In 1869 wordt het kanaal door Walcheren gegraven. Voor dit grote werk zijn enkele duizenden Nederlandse en Belgische polderwerkers aangetrokken. Het kanaal wordt geheel met de hand gegraven. Het is moeilijk voorstelbaar wat het samenbrengen van zoveel mensen in keten en in omliggende gemeenten met zich meebrengt. De middenstand en ook de herbergiers profiteren er in ieder geval van. Zo verzoeken de herbergiers G. Menheere en J. Bliek om hun herbergen een uur langer te mogen openhouden dan voorgeschreven in de Politieverordening. Er hoeft echter maar iets te gebeuren of er ontstaan relletjes. De ‘plakkaten van de burgemeesters van de omliggende plaatsen tegen optochten en samenscholingen van personen’ volgen elkaar snel, zo ook op 28 april van de burgemeester van Arnemuiden gericht aan de werklieden van de spoorwegwerken alhier.

In de nacht van 25 op 26 april breekt een beruchte staking uit onder de Nederlandse arbeiders aan de spoor- en kanaalwerken. Er vindt een woeste nachtelijke tocht plaats over het eiland Walcheren van enkele honderden Hollanders. Het doel van de tocht is het verjagen van de naar schatting duizend Belgische polderwerkers en hoger loon. Tijdens deze nachtelijke tocht wordt ook Arnemuiden aangedaan. Hier komt het tot ongeregeldheden waarbij veel gewonden vallen. Dankzij het tactische optreden van de burgemeester van Veere wordt de agressie van de polderwerkers bedwongen.

In de raadsvergadering van 30 april doet burgemeester Schorer officieel mededelingen over de plaats gehad hebbende ongeregeldheden onder de polderwerkers in deze gemeente op maandag 26 april. Hij heeft het raadzaam geoordeeld om, ter voorkoming en uitbreiding van dergelijke ongeregeldheden, een verordening uit te vaardigen, waarbij aan de herbergiers en degenen in de gemeente die sterke drank verkopen bevolen wordt hun herbergen en winkels te sluiten op zaterdag en zondag de le en 2e mei. De gemeenteraad steunt de burgemeester in dit beleid.

Met het oog op de ongeregeldheden met de polderwerkers wordt een detachement van de Marechaussee in de gemeente gestationneerd. Pas in augustus vertrekt dit detachement naar Vlissingen. De gemeenteraad besluit enige onvermijdelijke kosten, noodzakelijk tot voorziening in sommige behoeften van dat detachement tijdens hun verblijf in de gemeente, te voldoen uit de post onvoorzien van de gemeentebegroting. Aan veldwachter Matthijs Glerum en gemeentebode Paulus Joosse worden gratificaties toegekend voor de door hen bewezen buitengewone diensten sinds de ongeregeldheden onder de polderwerkers in deze gemeente.

* * *

In juli doet burgemeester Schorer een belangrijk voorstel in het belang van de ontsluiting van de gemeente. Hij wijst er op dat de grindweg, leidend van Arnemuiden naar de zaagmolens bij Nieuwland, eerlang zal worden doorsneden door het nieuwe Arnekanaal en zal ophouden als communicatiemiddel te bestaan. Weliswaar zal door het rijk voor een nieuwe weg gezorgd worden ‘leidend uit de kom van de gemeente door de tegenwoordige haven naar de Sloeweg’ (later aangeduid als ‘de weg naar de driehoek’). Maar deze ene weg zal zijns inziens niet voldoende zijn voor de behoefte. Hij oppert om ‘de bermweg leidend langs het nieuwe Arnekanaal vanaf de Middelburgse haven tot het punt waar het Arnekanaal de tegenwoordige grindweg doorsnijdt’ te begrinden. Dan zal een veel betere communicatie met deze gemeente tot stand worden gebracht. De kosten hiervan worden geraamd op cirka ƒ 3.000 à ƒ 4.000. Na een breedvoerige beraadslaging stemt de gemeenteraad met dit voorstel in. Het gaat hier om de oude binnenweg naar Middelburg.

* * *

In november stelt de burgemeester de gemeenteraad ervan in kennis dat door de aannemer van de spoorweg- en kanaalwerken de bermweg moet worden gelegd langs de noordzijde van het nieuw te graven Arnekanaal en dat deze weg ter dikte van 20 cm met zand gedekt zal worden. Deze rijweg, die de naaste van Arnemuiden naar Middelburg is, zal hierdoor evenals alle dergelijke wegen op vele tijden van het jaar onberijdbaar zijn. Dit heeft de ondervinding al meerdere malen geleerd. Daarom zou hij het raadzaam achten dat bij de Minister van Binnenlandse Zaken pogingen worden aangewend om die weg op kosten van het rijk te begrinden of te bestraten inplaats van met zand te beleggen. Ook met dit nuttige voorstel van de burgemeester gaat de gemeenteraad graag akkoord.

Ook maakt de burgemeester de gemeenteraad er opmerkzaam op, dat ‘eerlang door een verbetering van de haven, waar thans de los- en ladingsplaats der visschers is, de zich aldaar bevindende steigers welke sinds onheuglijke jaren door de visschers zijn daargesteld en voortdurend worden onderhouden, waarschijnlijk zullen vervallen en het nog onbekend is op hoedanige wijze daarin zal worden voorzien’. Besloten wordt ook deze aangelegenheid aan de Minister van Binnenlandse Zaken voor te leggen.

* * *

In januari schenkt de fabrikant Boddaert uit Middelburg 60 à 70 voer sintels aan de gemeente Arnemuiden tot verbetering van de wegen. De gemeenteraad ‘hierover zijn tevredenheid te kennen gevende, ontvangt zulks met alle bereidwilligheid en oordeelt dezelve te bezigen ter verbetering van de weg in het Schuttershof’. De landlieden worden verzocht de sintels kosteloos naar deze gemeente te willen vervoeren.

Het hoofd van de school P. Kwekkeboom schrijft het gemeentebestuur ‘dat het aantal leerlingen het nodig maakt dat het onderwijzend personeel wordt bijgestaan door een kwekeling’. Hij krijgt toestemming hiervoor pogingen aan te wenden. In oktober neemt de hulponderwijzer A. de Priester ontslag wegens een benoeming als hoofd van de school te Borsele. In zijn plaats wordt benoemd tot hulponderwijzer A.J. de Vey uit Kamperland.
In verband met het overlijden van het hoofd van de school te Kleverskerke wordt in deze vacature benoemd J. Buijs uit Axel. Buijs zal later meester Kwekkeboom als hoofd van de gemeenteschool te Arnemuiden opvolgen.

Eind dit jaar eindigt de pacht van het overzetveer van Arnemuiden op Nieuwland. Opnieuw wordt het veer verpacht aan Elisabeth Koppejan, weduwe van Gillis Menheere, voor ƒ 110 per jaar, doch nu in verband met de kanaalwerken voor niet langer dan drie jaar.

Jacob Crucq bedankt als lid van het Burgerlijk Armbestuur. In zijn vacature wordt benoemd P. Polderdijk.

In december wordt een nieuwe Verordening op het begraven vastgesteld. Zo wordt het in deze verordening verboden op de algemene begraafplaats grafkelders, gedenktekenen of kruisen aan te brengen, graftuinen aan te leggen, bomen of gewassen te planten of zerken te plaatsen zonder vergunning van burgemeester en wethouders.

* * *

Vanaf het jaar 1869 tot omstreeks 1903 zijn de werfboeken van de scheepswerf van Meerman bewaard gebleven. Enkele liggen bij het Rijksarchief te Middelburg. De meeste bevinden zich in het Scheepvaartkundig Museum te Antwerpen.
Over de activiteiten op de werf noteerde Van Beylen in zijn boek ‘Vissersschepen op de Ooster- en Westerschelde’ bijzonderheden. We treffen in dit boek bestekken aan van talrijke hoogaarzen, een hengst, peilboten, roeiboten, schietschouwen enzovoorts. Een telling wees Van Beylen uit, dat er sinds 1869 ongeveer 205 hoogaarzen van de werf van Meerman van stapel liepen voor vissers uit Arnemuiden, Bergen op Zoom, Breskens, Brouwershaven, Brussel, De Clinge, Gent, Goeree, Gorishoek, Hellevoetsluis, Kortgene, Kruispolder, Nieuw-Namen, Philippine, Retranchement, Stellendam, Terneuzen, Veere, Vlissingen, Waardenburg en Yerseke.

In 1869 vestigt Adriaan Meerman (samen met zijn broer Jacob volgde hij zijn vader Cornelis Meerman als scheepstimmerman op) ook een werf op de Punt te Middelburg, genaamd ‘De Hoop’, waar onder meer ook hoogaarzen worden gebouwd. Volgens het artikel van drs. M.C. Verburg in het Zeeuws Tijdschrift van 1950, getiteld ‘Industriële bedrijvigheid op Walcheren in de 2e helft van de 19e eeuw’ werd deze werf later overgenomen door een zekere Mak. Behalve de rechtstreeks bestelde hoogaarzen bouwt men bij Meerman ook schepen ‘op de hoop’, dit is voor eigen rekening maar veelal bestemd voor de pleziervaart.

Opmerkelijk is dat bij scheepswerf Meerman nooit gebruik wordt gemaakt van een scheepsplan. Wel worden de afmetingen van de gebouwde schepen in een werfboek genoteerd. Het ‘plan’ van het schip bestaat uit een stukje karton, waarop enkele cijfers neergeschreven zijn in potlood zoals lengte, breedte van het vlak, holte. Het kartonnetje hangt aan een spijker in de loods, maar wordt overigens niet bekeken. Van Beylen benadrukt in zijn boek ‘Vissersschepen op de Ooster- en Westerschelde’ dat het vakmanschap van deze scheepsbouwers bewondering afdwingt.
In het genoemde boek is op de pagina’s  61 en volgende een beschrijving gegeven van de bouw van een hoogaars op de werf van Meerman. De bouw van een hoogaars duurde 3 tot 5 maanden. De prijs was in de jaren 1864 tot 1900 tussen de ƒ 975 en ƒ 1.200, van een schouw cirka ƒ 850 en van een boeieraak ƒ 1.769. Voor de boorden werd eikenhout gebruikt, voor de spanten en leggers alsmede het vlak eiken- en olmenhout, voor de dekken eiken- of vurenhout en voor de betimmering vurenhout. Het verbinden van de delen gebeurde voornamelijk door middel van eikenhouten pennen.

Uit het werfboek is op te maken dat er in 1869 grote bedrijvigheid op de scheepswerf heerst. Een 7-tal nieuwe schepen wordt voltooid of is in aanbouw. Het betreft een schip voor J.O. Luteijn voor de rokerij te Arnemuiden (gereed in februari), een hoogaars voor schipper Jan de Jonge te Tholen (gereed in februari), een hoogaars voor schipper J.C. la Fontijn te Bergen op Zoom (gereed in maart), een hoogaars voor schipper Jacob Kastelein van Ouddorp (gereed in oktober), een zeilboot voor schipper Jan Schroevers te Arnemuiden (gereed in december), een hoogaars voor schipper Blom te Kruispolder en een hoogaars voor schipper Marien Schroevers (gereed in december).

Over de visserij omstreeks 1869 zijn nauwelijks gegevens beschikbaar. De garnalenvisserij is dit jaar ook redelijk. De vissers die zich daarmee bezig houden kunnen goed hun brood verdienen. Gemiddeld verdienen ze ƒ 30 per week.

* * *

De predikant van de Hervormde gemeente, ds. Poelman, vertrekt op 26 mei naar Aalst. Daar is hij op 6 mei 1870 plotseling overleden.

Op 2 oktober beroept de gemeente ds. Lambertus Kan de Beer in de vacature. Deze neemt dit beroep aan. Hij vertrekt al weer spoedig, namelijk in 1870 naar Scheveningen.

De kerkvoogdij verleent vergunning voor ‘het afbreken van de stenen koepel, staande in de tuin van de pastorie, en daar een hek te plaatsen’. Het kerkhof wordt ingaande 1870 verpacht aan Jacob Bliek voor weiland. De schoolmeester De Veij wordt benoemd tot voorzanger en koster.

De platboomde hoogaarzen liggend in de bij eb droogvallende vissershoven van Vlissingen.
De platboomde hoogaarzen liggend in de bij eb droogvallende vissershoven van Vlissingen.