Arnemuiden telt dit jaar 2138 inwoners. Geboren worden 90 kinderen, terwijl 58 inwoners overlijden waarvan 33 kinderen in hun eerste levensjaar. Er worden 395 huizen geteld.
Na de beëdiging van de nieuwe gemeentesecretaris Oosterhoff in de raadsvergadering van 3 januari keert de rust in het gemeentebestuur weer. In deze vergadering wordt het overlijden gememoreerd van het oude raadslid Jacobus Franse, de vader van de vorig jaar gekozen wethouder Benjamin Franse. Het overleden oud-raadslid wordt gekenschetst als ‘een zelfstandig en onafhankelijk raadslid die de vraagbaak was voor een ieder’.
Raadslid Jobse bedankt als raadslid. Tot zijn opvolger wordt gekozen Jan Karel Crucq, geboren in 1854 en zoon van de vorige wethouder Johannis Crucq.
Weinig opmerkelijke zaken worden er dit jaar in het gemeentebestuur verhandeld. Er wordt een nieuwe beerwagen aangeschaft, omdat de oude bijna niet meer te gebruiken is. De smids mogen hiervoor een offerte uitbrengen. De burgemeester deelt de raad mee dat ƒ 25 geboden is voor de ijzeren trommel van het oude cariljon in de toren. Dit bedrag vindt de gemeenteraad veel te laag. Aangekocht wordt een revolver voor de veldwachter, omdat de onlangs aangeschafte niets waard blijkt. De scheepstimmerlieden Meerman krijgen geen toestemming voor het aanbrengen van verlichting bij de scheepswerf op de Zuidwal. Dit wordt niet noodzakelijk gevonden. Er wordt een Burgerlijk Armbestuur ingesteld.
Tot onderwijzer met hoofdakte wordt benoemd de heer C. Steketee uit Sint Maartensdijk. Steketee zal later het eerste hoofd van de nieuwe Christelijke lagere school aan de Schoolstraat worden. Hij huurt van de kerkvoogdij van de Hervormde Kerk de nieuwgebouwde pastorie aan de Markt. Door het vertrek van de vorige gemeentesecretaris Dootjes is de pastorie leeg gekomen. H.de Priester neemt per 1 augustus ontslag als onderwijzer. Tot zijn opvolger wordt benoemd H.P.A.J. Buys uit Arnemuiden.
In verband met de komst van de Staatspresident van Zuid Afrika Paul Kruger in ons land wordt hem een adres van hulde en een welkomstgroet gezonden. Hierin wenst de gemeenteraad hem o.a. toe ‘dat uw vertrouwen op de Almachtige moge worden bekroond met een eervolle vrede voor uw dierbaar land, dat ook ons lief is’.
Van belang is ook dat dit jaar het Christiaanpoldertje (gelegen tussen de Zuidwal, het Schorretje en de Nieuwlandseweg) ter grootte van 0,2 ha wordt ingedijkt. Het Marktplein is omstreeks deze tijd beplant met 24 kastanjebomen (4 rijen van 6). Deze bomen worden in 1921 vervangen door 16 lindebomen.
De vissersvloot telt dit jaar 59 en die van Vlissingen 13 schuiten, alle voor de garnalenvangst. Ongeveer 240 vissers uit Arnemuiden zijn dagelijks op zee. De totale Zeeuwse garnalenvloot telt 162 vaartuigen. De vangst is in 1900 zeer matig (gemiddeld zo’n twee mandjes garnalen per dag). Ook de prijs is bijzonder laag (gemiddeld ƒ 3,50 per mand).
Het grootste deel van de vangst wordt uitgevoerd naar Londen. De toestand van de garnalenvissers is dan ook zeer treurig. Het bestuur van de Zeeuwse Visserijen is van mening dat de garnalenvissers op deze wijze niet kunnen blijven doorgaan. Van particuliere zijde wordt een onderzoek ingesteld naar de oorzaken van de matige opbrengsten. Dit onderzoek brengt vele misbruiken aan het licht. Zo blijkt dat de naar Engeland gezonden garnalen niet op een publieke afslag komen, maar in handen blijven van drie opkopers. De resultaten van dit onderzoek hebben tot gevolg dat stappen worden ondernomen om de garnalen publiek te veilen. Ook wordt een akkoord met de mailboot naar Engeland gesloten over het vervoer van de garnalen. Tevens komt er een eigen bergplaats voor zout.
De garnalenvangst van de Zeeuwse vloot is dit jaar 701.603 kilo met een opbrengst van ƒ 101.157 (ter vergelijking: in 1899 1.875.290 kilo met een opbrengst van ƒ 249.000).
Op de scheepwerf van Meerman wordt dit jaar een nieuwe zeilboot voor Jacob en Jan Kusse van de Oranjeplaat gebouwd (dit wordt de ARM 57), terwijl begonnen wordt met de bouw van een nieuwe hoogaars voor eigen rekening (deze wordt verkocht aan Lourens Jasperse voor ƒ 1.560 en heet de ARM 66).

Wat betreft de Hervormde Kerk is het opmerkelijk dat tegelijk met het vertrek van de godsdienstonderwijzer (scheepskapitein) P. ’t Hart eind vorig jaar ouderling Willem Meulmeester bedankt. Steeds deed Meulmeester zich kennen als een warm voorstander van het optreden van ’t Hart. Kort daarop is Meulmeester overleden.
Beroepen worden uitgebracht op kandidaat H. Nolke uit Groningen, kandidaat A.M.den Oudsten uit Groot Ammers en de consulent H. Kwint uit Nieuw- en Sint Joosland.

De kerkenraad wordt dit jaar aangevuld met H. Kasteleijn als nieuwe ouderling (in de vacature van J. van Belzen). De overige kerkenraadsleden zijn de ouderlingen G. de Nooijer en Blaas de Nooijer en de diakenen A. Boogert, A. van de Gruiter, W. Wiskerke en Abraham Meerman. Tevergeefs wordt getracht in de vacature van W. Meulmeester te voorzien. De kerkenraad oordeelt dat de inning van de bijdragen voor de Generale Kas met zoveel bezwaren gepaard zal gaan, dat ze hier niet toe durft over te gaan.
Op 24 november overlijdt Abraham van Eenennaam, het oudste lid van het college van kerkvoogden en notabelen met de langste staat van dienst.
1901 is een bijzonder jaar voor de Hervormde Gemeente. Eindelijk, na bijna 27 jaar, zal men weer een eigen predikant krijgen.
De kerkenraad bestaat in 1901 uit de ouderlingen Blaas de Nooijer, Hendrik Kasteleijn en Gillis de Nooijer en de diakenen Abraham Meerman, Aart van de Gruiter, Willem Wiskerke en Andries Boogert. Het gelukt niet in de vacature van ouderling Willem Meulmeester te voorzien. Consulent wordt ds. N.M. de Ligt uit Middelburg. Bij de overdracht van de kerkelijke stukken wordt ‘het archief in de beste orde bevonden’.
In februari moet er weer door de kiesgerechtigde lidmaten gestemd worden over hoe men in de komende periode van 10 jaar (1901-1910) de kerkenraadsleden en de te beroepen predikanten gekozen wil zien: door de kerkenraad of door een kiescollege. Er worden 49 stemmen uitgebracht, waarvan 37 voor verkiezing door de kerkenraad en 12 voor verkiezing door een kiescollege.
In de op zaterdagavond 9 maart om half negen gehouden kerkenraadsvergadering ‘wensen de broeders eenparig hedenavond een beroep uit te brengen op ds. H.L.A. Feykes te Marken’. Ds. Feykes neemt het beroep tot grote blijdschap van kerkenraad en gemeente aan. Echter, tijdens de kerkenraadsvergadering van 27 april, die ‘in het raadhuis’ wordt gehouden, is er bericht van ds. Feykes, waarbij hij vraagt ‘ontslagen te worden van zijn woord en de beroepbrief terug te ontvangen’. De kerkenraad ‘is hierover zeer bedroefd en besluit met algemene stemmen niet hierin te berusten en een schrijven aan ds. Feykes te zenden met het verzoek over te komen en te spreken en de stukken ter goedkeuring van het beroep over te zenden’. Ds. Feykes besluit daarop alsnog het beroep aan te nemen.
In de kerkenraadsvergadering van 7 juli wordt ds. Feykes door de consulent ds. De Ligt hartelijk verwelkomd en wordt hem ’s Heeren onmisbare Zegen toegewenst. De volgende dag, zondag, wordt hij bevestigd door zijn vader, ds. H. Feykes, en doet de 28-jarige ds. Hendrik Lambertus Albertus Feykes intrede met de tekst uit 2 Cor. 8:9. Geboren op 3 augustus 1872, broer van ds. Jan Roelof Feykes te Tiel, kandidaat in Drente in 1896, was hij predikant vanaf 1897 te Marken. Reeds in 1904 vertrekt hij naar Colijnsplaat en gaat daarna naar Oudega in 1929. Hij is overleden op 65-jarige leeftijd op 7 juli 1937, precies 36 jaar na zijn intrede te Arnemuiden.

De kerkenraad besluit het op zondagen gecollecteerde geld voortaan te storten in een bus, die in bewaring zal blijven bij de predikant, terwijl de sleutel van de bus zal berusten bij één van de ouderlingen. Aan het einde van elke maand zal de bus geledigd worden door de kerkenraad.
In de op 29 oktober ‘ten huize van de predikant’ gehouden kerkenraadsvergadering wordt een verzoek behandeld van de Commissie der Christelijke Bewaar-, Brei- en Naaischool om een maandelijkse collecte voor de school te houden. De kerkenraad besluit gedurende de maanden november en december 1901 en januari 1902 de maandelijkse collecte te houden op elke eerste zondag in de middagkerkdienst.
In deze vergadering komt ook een brief ter tafel van Baronesse Schimmelpenninck van der Oye, presidente van de naaiwerkvereniging, met het verzoek om een opgave van het aantal huisgezinnen dat bedeeld wordt door de diaconie. De kerkenraad deelt haar mee, dat dit er ongeveer 45 zijn.
Laurens Meerman bedankt als ‘klokluider en orgeltrapper’. In zijn plaats wordt Lieven de Nooijer benoemd.
Op 16 december overlijdt het hoofd van de gemeenteschool, Jacobus Buijs. In 1886 volgde hij meester Kwekkeboom op. Daarvóór was hij vele jaren hoofd van de gemeenteschool te Kleverskerke. Uit de beschrijving van de voorgaande jaren blijkt wel met welke grote zorgen en problemen bovenmeester Buijs te kampen had. Tal van problemen waren er met leerkrachten, met de dikwijls uitzichtloze vervulling van vacatures, met het grote schoolverzuim, met het gemeentebestuur, met klassen van soms over de 100 leerlingen, met de soms bandeloze jeugd....
Burgemeester Van Eenennaam merkt in de raadsvergadering van 16 december op ‘dat hij gelooft in de geest van de vergadering te spreken dat Arnemuiden in de heer Buijs een goed ambtenaar heeft verloren’.
Besloten wordt het hoofd van de gemeenteschool te Kleverskerke, de heer J.J. van Doezelaar, een overplaatsing naar de gemeenteschool te Arnemuiden aan te bieden. Meester Van Doezelaar accepteert deze overplaatsing en wordt per 1 mei 1902 hoofd van de school. Onder zijn krachtige leiding breekt er een tijdperk van rust en stabiliteit in het schoolleven van Arnemuiden aan.

Eerder dit jaar, op 31 mei, vertrekt de onderwijzeres van de Christelijke bewaarschool juffrouw Filius. Vanaf 1 januari 1894 was zij aan de school verbonden. Ze wordt per 1 juni opgevolgd door mejuffrouw J.P. Steutel uit Goes. Deze blijft tot 1905.
De vissersvloot bestaat in 1901 uit 55 vaartuigen voor de garnalenvangst (met 220 bemanningsleden). Vlissingen telt 13 schuiten en Veere 11, waarvan 9 voor de mosselvisserij.
In 1901 is (volgens het Jaarverslag der Visscherijen) met name de garnalenvisserij over het algemeen slecht. De vangst is zeer schraal. Soms moet men drie dagen vissen voor één mandje van 30 kg garnalen. De garnalen zijn bovendien buitengewoon klein. De prijs is redelijk goed (ƒ 5 tot ƒ 7 per mand).
In maart is het erg ruw weer met sneeuw en n.o. wind. Zo wordt er in de tweede helft van deze maand slechts één dag gevist. In april is de vangst hoogstens één mand per dag, in juni 2 à 3 manden, in juli 5 à 7 manden en vanaf eind juli ± 10 manden per dag. In juli is de opbrengst per mand ƒ 3. Wel kost iedere mand garnalen de vissers ± 60 cent aan onkosten.
In 1901 is de gemiddelde besomming per week ƒ 24,50, waarvan elk bemanningslid aan het eind van de week 1/5 deel mee naar huis mag nemen. De verdiensten zijn dit jaar dan ook gering. Zeker als bedacht wordt dat de vissers voor de vangst van ’s morgens 5 tot ’s avonds 9 uur in touw zijn. Halverwege het jaar vertrekt een zestal vissersschuiten van Veere naar Vlissingen om in de mond van de Westerschelde te vissen.

De vangsten van de vissers uit Arnemuiden, Vlissingen en Breskens gaan nagenoeg volledig naar Londen. Een aantal Arnemuidse vissers vist voor het eerst ‘onder een nieuwe facteur’ (dit is iemand die voor rekening van anderen handel drijft). Hiervan is de vissers veel voordeel voorgespiegeld. De besomming is echter nog minder dan bij de vorige facteur.
Daarentegen zijn de schardijnvangsten zeer overvloedig. Eind oktober wordt door de garnalenvissers schardijn opgemerkt. Een Arnemuidse visser gaat de 6e november speciaal daar op vissen en brengt na één getij 40 emmers schardijn mee terug. De schardijn wordt verkocht voor 60 cent per emmer. Gelijk gaan er nog 15 andere schepen op schardijn vissen. In december wordt geregeld door 18 schuiten uit Arnemuiden, Breskens en De Panne gedurende drie dagen per week op de schardijn gevist. In december vangt men per getij soms wel 100 tot 150 emmers schardijn. Gemiddeld is de vangst per schuit per dag 40 tot 60 emmers. De schardijn wordt verkocht aan opkopers uit Pernis. Deze verkopen ze weer door als aas voor de beugvissers.
Over de schardijnvangsten in vroeger tijden vermeldt de Cronyk van Zeeland van Smallegange overigens al dat deze toen (in 1696) in menigte voor de Zeeuwse kust voorkwam; in die tijd werd deze vis echter gering geacht.
Vermeldenswaard is nog dat rond de eeuwwisseling een nieuwe hoogaars ongeveer ƒ 1.000, ‘gereild en gezeild’, kost.
Uit het werfboek van de scheepswerf van Cornelis Meerman blijken overigens weinig bouwactiviteiten dit jaar: er wordt een bootje van olmenhout voor N. Molhoek (van het overzetveer over het Arnekanaal) aangenomen, de nieuwgebouwde hoogaars voor schipper J. de Pagter uit Breskens komt in mei gereed en in oktober wordt begonnen met de bouw van een olmen bootje voor schipper D. Jakopse uit Breskens en een nieuw bootje van eikenhout voor schipper J. Vermeulen.
Dit jaar wordt ook besloten tot uitbreiding van de gemeenteschool in verband met de toename van het aantal leerlingen als gevolg van de invoering van de Leerplichtwet. Eerst wordt nog overwogen een verdieping op de school te bouwen, bestaande uit drie lokalen. De gemeente-bouwmeester J.K. Kuiler krijgt opdracht hiervoor een plan te maken. De gemeenteraad gaat ter plaatse bezien en opmeten hoe de school het beste uitgebreid kan worden. ‘Hierna wordt’, volgens de raadsnotulen, ‘de vergadering in de openlucht op het terrein vóór de openbare school gesloten’. Uiteindelijk wordt besloten één lokaal aan te bouwen aan de zuidzijde.
Ingevolge de nieuwe Leerplichtwet wordt een Commissie tot wering van het schoolverzuim ingesteld. Tot leden worden benoemd de heren J. Boeijenga (de Gereformeerde predikant), J.L. Oosterhoff (de gemeentesecretaris), A. Brakman (onderwijzer), Adriaan de Ridder, J. Dronkers (de veldwachter), G. van Belzen en C. Steketee (onderwijzer).
Een ander gevolg van de Leerplichtwet is dat er een regeling wordt getroffen voor het mogelijk maken van herhalingsonderwijs voor volwassenen. Dit onderwijs omvat nederlandse taal (waaronder schrijven en lezen), rekenen, kennis der natuur, handtekenen voor jongens en nuttige handwerken voor meisjes. Met dit onderwijs worden belast de onderwijzers A. Brakman, J.J. van Doezelaar en C. Steketee.
In februari 1901 wordt voor het eerst melding gemaakt van het muziekkorps Arne’s Genoegen. Het muziekkorps verzoekt het gemeentebestuur om voor haar uitvoeringen de raadszaal te mogen gebruiken. Dit wordt toegestaan op voorwaarde dat er geen sterke drank mag worden gebruikt en het korps zorgt voor verwarming en verlichting.

De gemeenteraad besluit de kade te bestraten met 100 m2 keien, die daartoe uit de Lionstraat worden opgebroken. De Lionstraat wordt met klinkers bestraat.
De nieuwe predikant ds. Feykes en andere marktbewoners vragen het gemeentebestuur of de veiligheid van hun eigendommen door meer politietoezicht bevorderd kan worden ‘vermits er thans door de straatjeugd veel met stenen wordt gegooid’.
De burgemeester is van mening dat ‘Dronkers (de veldwachter) wel wat meer toezicht zou kunnen houden, doch dat die ook nogal met velerlei werkzaamheden is belast’. Ook verzoeken deze Marktbewoners om de kastanjebomen op de Markt op te ruimen wegens de daarvan ondervonden overlast. De gemeenteraad is het niet met dit verzoek eens, ‘omdat de kastanjebomen een sieraad voor de gemeente zijn’.
Raadslid J.K. Crucq legt in de raadsvergadering van september een aantal wensen op tafel o.a. voor het afvoeren van de grond van de wal, voor het beplanten van de grintweg naar de rijksweg Goes-Middelburg, voor het versterken van de loopplank bij de kaai en voor het droogleggen van de kil bij de molen (de geul tussen de oude zeedijk en het zogenaamde eiland waarop vroeger een aantal zoutketen stonden).
De gemeentesecretaris Oosterhoff verzoekt per 15 oktober ontslag in verband met zijn benoeming tot gemeentesecretaris van Terneuzen. De gemeenteraad neemt met leedwezen afscheid van Oosterhoff. Hij genoot steeds het volste vertrouwen. In zijn plaats wordt benoemd de heer L.C. Wabeke, ambtenaar ter secretarie van Dordrecht. Hij zal tot 1911 in functie blijven. Wabeke notuleert wijdlopiger dan zijn beide voorgangers. Ook zijn handschrift is veel moeilijker leesbaar.
Per 1 januari 1902 wordt de gemeentebouwmeester J.K. Kuiler uit Middelburg wegens gevorderde leeftijd eervol ontslag verleend. Als zijn opvolger wordt benoemd timmermansbaas J.K. Crucq. Deze legt als gevolg hiervan zijn raadslidmaatschap neer.
Op 1 mei 1902 wordt meester J.J. van Doezelaar hoofd van de openbare school van Arnemuiden. Hij volgt de in 1901 overleden meester J. Buijs op. Reeds eerder was Van Doezelaar onderwijzer aan deze school. Daarna werd hij hoofd van de openbare school te Kleverskerke.
In Kleverskerke moet hierdoor een nieuw hoofd benoemd worden. Dit heeft heel wat voeten in de aarde. Nummer 1 op de voordracht is de heer C. Steketee, onderwijzer aan de openbare school te Arnemuiden. Steketee is ‘van Gereformeerde beginselen’; hij behoort tot de Gereformeerde Kerk van Arnemuiden.
De ingezetenen van Kleverskerke verzoeken massaal iemand van Hervormde beginselen te benoemen. Dit levert in de gemeenteraad een zeer uitvoerige discussie op. Volgens de burgemeester en enkele raadsleden zijn de ondertekenaars opgezweept door de Arnemuidse Hervormde ds. Feykes. Dit wordt hem - volgens de raadsnotulen - nogal kwalijk genomen. De stemmen staken echter en na loting wordt de heer J.P. van Hoeve uit Serooskerke benoemd. In 1905 wordt de heer C. Steketee het eerste hoofd van de dan geopende Christelijke school te Arnemuiden.
De onderwijzer van de openbare school H.P.A.J. Buijs vraagt ontslag per 1 november. Als zijn opvolger wordt benoemd P. Vos uit Middelburg.
De vissersvloot bestaat in 1902 uit 51 schuiten voor de garnalenvangst (met in totaal 612 m3 en 200 bemanningsleden). De Vlissingse garnalenvloot bestaat uit 14 schuiten.
In het algemeen is de garnalenvisserij dit jaar niet ongunstig. De maand januari wordt grotendeels gebruikt om de schuiten schoon te maken en te repareren. In februari gaan weer allen buitengaats. 34 schuitjes zeilen nu vanuit Veere als thuishaven. De vangst varieert van 3 tot 20 manden per week. De prijs is vrij goed (ƒ 3 tot ƒ 5 per mand). De gemiddelde opbrengst per vaartuig per week is ƒ 37 ofwel ƒ 7,40 per bemanningslid. De gemiddelde besomming is dus aanzienlijk beter dan in 1901 (deze was toen ƒ 24,50).

Op het laatst van oktober wordt weer schardijn op de kust gesignaleerd. Waarschijnlijk met de goede schardijnvangsten in 1901 nog in gedachten gaan in november niet minder dan 119 schuiten op de schardijnvangst. De gemiddelde opbrengst per vaartuig is 100 emmers schardijn per week. De schardijn is bovendien van prima kwaliteit. Dit vormt een uitstekende bijverdienste.
Op de scheepswerf van Cornelis Meerman Jzn is er ook dit jaar weinig bedrijvigheid. Er wordt een nieuwe peilboot gebouwd voor de heer C. Koole (opzichter van het polderbestuur te Vlissingen), een nieuwe hoogaars volgens het zogenaamde lemmermodel voor schipper W. Bom IJsseldijk van Yerseke, een nieuwe roeiboot voor de gemeente Philippine en ‘een nieuw olmbootje’ voor schipper Voerman te Philippine.
Uit de kerkenraadsnotulen van de Hervormde Kerk blijkt, dat er dit jaar slechts drie vergaderingen worden gehouden, te weten op 29 januari, 3 februari en 5 april. De kerkenraad telt drie vacatures: door het overlijden van de ouderlingen Gillis de Nooijer en Willem Meulmeester en het bedanken van diaken Abraham Meerman jr.
In deze vacatures worden gekozen tot ouderlingen Laurens Meerman en Abraham Meerman sr. en tot diaken Willem Vogel.
Uit de jaarrekening van de diaconie over 1901 van boekhouder Kousemaker blijkt, dat er een hoog batig saldo is van ƒ 858,76 (inkomsten ƒ 1.879,35 en uitgaven ƒ 1.020,59). In verband met dit hoge batig saldo wordt besloten de bedeling van de armen te verhogen en een brandkast aan te schaffen ‘om het geld in te bewaren’. Verder wordt nog besloten voortaan, met uitzondering van de gehuwden, niemand tot de belijdenis des geloofs toe te laten tenzij men minstens twee jaar geregeld catechisatieonderwijs heeft ontvangen.
Uit het notulenboek van de kerkvoogdij blijken ook enkele mutaties. Zo wordt Jozias de Rijke stokman. Hubrecht Kraamer bedankt in augustus als koster. Hij ziet zich hiertoe na het overlijden van zijn vrouw ’genoodzaakt’, na dit 28 jaar uit liefhebberij te hebben volbracht, vanwege het huwelijk van zijn dochters die zo vele jaren de kerkwerkzaamheden vooral in de winter hebben waargenomen’. Kraamer heeft nog tal van andere functies zoals secretaris van de kerkvoogdij, gemeentebode, secretaris van de brandweer, gemeente-omroeper, lijkdienaar en klokkenist, terwijl hij ook jarenlang als voorlezer/voorzanger fungeerde. Hij wordt opgevolgd door zijn broer P.J. Kraamer.
Wat betreft de Gereformeerde Kerk kan melding gemaakt worden dat de kerkenraad dit jaar de mogelijkheden onderzoekt om te komen tot de bouw van een nieuw kerkgebouw.
Vanwege zijn benoeming tot gemeentebouwmeester legt J.K. Crucq zijn functie als gemeenteraadslid neer. Als opvolger wordt gekozen zijn jongste broer Frans Crucq, geboren 6 januari 1873 te Arnemuiden. Frans Crucq was de vader van de bij velen nog bekende Johannes Crucq (gehuwd met N. Kousemaker), die woonden in het huisje aan de Langstraat naast de ingang van Te Mortiere, waarin daarvoor wagenmaker Dingenis Kousemaker woonde.
In de raadsvergadering van 24 juni wordt stil gestaan bij het 10-jarig ambtsjubileum van burgemeester Salomon van Eenennaam. Wethouder Davidse ‘brengt de dag in herinnering waarop de jubilaris onder het geklank van honderden feestkreten op indrukwekkende wijze zijn intocht deed’. Voor zijn verdiensten voor Arnemuiden wordt hem hulde gebracht.
De gemeenteraad besluit tot het begrinten van de weg van de Arnebrug naar Kleverskerke en van de weg van de Arnebrug tot de Molenstraat. Het vrachtrijderswerk wordt voor vier jaar opgedragen aan P. van de Broeke. P.J. Kousemaker krijgt toestemming tot het gedeeltelijk afgraven van de Westwal voor de bouw van woningen. Ingestemd wordt met een verzoek van het bestuur van de Vereniging Het Groene Kruis om haar vergaderingen in de raadszaal van het Stadhuis te mogen houden.
Het veer over het Arnekanaal wordt verpacht aan J. Lasoe voor een pachtsom van ƒ 430 per jaar. Tot nu toe werd het veer verpacht aan de weduwe Neeltje de Munck - Molhoek. Lasoe begint later in het veerhuis ook een café.

Door enkele raadsleden wordt opgemerkt dat het goed zou zijn indien sommige gedeelten van de wal werden afgestoken (door de jaarlijkse aanvoer van koolas hoopt de weg op de wal zich maar op’).
In de raadsvergadering van 21 juli wordt weer geklaagd over het straatrumoer in de nacht van vrijdag op zaterdag. De burgemeester zegt toe naar vermogen te zullen streven naar afdoende maatregelen.
Benoemd worden L. Maartense (de assistent-keurmeester) tot keurmeester als opvolger van J. Dronkers (deze was ook gemeenteveldwachter), tot assistent-keurmeester H. Kasteleijn en tot havenmeester J. Jobse.

1903 is een rampjaar in de visserijgeschiedenis van Arnemuiden. In een zware storm vanuit het noordwesten vergaan op vrijdag 11 september drie hoogaarzen (de ARM 19, de ARM 22 en de ARM 25) met alle 13 opvarenden aan boord op de Oosterschelde. 9 vrouwen en 25 kinderen worden daardoor in rouw gedompeld.
Een ramp - zo tekent het Jaarverslag der Visscherijen op de Schelde en Zeeuwsche Stromen aan - ‘zoals de Zeeuwse vissersvloot nog nooit heeft getroffen’. Bij de ramp komt ook ouderling Blaas de Nooijer van de Hervormde Kerk om het leven.

1903 is een zeer slecht jaar voor bijna alle visserijtakken, zeker ook voor de Arnemuidse garnalenvissers. Vanwege de vorst kunnen de vissers in januari en februari niet uitvaren. In maart en april komen de vangsten niet hoger dan ongeveer een mandje garnalen per dag. In mei loopt de vangst weliswaar op tot 3 mandjes per dag, maar de prijs per mand is dan zeer laag (circa f 1,20 en zelfs soms f 0,75).
Het hele jaar door zijn over het algemeen de vangsten slecht en de prijzen laag. De gemiddelde besomming per vaartuig per week is ƒ 21, welk bedrag door vijven gedeeld moet worden, zodat elk bemanningslid slechts een weekloon van zo’n ƒ 4 mee naar huis brengt (ter vergelijking: in 1901 was de gemiddelde opbrengst ƒ 24,50 en in 1902 ƒ 37,-). Dit jaar is er geen schardijn op de kust te bespeuren, zodat er ook daardoor geen bijverdienste is.
De Arnemuidse vloot bestaat dit jaar uit 47 schuiten voor de garnalenvangst met in totaal 188 bemanningsleden. In Vlissingen zijn er 14 schuiten voor de garnalenvangst en 2 voor andere visserijen met in totaal 60 bemanningsleden.
Het werfboek van de scheepswerf van Cornelis Meerman Jzn eindigt in 1903. Over dit jaar is enkel te lezen dat er een nieuwe boot gemaakt wordt voor schipper Jacob Vermeulen uit Middelburg, geheel van eikenhout. Helaas zijn de werfboeken van na die tijd verloren gegaan. Wel dateert van 1902/1903 de onderstaande foto van de werf.

In oktober 1903 wordt de eerste steen gelegd voor de bouw van de School met de Bijbel met twee lokalen. De opening vindt plaats op 31 oktober 1905. Hoofdonderwijzer wordt de heer C. Steketee, tot dan onderwijzer aan de openbare school van Arnemuiden. Het schoolbestuur bestaat uit voorzitter J. Wisse, secretaris ds. J. Boeijenga, penningmeester C. Klaasse en de bestuursleden L. Baaijens, G. van Belzen, P. Boone en A. Dingemanse. Voor de bouw van de school wordt ƒ 4.000 geleend met een hypotheek op de kerk en de pastorie van de Gereformeerde Kerk. Aan de bouw zijn ruim tien jaren van voorbereiding voorafgegaan. Welke opofferingen hebben de mannen van het eerste uur, in de volksmond ‘de dolerenden’ genoemd, zich getroost om Christelijk onderwijs mogelijk te maken. Immers, alles moest zelf bekostigd worden. Eerst met ingang van 1920 zou de Lager-onderwijswet de financiële gelijkstelling met het openbaar onderwijs en de bekostiging door de overheid mogelijk maken.
Uit de kerkenraadsnotulen van de Hervormde Kerk blijkt dat er vergaderd is op 15 januari, 20 januari, 3 februari en 13 mei. Uit de jaarrekening van de diaconie blijkt wederom een zeer hoog batig saldo, namelijk ƒ 966,21 (inkomsten ƒ 2.364,90 en uitgaven ƒ 1.398,68). Vanwege het hoge batig saldo wordt besloten de bedeling van de armen en behoeftigen opnieuw hoger te stellen, namelijk met een kwartje per week.
In de nog steeds bestaande vacature, ontstaan door het overlijden van ouderling Willem Meulmeester, wordt gekozen Robbert Schroevers. Vele jaren (tot 1933) zal Robbert Schroevers als ouderling de gemeente dienen en op zijn post blijven temidden van zoveel zorgen en verwikkelingen. In de storm op 11 september komt ook ouderling Blaas de Nooijer om door de verdrinkingsdood.
Hubrecht Kraamer neemt - na in 1902 al bedankt te hebben als koster - afscheid als secretaris van het college van kerkvoogden en notabelen. Het college besluit hem - volgens het notulenboek - ‘een percent of coudauw’ te geven tot aandenken voor 25 jaar trouwe dienst als secretaris van het kerkbestuur.
Jozias de Rijke bedankt dit jaar reeds als stokman en wordt opgevolgd door Klaas de Ridder.
De nieuwe Gereformeerde Kerk aan de Lionstraat wordt in gebruik genomen. Het oude houten kerkje aan de Molenweg wordt verkocht voor ƒ 785. De grond voor de nieuwe kerk wordt aangekocht voor ƒ 800. De totale bouwkosten bedragen ƒ 8.028,36.

De gemeenteraad besluit tot het plaatsen van een nieuwe pomp op de Markt wegens onbruikbaarheid van de oude. J. Jobse bedankt als havenmeester; in zijn plaats wordt benoemd C. Boone. Het onderhoud van de op petroleum brandende straatlantaarns wordt gegund aan Frans Bliek. Tot keurmeester wordt benoemd Hendrik Kasteleijn in de plaats van L. Maartense.
Ook wordt besloten een groot aantal bomen (± 90), staande op het Schuttershof, aan de Westwal en in Kleverskerke, te rooien en openbaar te verkopen wegens het loslaten van de schors. De verkoop hiervan brengt bijna ƒ 1.000 op.
Burgemeester S. van Eenennaam krijgt toestemming een strookje grond aan de Markt te kopen voor de bouw van een woning. In dit huis (nu Markt 7) woonden vele jaren Jacob en Grietje van de Ketterij.
Evenals de Hervormde Kerk wordt de gemeenteraad lid van de Vereniging Het Groene Kruis voor ƒ 25 per jaar.
Raadslid Wisse houdt een pleidooi voor het in orde brengen van de wallen. Deze verkeren ‘in een erbarmelijke staat’. De gemeenteraad besluit in principe om de wallen op te knappen. Door leden van de Gereformeerde Kerk wordt 35 voer grond uit het Schuttershof afgegraven, vermoedelijk voor de nieuwbouw van de christelijke school en de kerk.

De gemeenteraad besluit op 13 april een nieuw torenuurwerk aan te schaffen. De levering wordt opgedragen aan de firma B. Eijsbouts te Asten (NB) voor ƒ 550. Het uurwerk moet de hele en halve uren voluit kunnen slaan. Op 17 september arriveert het nieuwe uurwerk. Enkele dagen later, op 22 september, om 12 uur, is alles in werking, uitgezonderd de maan- en watergetijden.
In de raadsvergadering van 18 juli wordt meegedeeld ‘dat het cariljon in de toren uit artistiek oogpunt geen waarde heeft’ (bedoeld zal zijn de speeltrommel van het verkochte cariljon). De gemeenteraad besluit daarom ‘het cariljon’ met het oude torenuurwerk bij inschrijving te verkopen. Het ijzerwerk van het oude uurwerk en de trommel van het cariljon worden verkocht voor ƒ 51 aan J.L. Buijs, de smid.
Verder worden de volgende, uit historisch oogpunt vermeldenswaardige besluiten genomen. Besloten wordt de cijfers op de cijferplaten van de toren te vergulden. Ook wordt opdracht gegeven de schilderijen in de raadszaal te restaureren.
Uit de gemeenteraad wordt aandacht gevraagd ‘voor de moddersloot aan de Zuidwal’. Op de aanbeveling voor de benoeming van twee leden van het college van zetters voor de gemeentelijke belastingen worden geplaatst: 1. H. van Eenennaam, broodbakker, oud 65 jaar; 2. D. Kousemaker, wagenmaker, oud 33 jaar; 3. A. Joosse, broodbakker, oud 53 jaar, en 4. F. Crucq, landbouwer, oud 31 jaar.
In verband met zijn ‘buitengewone verdiensten’ tijdens de beruchte spoorwegstaking in 1903 wordt de nieuwe gemeenteveldwachter N. Kievit een gratificatie toegekend.
In het station wordt een kantoor geopend voor de bestelling van telegrammen. De stationchef George Monté wordt benoemd tot telegrambesteller.
Aan de gemeenteschool vraagt de bekwame onderwijzeres J.A.E. van Oostveen ontslag per 1 november. In haar plaats wordt benoemd de heer C. Vos uit Grijpskerke.
De vissersvloot bestaat dit jaar uit 44 garnalenschuiten met 186 bemanningsleden, Vlissingen heeft 15 schuiten en Veere 2. Voor de visserij vormt 1904 een tegenstelling met 1903. De vangst is - dankzij het buitengewoon fraaie weer - goed. Toch is de opbrengst voor de garnalenvissers ongunstig. Dit ligt niet aan de vangst (in augustus, september en oktober zijn er bijzonder grote vangsten van soms wel elf manden garnalen per dag), maar in de bedroevend lage marktprijs. De netto-verdiensten zijn dan ook niet meer dan ƒ 22,50 per week, per bemanningslid dus niet meer dan ƒ 4,50. Wat moet er een armoe geleden zijn onder de Arnemuidse vissersbevolking! Tegen deze achtergrond krijgen de treurige mededelingen van oude vissers zoals A. Theune en M. Siereveld in het boek ‘Vissers Verhalen’ van K. Slager en P. de Schipper nog meer betekenis.

Op 29 mei neemt ds. Feijkes afscheid van de Hervormde Gemeente met de tekst Deuteronomium 30 : 20. Hij draagt in de kerkenraadsvergadering van 31 mei het consulentschap over aan ds. Plette van Kleverskerke.
In verband met het vertrek van ds. Feykes wordt er een andere regeling voor de collectebus getroffen. Voortaan zal een diaken de collectebus beheren, terwijl een andere diaken de sleutel zal bewaren.
De kerkvoogdij besluit - in verband met het aanstaande vertrek van ds. Feykes - de pastorietuin voorlopig op kosten van de kerk te onderhouden. Daarvoor wordt 1 mud aardappels en 50 kilo kunstmest aangekocht en ‘als ’t nodig is zal voor het onderhoud een arbeider worden aangesteld’.
In de vacature wordt op 26 augustus met algemene stemmen beroepen de bekende ds. J.P. Paauwe te Yerseke (naar hem zijn later de zogenaamde Paauweanen genoemd). Hij bedankt echter.
In oktober wordt candidaat B.G.L. Steenbeek te Lochem beroepen. Kort daarop ontvangt de kerkenraad een brief van kandidaat Steenbeek, waarin deze verzoekt ‘op het punt der gezangen, bij het aannemen van het beroep, vrij te mogen blijven’. Zijn verzoek wordt met vijf tegen twee stemmen verworpen.
De aftredende diaken A. Boogert bedankt. In zijn plaats wordt gekozen C. van Waarde. Van Waarde heeft in het dagelijks leven een smederij op de hoek van de Langstraat/Nieuwlandse weg (later van C. de Jager en daarna van de firma Beije).
In de vacature van ouderling Blaas de Nooijer, ‘die in de storm van 11 september 1903 zo jammerlijk verdronk’, wordt gekozen W. van Belzen Lzn.
De kerkvoogdij bestaat dit jaar uit de leden J.L. Buijs, Jac. Joosse, H. Kasteleijn, D. Kousemaker en L. Meijers. Het college van notabelen wordt gevormd door W. van Belzen, H. Bliek, W. Huiszoon, Adr. Joosse, Job van de Ketterij, A. Meerman, R. Schroevers en C. Willeboordse.
