1944 is een bewogen jaar in de geschiedenis van Arnemuiden.
De visserij ligt bijna stil, omdat de meeste schuiten zijn gevorderd door de Duitse bezetter. De Duitse troepen van het 146e grenadiersregiment (o.a. tot versterking van de strijdkrachten op Walcheren) zijn gelegerd in Arnemuiden, Veere, Nieuw- en Sint Joosland en Oost Souburg. Ook ondervindt Arnemuiden de gevolgen van de gevechten op de Sloedam tussen de Duitse troepen en die van de geallieerden.
Op 3 oktober 1944 bombarderen Engelse bommenwerpers een gat van cirka 100 meter in de Westkapelse zeedijk en stroomt het Walcherse platteland onder water. De Engelsen willen ook het Duitse verkeer van en naar Walcheren lamleggen. Daarom vinden heftige beschietingen op en bij de Sloedam plaats. Ook de schutsluizen van Veere en Vlissingen worden kapot gegooid, zodat het water in het kanaal nu daalt en rijst met het getij.
Op zondag 24 oktober wordt Goes door de Engelsen en Canadezen bevrijd. Ook het grootste deel van Zuid-Beveland is dan weer vrij. De Duitsers wijken tot de Sloedam. Daarmee staat de laatste ronde in de strijd om de Schelde voor de deur.
In de middag van 31 oktober vallen de eerste granaten in Arnemuiden. Er valt onder de bevolking een dode en acht mensen raken gewond. Tegen middernacht begint een beschieting die zo’n 36 uur duurt, gedurende de periode dat Canadese troepen de overkant van de Sloedam proberen te bereiken. Hierbij valt een groot aantal burgerslachtoffers, die deels door de plaatselijke dokter en deels door Duitse artsen worden behandeld.
Tijdens de beschietingen vanaf de Sloedam nemen vele inwoners van Arnemuiden (soms wel 90 personen) hun toevlucht in de kelder van de oude pastorie aan de Langstraat. Ook schuilen velen in de kelders van de oude huizen op de Westdijkstraat. Volgens het boek ’Zeeland 1940-1945’ hadden wel drie- tot vierhonderd mensen onder het gemeentehuis een veilige plek gevonden.
Tot de dag dat de eerste geallieerde soldaten in de buurt verschijnen, blijven granaten in de gemeente neerkomen. Maar weinig huizen ontkomen aan de gevolgen hiervan, al wordt slechts een enkel huis volkomen in puin gelegd. Van de 558 woningen in Arnemuiden worden er 4 verwoest, 200 ernstig en 256 licht beschadigd.
Op 1 november landen de Engelse troepen in Vlissingen en vinden hevige gevechten plaats tussen de Engelsen en de Duitsers. Ondertussen proberen de Canadezen, die Zuid- Beveland veroverd hebben, de Sloedam tussen Zuid-Beveland en Walcheren te forceren. Zij stuiten daarbij op taai verzet, bereiken het westelijk uiteinde van de Sloedam, maar worden kort daarop weer teruggeslagen. Op 4 november vestigen de Canadezen een bruggehoofd ten zuiden van de Sloedam. De militaire positie van de Duitsers wordt dan hopeloos.
Er komen tot 6 november 42 burgers om het leven; de dagen daarna overlijden nog enkelen aan hun verwondingen.
Tijdens de oorlogsjaren is de predikant van de Gereformeerde kerk, ds. Scholing, zeer actief voor de ondergrondse. Zo organiseert hij onderduikadressen bij boeren in de omgeving. In november 1944 wordt hij ernstig gewond door een granaatscherf, terwijl hij de Noordstraat in liep. Dit was naar wordt aangenomen de eerste granaat die in Arnemuiden neer kwam en welke werd afgeschoten vanuit Zuid-Beveland. De granaat kwam neer op het pand van de familie Joosse op Markt 14. Dagen en nachten daarvoor was ds. Scholing al bezig geweest gewonden en stervenden bij te staan. In dit jaar is hij de enige predikant in Arnemuiden. Ds. Hooykaas heeft de gemeente verlaten.
Op 5 november trekken de Schotse bevrijders van de Highland Light Infantry en de Glasgow Highlanders Arnemuiden binnen. Arnemuiden was door de Duitsers aangewezen als Rode Kruisplaats. Hierheen vervoerden zij hun gewonden en de gewonde tegenstanders die in hun handen waren gevallen. Het Duitse militaire hospitaal was in de openbare lagere school gehuisvest.
Op 6 november wordt de capitulatie van de Duitsers op Walcheren in Middelburg getekend. Ook Arnemuiden bevindt zich dan weldra in Canadese handen, nadat stormcolonnes een venijnige versperringstelling in de omgeving hebben opgeruimd.
Bij de bevrijding van Zeeland in 1944 treft men op het baanvak van de spoorlijn Goes-Vlissingen grote vernielingen aan. Vrij spoedig is er weer treinverkeer mogelijk (eerst nog zonder seinbeveiliging), aanvankelijk tussen Vlissingen en Middelburg, daarna tot Arnemuiden en na het herstel van de Sloedam tot Goes. De snelheid van het na-oorlogs treintje is slechts 12 á 15 km per uur en de samenstelling uiterst summier. Het geheel is een kleine, van de Koninklijke Maatschappij de Schelde gehuurde rangeerloc met daarachter een dichtgespijkerd rijtuig (met kapotte ramen) en weer daarachter een kolenwagen die voor allerlei doeleinden, variërend van personenvervoer tot transport van vee, levensmiddelen, enzovoorts wordt gebruikt.
De Arnemuidse vissersvloot telt aan het einde van 1944 nog slechts vijf schepen met in totaal 50 m3 en twintig bemanningsleden. Een zeer groot aantal vissersschuiten is in gebruik bij de Duitse weermacht als Vorpostenboote, patrouillevaartuigen. De beste vaartuigen zijn bij de Duitse weermacht in dienst gesteld.
Gedurende de maanden september tot en met november wordt een groot aantal vaartuigen van de Zeeuwse vissersvloot vernietigd. De overgebleven schepen ondervinden groot nadeel van de uitvoerbeperkingen. Van de 430 schepen waaruit in juni 1944 de Zeeuwse vissersvloot bestond worden er 137 door de Duitsers gevorderd. Overigens is de garnalenvisserij dit jaar zeer slecht. De vangsten blijven ver beneden het normale peil.
Het is ook een bewogen jaar voor de Hervormde Kerk. Van de ouderlingen is alleen C. den Hollander nog maar actief; ouderling N. Kievit is nog steeds geëvacueerd; ouderling Joz. Joosse is al geruime tijd ernstig ziek en ouderling A. van de Gruijter heeft bedankt.
Na de ernstige strubbelingen in het najaar van 1943 met ds. J.C. Hooykaas wordt er in 1944 door de kerkenraad alleen maar vergaderd op 28 december, dit onder voorzitterschap van de consulent ds. Simoons. De consulent stelt - in verband met de vele klachten uit de gemeente - de indringende vraag of ds. Hooykaas door de kerkenraad in staat wordt geacht de gemeente te dienen. De kerkenraad spreekt uit dat men de prediking, hoewel voor velen moeilijk te begrijpen, niet anders wenst. Wat het herderlijk werk betreft schiet de predikant ernstig tekort. Met algemene stemmen wordt besloten dat de consulent een klachtschrift over de handelwijze van de predikant op zal stellen ten behoeve van het classicaal bestuur.
