De Arnemuidse vissersvloot telt aan het eind van 1943 nog slechts 17 vaartuigen met in totaal 68 bemanningsleden; die van Vlissingen nog 2 en van Veere ook 2. In 10 schepen worden dit jaar nog gasgeneratoren geplaatst.
In 1943 worden van Arnemuidse vissers twaalf schepen en van Veerse vissers een schip gevorderd. Hieronder bevindt zich een aantal vrij nieuwe schepen (b.v. de ARM 21, 22, 24 en 25). De volgende schuiten worden op 2 juni door de Duitse Weermacht gevorderd:
ARM 5 van M. van Belzen (na de oorlog teruggekomen);
ARM 8 van J. Siereveld;
ARM 15 van Cornelis van Belzen (in de oorlog vernietigd);
ARM 17 van Cornelis van de Ketterij;
ARM 21 van M. van de Gruiter (vergaan tijdens repatriëring);
ARM 22 van B. van Belzen;
ARM 24 van Pieter Jobse (vergaan tijdens repatriëring);
ARM 25 van Jacob van de Ketterij (vergaan tijdens repatriëring);
ARM 27 van de weduwe L. van Belzen;
ARM 49 van A. Meerman;
ARM 53 van D. van Belzen (vergaan tijdens repatriëring);
ARM 54 van Marinus Siereveld.
Willem van Belzen neemt een Vlissingse hoogaars over als ARM 11. Dit schip is tijdens de oorlog door oorlogshandelingen vernietigd.
De garnalenvisserij is dit jaar over het algemeen niet gunstig. De vangst is gering en de garnalen zijn klein van stuk. Wegens de slechte vangsten en het oorlogsgevaar gaat men er toe over de kuilvisserij uil te oefenen. Sinds mensenheugenis is het nog niet voorgekomen dat in het najaar niet op garnalen wordt gevist. De kuilvisserij maakt wel wat goed dit jaar.

Wegens het buiten werking stellen van de gemeenteraad door de Duitse bezetter kunnen over dit jaar weinig bijzonderheden worden vermeld. Het dagelijks leven past zich geleidelijk aan aan de aanwezigheid van de Duitse soldaten.
In februari delen burgemeester Horninge en zijn collega-burgemeesters van de acht andere Walcherse gemeenten (Aagtekerke, Domburg, Grijpskerke, Oostkapelle, Souburg, Veere, Vlissingen en Zoutelande) de secrearis-generaal van Binnenlandse Zaken mee ontslag te zullen nemen ‘omdat er bij hen overwegende gewetensbezwaren bestaan zich als burgemeester te laten inschakelen bij het ronselen van Nederlanders bestemd voor Duitschland’. Niettemin blijven de burgemeesters voorlopig aan of ruimen pas in de loop van 1944 het veld.
In oktober breekt de typhus in Arnemuiden uit. Tot 19 oktober worden tien inwoners in de ziekenhuizen van Goes en Middelburg opgenomen. Twee van hen overlijden aan de epidemie. Acht zieken, van wie zes kinderen, liggen bovendien thuis in isolatie. Drie weken later telt burgemeester Horninge 23 ziektegevallen, waaronder drie met een dodelijke afloop. Volgens de burgemeester behoren alle typhuslijders tot de groep van min- of onvermogenden. Algemeen wordt de epidemie geweten aan de ’erbarmelijke hygiënische omstandigheden waarin deze mensen leefden’. De NSB stelt in een scherp artikel in De Zeeuwsche Stroom van 21 oktober de burgemeester hiervoor verantwoordelijk en eist zijn aftreden. Hoewel de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken Frederiks betoogt hierin geen voldoende reden tot ontslag te kunnen zien komt het daar uiteindelijk toch van. Hiermee komt een triest einde aan de 20-jarige ambtsperiode van burgemeester Horninge. Na de bevrijding wordt hij niet herbenoemd in zijn functie.

Vanaf 1943 is drs. J.C. Hooykaas als predikant aan de Hervormde Kerk verbonden. Omdat de pastorie door de Duitse Weermacht in beslag is genomen (en overigens zeer verwaarloosd wordt) verblijft de predikant ten huize van de familie J.L. Joosse aan de Molenweg. De jaren onder ds. Hooykaas zijn zeer bewogen. In het begin is de verstandhouding met de kerkenraad nog goed. Zo eindigen de notulen van de kerkenraadsvergadering van 6 februari als volgt: ’Verder niets meer aan de orde zijnde, sluit op verzoek van de voorzitter ouderling Ventevogel deze zeer gezellige vergadering’. Ook de volgende kerkenraadsvergaderingen ademen nog een sfeer van harmonie.
Deze sfeer wordt echter ernstig verstoord op zondag 12 september, als de predikant tijdens zijn preek de kansel verlaat. Hij verklaart later tot zijn verdediging: ’Toen ik temidden van de preek de kansel verliet, lag de gehele dienst in wanorde en was het onmogelijk verder te gaan’. Zonder directe oorzaak schijnt de predikant zich tijdens de kerkdienst geërgerd te hebben aan een bepaalde kerkganger. Bovendien stoot hij zich zeer aan de bijna geregelde kerkgang naar elders, terwijl naar zijn mening hier de zuivere verkondiging van Gods Woord wordt gehouden. Het gebeurde leidt tot grote beroering in de gemeente. Door de kerkenraad wordt de predikant hierover ernstig onderhouden. Hoewel ds. Hooykaas voor het gebeurde schuld belijdt, wordt de verwijdering daarna steeds groter. Men vindt ook dat de dominee teveel uitgaat en veel te weinig ziekenbezoek en huisbezoek doet.
Op 7 oktober overlijdt diaken W. van Belzen tengevolge van het oorlogsgeweld. Op 4 december bedankt ouderling Aart van de Gruijter ‘in verband met de gebreken des ouderdoms’. Zeer vele jaren diende hij de Hervormde gemeente als ouderling. Tot diaken wordt gekozen Klaas van de Gruijter Azn. Op 29 november brengen ds Reus van Westkapelle uit de classis Middelburg en ds. Hulsbergen van Hoedekenskerke uit de classis Goes een kerkvisitatiebezoek. Zij komen tot het oordeel dat er te weinig wordt uitgekeerd aan de armen ’gezien de rijke beurs waarover beschikt mag worden’. Ook achten ze het twee maal ’s jaars bedienen van het Heilig Avondmaal te weinig.
