Opnieuw breekt een jaar van grote armoede aan. De vissers verdienen zeer weinig, evenals in vorige jaren, ‘daar dezelve genoegzaam door weinig Zegen in de vischvangst gedrukt worden’.

Op 26 februari overlijdt het raadslid Adriaan de Smidt op 53-jarige leeftijd. Hij is in 1788 geboren te Biervliet, was hoefsmid van beroep en had zijn smederij op de Markt. Als smid wordt hij opgevolgd door z’n zoon Hubrecht. Voor zijn opvolging als raadslid worden twee kandidaten aan Gedeputeerde Staten voorgedragen, namelijk Joos van der Weele en Jacob Schoonenboom. Gekozen wordt Joos van der Weele, ook hoefsmid van beroep in de smederij op de hoek Langstraat/(later) Nieuwlandseweg. Zeer vele jaren zal hij Arnemuiden dienen, eerst als raadslid en daarna vele jaren als wethouder.

Eind van het jaar, op 7 december, overlijdt ook wethouder Janis de Marée op de hoge leeftijd van 83 jaar. Geboren in 1758 in het Zeeuws Vlaamse Hoek was hij vele jaren timmermansbaas en ook zeer vele jaren één van de notabelen van Arnemuiden, een achtenswaardig en gerespecteerd raadslid en wethouder. In de raadsvergadering van 16 december geeft burgemeester C.D. Baars te kennen dat ‘onze waarde wethouder den Heer Janis de Marée met wien hij sedert den jare 1806 de belangen dezer stad behartigd en waargenomen heeft, alhier op dinsdag de 7e dezer maand in den gezegenden ouderdom van ruim 83 jaren is overleden. De vergadering, van dit overlijden kennis dragende, neemt men de mededeling van de burgemeester met dankbare gevoeligheid aan’. Uit de nalatenschap van De Marée ontvangen de armen van de gemeente een legaat van ƒ 25.

De Marée was weduwnaar en had waarschijnlijk geen kinderen. Hij woonde in bij de winkelier Frans Joosse, in het huis ‘Poortugaal’ aan de noord/westzijde van de Langstraat naast de woning van burgemeester Baars. In de vacature van raadslid wordt uit het gestelde dubbeltal (Adriaan van Sweeden en Jacobus Meerman) benoemd de 53-jarige wagenmaker Adriaan van Sweeden, geboren te Kruiningen en sedert 1821 door zijn huwelijk met Jacoba Joosse woonachtig te Arnemuiden. Tot nieuwe wethouder in de plaats van Janis de Marée wordt benoemd het raadslid Adriaan Adriaanse, gehuwd met Maria Joosse. Adriaanse, van beroep molenmaker, in 1773 te Domburg geboren, was in 1806 in Arnemuiden komen wonen. Beiden waren de grootouders van mijn overgrootmoeder, Adriana de Troye, echtgenote van Adriaan Joosse.

Salomon van Eenennaam, de assistent-brandmeester, volgt De Marée op als brandspuitmeester; tot assistent-brandmeester wordt benoemd de timmermansbaas Jan Karel Crucq. Als commissaris van het Sint Jans gilde voor de arbeiders wordt De Marée opgevolgd door secretaris C.J. Baars.

De oude hoefsmederij op de hoek van de Markt en de Langstraat van Adriaan de Smidt met ervoor de travalje waarin de hoefsmid het paard vastzette om beslagen te worden. In deze eeuw hadden hierin de smeden German en Buis hun smederij.
De oude hoefsmederij op de hoek van de Markt en de Langstraat van Adriaan de Smidt met ervoor de travalje waarin de hoefsmid het paard vastzette om beslagen te worden. In deze eeuw hadden hierin de smeden German en Buis hun smederij.

* * *

De nieuwe Koning Willem II, de held van de Slag bij Waterloo tegen Napoleon, bezoekt in augustus voor het eerst ons gewest. Een commissie, bestaande uit burgemeester Baars, wethouder Abraham van Eenennaam en secretaris Baars, zal de Koning bij zijn verblijf te Middelburg namens het gemeentebestuur gaan ‘complimenteren’. De belangen van de stad zullen onder zijn aandacht worden gebracht en Zijne Majesteit zal beleefd bedankt worden ‘voor het goedgunstig besluit met betrekking tot onze vissers, door hem voor dit jaar bij vernieuwing genomen’. Tevens zal Zijne Majesteit de treurige toestand van onze visserij bekend gemaakt worden en eerbiedig verzocht worden of het hem moge behagen de tak dier nijverheid bij voortduring door een jaarlijks te verlenen premie uit ’s Rijks kas te helpen ondersteunen. Op maandag 23 augustus gaat de commissie op audiëntie bij de Koning te Middelburg.

* * *

Zwaar drukken in 1841 de lasten op de weinige gegoede burgers in de gemeente. Zij worden als het ware uitgeput door de zo zeer nijpende en alhier heersende armoede.
Weliswaar voorzien de drie calicotweverijen in een grote behoefte. Maar het gemeentebestuur is wel geheel afhankelijk van de heren Salomonson in Overijssel en deze hebben vele noten op hun zang. In mei wijzen de heren op de hoge kosten van de weverijen buiten de provincie Overijssel. Arnemuiden wordt verzocht om een bijdrage in deze kosten, want anders wordt het wellicht wenselijk ‘om de fabrieken te Arnemuiden op te heffen’. Het gemeentebestuur voelt er echter niets voor om mee te werken aan deze 'chantagepraktijken'. Er is al zovéél opgeofferd voor de weverijen. Maar het provinciaal bestuur is er heel wat aan gelegen om de weverijen in Zeeland te behouden. Wegens de extra onkosten in Zeeland wordt aan de heren Salomonson 17½ cent toegekend per stukje calicot boven hetgeen in de provincie Overijssel wordt uitbetaald. De heren nemen hiermee genoegen.

* * *

Ook de schoolmeester H.W. Hoogerheyde houdt de gemoederen bezig. De Gouverneur van Zeeland geeft te kennen dat de provincie niets in het pensioen van Hoogerheyde zal bijdragen. Bovendien uit de Gouverneur zijn verwondering dat de brandstof voor de school door de kinderen moet worden meegebracht. Voortaan moet deze uit de stadskas worden betaald.

Maar uiteindelijk wordt schoolmeester Hoogerheyde eervol ontslag verleend per 1 januari 1842, omdat hij ‘wegens deszelfs gevorderde jaren buiten staat is geraakt om op een geschikte en voor de jeugd doeltreffende wijze onderwijs te verlenen, waarbij de kinderen kunnen worden gevormd om eenmaal als nuttige leden voor de maatschappij te worden opgeleid’. Hoogerheyde krijgt een jaarlijks pensioen van ƒ 350. Dit komt voor ƒ 250 uit een provinciale subsidie en uit de stadskas en voor ƒ 100 van z’n opvolger. Hij is daarvoor wel verplicht het door hem gefinancierde schoollokaal en het meubilair gratis in gebruik te geven.

Het traktement voor de nieuw te benoemen onderwijzer wordt op de volgende wijze bijeen geschraapt:

traktement van stadswege ƒ 125; subsidie van het rijk ƒ 61; bijdrage van de kerk ƒ 72; voor het ophalen van bank- en stoelgeld ƒ 10; voor het schoonhouden van de kerk ƒ 24; voor het onderwijs aan kinderen van gealimenteerde ouders ƒ 20; aftrek voor bijdrage aan pensioen van oud-schoolmeester Hoogerheyde ƒ 100, in totaal ƒ 212.
Daarnaast krijgt hij nog 7/8 last turf uit de kerkelijke fondsen om gedurende de winter ‘s zondags en in de ‘avondkerk der week’ de nodige stoven met vuur te zetten + vrijdom van het betalen van enige schoolhuur gedurende het leven van de aftredende onderwijzer.

De kerkenraad ontslaat schoolmeester Hoogerheyde ook uit zijn betrekking van voorzanger ‘teneinde in een gecombineerd college van gemeentebestuur en kerkenraad in tegenwoordigheid van de schoolopziener een nader examen der sollicitanten naar de gecombineerde betrekking van onderwijzer, koster en voorzanger af te nemen’. In grote zorgvuldigheid wordt getracht een nieuwe schoolmeester te vinden. De kandidaten worden aan een nauwkeurig vergelijkend examen onderworpen. Na rijpe en langdurige beraadslaging, waarbij de schoolopziener Van Deinse een belangrijke stem heeft, wordt met algemene stemmen benoemd Pieter Kwekkeboom, ondermeester te Middelburg.

En al is het dat schoolmeester Hoogerheyde niet meer geschikt wordt bevonden voor het onderwijs aan de kinderen, in de komende jaren zal hij herhaaldelijk gevraagd worden om bij stedelijke werkzaamheden te assisteren. Zo fungeert hij dit jaar, samen met de notabelen Frans Joosse en Jacob Schoonenboom, als gecommitteerden namens de stemgerechtigden om als stembureau te dienen bij de stemming van een lid voor Provinciale Staten.

* * *

Dit jaar wordt één van de beide laatste zoutketen, eigendom van wijlen de heer W.B. van Deinse te Middelburg, bij een openbare verkoping voor afbraak verkocht aan de timmerman Pieter van Eenennaam, de zoon van wethouder Abraham van Eenennaam.

Op het nabijgelegen terrein van de sociëteit van de zaagmolens bij Nieuwland brandt de houtzaagmolen ‘de Phoenix’ af.

In augustus wordt het veer op het Nieuwland opnieuw voor 7 jaar verpacht. De nieuwe pachter wordt Robbert Blaasse voor ƒ 185 per jaar. Blaasse geeft in november te kennen dat hij een overzetpont op het veer wil plaatsen. De gemeenteraad juicht dit van harte toe: een overzetpont zal zeer veel gemak en gerief voor de ingezetenen betekenen. Mocht er na een nieuwe inschrijving een andere pachter op het veer geplaatst worden, dan zal deze de getaxeerde waarde van deze pont aan Blaasse moeten vergoeden.

De zolder van het Stadhuis diende tot nu toe voor bergruimte voor het wapentuig en het ledergoed van de rustende Schutterij. De bevelhebber van de Schutterij acht het nodig dat er een nieuwe bewaarplaats wordt ingericht. Het wordt redelijk bevonden dat de kosten voor het maken van de nieuwe bergruimte over de gemeenten, waaruit manschappen van de compagnie afkomstig zijn, worden omgeslagen.

* * *

Het stadsbestuur acht het in het algemeen belang dringend noodzakelijk om door de gehele gemeente een geheel nieuwe nummering van de huizen door te voeren. De gemeente wordt verdeeld in drie wijken, te weten: wijk A de weerszijden van de Langstraat en de Westdijkstraat tot aan de Middelburgse Poort; wijk B de weerszijden van de Nieuwstraat, het Bolstraatje, de Noordstraat, het Papenstraatje, het Jan Leeuwenstraatje tot aan de Middelburgse Poort en de Markt; wijk C alles buiten de kom van de gemeente.

De reep van het uurwerk op de toren is weer gesprongen. De burgemeester herinnert de gemeenteraad er aan dat hij vernieuwing al bij het opmaken van de begroting heeft voorgedragen, maar hiervoor was geen geld aanwezig. Nu heeft deze het geheel begeven. De kosten van herstel bedragen ƒ 35,83.

De stadsbode Harthoorn krijgt toestemming om ook dit jaar het gras van de nieuwe begraafplaats (in de  Schuttershofweide) af te maaien voor ƒ 12.

De Gouverneur deelt mee dat het bestaande korps der marechaussee in Zeeland belangrijk uitgebreid zal worden, namelijk tot 116 officieren en manschappen. De gemeente wordt verzocht naar verhouding hieraan bij te dragen. De gemeenteraad besluit echter dat er bij een vacature van veldwachter genoegen genomen zal worden met een marechaussee. Meer kan men niet opbrengen gelet op de financiële toestand.
De commiezen voor de inning van de belastingen Willem Jacob Doudeijns (afkomstig uit Middelburg) en Francois Paul Chakin (afkomstig uit Hindeloopen) geven te kennen dat hun werkzaamheden zeer zijn vermeerderd door de noodzakelijke surveillance op de ontduiking van betaling van belastingen en accijnzen. Zij vragen daarvoor om een toelage.

* * *

Volgens het Jaarverslag van de toestand der Visscherijen op de Schelde en Zeeuwsche Stromen in 1841 ‘hebben de vissers die zich met de garnalenvangst bezighouden reden tot tevredenheid’. Maar burgemeester Baars laat in zijn jaarverslag van 9 september 1842 een ander geluid horen. Zijn somber relaas over de visserij in 1841 laten we hieronder volgen:

De visvangst, van half februari door 17 visschuiten voor de kustvisserij aangevangen, is tot heden zo gering geweest, dat ik gedurende het reeds groot aantal jaren mijner inwoning alhier niet heug, dat deze zo min is geweest dan dit jaar. Het ganse seizoen was het weder zeer ongunstig. Door zware winden zijn de vissers veelal belet om uit te varen.
En als het weer het nogal toeliet om zeewaarts te gaan, werd er weinig vis aan de kusten gevonden, waarbij komt dat er nu geen ventjagers komen van Antwerpen om volgens een bestaand contract de roggen af te halen.
De vissers zelf moeten nu wekelijks daarmede derwaarts gaan. Doch hoewel de inkomende rechten zwaar zijn, bekomen zij evenwel daar meer van die vis bij verkoop dan hier, daar die niet hoger dan 20 à 25 cent per stuk aan de leursters kan worden verkocht. En mochten er in het najaar wat meerdere roggen zich opdoen, zoals zulks gewoonlijk plaatsvindt, en ik zeer wel weet dat er in die tijd in één week ruim 2100 gevangen werden, zouden zij daarvan evenals de schelvis in deze zomer niet meer dan twee cent per stuk bekomen. Terwijl, wanneer de ventjagers konden komen, zij de eerste drie dagen van de week 47 cent en de drie laatste dagen 35 cent per stuk daarvan zouden maken. Door de ventjagers uit Antwerpen die roggen en vloten ophalen, is ook veel minder betaald dan in 1839.
De hoogste verdiensten in het beste seizoen heeft een enkele week in april en mei f 5 de man geweest, maar meer was het f 3 en nu al enige weken f 1,50 à f 2. Zelfs de laatstverlopen week hebben er geweest van 50 à 70 cent, waardoor zij een en andermaal zonder bijstand van anderen niet in de mogelijkheid waren in het benodigde brood en andere levensmiddelen voor de reis van een week aan te kopen en bakker en winkelier niet meer dit op krediet konden verlenen en de vissers zelve de zogenaamde aardappelbus, waarin wekelijks een part wordt weggelegd om in het najaar het daarvoor in huur hebbende land te betalen, hebben moeten aanspreken. Ja, de schuld van de vorige winter is door velen op één na niet aangezuiverd, zodat ook daardoor de burger zowel als de bakker, winkelier, verhuurder van woningen en anderen ook niet weinig verachteren en de bezorgdheid voor de naderende winter zo groot is dat ik voor de gemeente nog nimmer met zoveel kommer dezelve heb tegemoet gezien dan nu.
O, mocht er eens in een en ander eene gunstige verandering zich opdoen, dat is de wensch en bede van hem die naar eerbiedige aanbeveling van de gemeente aan Uw edele gunstig aandenken en voorspraak, verblijft’.
C.D. Baars.

Dit jaar doen zich drie mutaties in de vissersvloot voor. De schipper van de visschuit nummer 1, J. de Nooijer, overlijdt. De helft van de schuit komt in het bezit van zijn weduwe. Van de visschuit nummer 3 heeft H. Klaasse de helft van zijn schuit verkocht, te weten voor de helft aan A. Katte en voor de andere helft aan J. Vogel. Van de visschuit nummer 16 is schipper J. de Ridder overleden. De helft van de eigendom valt toe aan zijn weduwe. Eigenlijk was de vloot verplicht per 15 november te stoppen met de visvangst. Maar volgens de gunstige beschikking van Zijne Majesteit de Koning op het door de vissers ingediende verzoek tot verlenging van het visseizoen kon de visvangst tot 24 december worden voortgezet. Toch levert deze verlenging weinig voordeel op vanwege de zware winden. In het najaar was er in cirka 5 weken niet meer dan 11 à 13 dagen gelegenheid om iedere dag enige uren in zee te blijven, waardoor de vangst gering is.

* * *

Van de Hervormde gemeente is over 1841 weinig te melden.
De armenrekening sluit met een overschot van ƒ 0,79 (ontvangen ƒ 1.252,69 en uitgegeven ƒ 1.251,90), terwijl de kerkrekening een batig saldo aanwijst van ƒ 241,81 (saldo vorig jaar ontvangsten ƒ 679,94 en uitgaven ƒ 438,13).
De aftredende ouderlingen Abraham Katte en Jacob Meerman worden vervangen door Janis Caljouw en Klaas Siereveld. Voor de aftredende diakenen Pieter van Eenennaam en Joost Smout treden aan Jacobus Jobse en Abraham Marijs.
Er worden vanaf dit jaar geen wekelijkse avonddiensten meer gehouden, omdat de kerkvoogden van mening zijn dat de kosten van deze diensten niet opwegen tegen de collecten.