrukkers’, die volgens haar duizenden werklieden en kleine burgers van hun voornaamste recht, het kiesrecht, uitsluiten. Oudens wordt secretaris-penningmeester van de Zeeuwsche Propagandaclub van de Volkspartij. Hij is geboren te Middelburg in 1855 als zoon van een koffiehuishouder. Sinds de zeventiger jaren is hij in administratieve dienst bij de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen. Na stationschef te zijn geweest in Houten (U) bekleedt hij deze functie sinds 1885 in Arnemuiden. In 1886/1887 probeerde hij een strijdbare vakbond voor spoorwegpersoneel te stichten, maar had daarmee geen succes. Sedertdien trad hij voor de kiesrechtbeweging op en vervulde hier en daar spreekbeurten.
In 1893 verschijnen er enkele publicaties van zijn hand o.a. Het boek der menschheid. Over de Christenen uit hij in deze geschriften buitengewoon aanstootgevende woorden.
In 1893 wordt hij stationschef in Etten-Leur. In 1899 echter wordt hij in een ondergeschikte positie in Roosendaal geplaatst. Na de spoorwegstakingen in 1903 krijgt hij zijn ontslag, dat hem zwaar treft. Jarenlang drijft hij daarna een klein sigarenwinkeltje te Antwerpen, keert later arm naar Nederland terug en bekleedt een ondergeschikte administratieve functie bij de Centrale Arbeiders Verzekeringsbank. Hij sterft in 1920 in Den Haag als een vergeten man.
Deze gegevens zijn ontleend aan een artikel in het Zeeuws Tijdschrift van 1980 van de hand van dr. G. Taal.
