De stad verkeert deze jaren in een desolate toestand. De zoutnering is geheel verlopen. Behoudens enkele landbouwers en ambachtslieden leeft de gehele Arnemuidse gemeenschap van de visserij: de mannen elke dag op zee en de vrouwen aan het visleuren. In volgende jaren worden treffende beschrijvingen van tijdgenoten opgenomen van de armoedige toestand in Arnemuiden. Het opslikken van het vaarwater is onstuitbaar; de keersluis een bron van aanhoudende problemen en zorgen. Veel eeuwenoude koopmanshuizen waggelen op hun grondvesten van ouderdom en verval.
* * *
Op de 6e januari overlijdt op de leeftijd van 65 jaar de oud-burgemeester van Arnemuiden Christiaan Crucq. Zijn overlijden wordt aangegeven bij de burgerlijke stand door z’n zoon Pieter Johannis Crucq en z’n schoonzoon Cornelis Mulder. Tot aan zijn overlijden woonde Crucq boven aan de Markt in het huis ‘De Maane’, naast de bakkerij en bakkerswinkel op de hoek ‘De Zon’, waar thans zijn zoon Pieter Johannis het bakkersbedrijf uitoefent.
Opmerkelijk is dat ditzelfde jaar, op de 20e november, zijn broer Johannis Crucq op 63-jarige leeftijd overlijdt. Zijn overlijden wordt aangegeven door z’n zoon Jan Karel Crucq en z’n schoonzoon Aart Marteijn. Johannis Crucq was als timmermansbaas de grondlegger van het Arnemuidse timmermansbedrijf nu (in 1994) sedert 200 jaar. Johannis Crucq, zoon van Carel Crucq (geboren in 1738, vanaf 1763 als bakkersbaas wonend te Arnemuiden en overleden in 1796) en broer van de dit jaar overleden oud-burgemeester Christiaan Crucq, werd geboren in 1764.
Vanaf 1797 was hij weesmeester, vanaf 1801 thesaurier (penningmeester) van de stad, stadsijker vanaf 1802, rechter van 1798 tot en met 1803 en vanaf 1797 schepen en gemeenteraadslid van Arnemuiden. Ook was hij tot zijn overlijden brandspuitmeester. Hij was gehuwd met Adriana Basseveld en na haar overlijden met Tannetje Kraamer, dochter van de kleermakersbaas Jan Lodewijk Kraamer en zuster van Cornelis, Jan en Maarten Kraamer, allen kleermakers. Zijn zoon Jan Karel Crucq nam het timmermansbedrijf van zijn vader over.
Tot opvolger van Johannis Crucq als brandspuitmeester wordt benoemd de huidige assistent-brandspuitmeester Adriaan Adriaanse en tot assistent in zijn plaats Paulus de Meulmeester.
Johannis Crucq was de betovergrootvader van mijn grootmoeder Martina Crucq, terwijl Adriaan Adriaanse en Paulus de Meulmeester beiden betovergrootvaders van mijn grootvader Jozias Joosse waren.
Vele zijn de verdiensten van de beide broers Christiaan en Johannis Crucq geweest voor de Arnemuidse gemeenschap gedurende vele jaren. Interessant is hetgeen F. Nagtglas vermeldt in zijn in 1889 verschenen ‘Levensberichten van Zeeuwen’, pagina 225, over de herkomst van de familie Crucq:
Toen Koning Lodewijk XV sommige grensplaatsen in Vlaanderen veroverde, werd het verblijf aan de protestanten aldaar schier onmogelijk gemaakt, zodat slechts de keus bleef tussen het verzaken van geloofsovertuiging en de vlucht. Tot deze vervolgden behoorden ook enkele leden der in de omstreken van Mouscheron of Mouscron welbekende familie Crucq. Het zeer godsdienstig ouderenpaar besloot om in weerwil van het verbod uit te wijken. Dit was een gevaarlijke onderneming. Volgens overlevering kon er slechts des nachts worden gereisd en verborgen de vluchtelingen zich overdag in greppels of onder het struikgewas. Na een moeitevolle tocht werd Staats-Vlaanderen bereikt, en toen zij vandaar naar Walcheren overstaken om een levensonderhoud te vinden, bezaten de vroeger welgestelde lieden weinig meer dan een tinnen, nog bewaard drinkkroesje voor hun dochtertje, en hun kostelijke schat, den ouden Bijbel. In Walcheren vonden de uitgewekenen een gastvrije ontvangst en arbeid.
Er worden dit jaar slechts vijf vergaderingen (meestal op zaterdag) gehouden van de ‘Stedelijke Raad’. Maatregelen worden genomen om de stadsfinanciën enigermate te verruimen. Het wordt het Stadsbestuur bij Koninklijk Besluit vergund om ingaande 1827 25 opcenten te heffen op de hoofdsom van de rijksbelasting op het geslachte en 65 opcenten op de wijnen en het binnenlands gedestilleerd. Deze heffing levert de stad ƒ 776,23 op.
Uit de jaarrekening over 1826 blijkt een batig saldo van ƒ 662,66 (inkomsten ƒ 2.688,64 en uitgaven ƒ 2.025,98).
Voor het onderhoud van de torenklokken wordt ƒ 30 uitgetrokken en voor het planten van bomen tot vervanging van het gerooide hout ƒ 20. Ook wordt ƒ 100 gereserveerd voor de aankoop van 12 nieuwe stoelen en een paar gordijnen voor de ramen in de Raadskamer van het Stadhuis ‘dat zo zeer vereist wordt dewijl de stoelen, thans aanwezig, zeer oud en versleten zijn en geen gordijnen voor de ramen worden gevonden’.
* * *
Er wordt gesproken over maatregelen ‘omtrent de zakking van ter molen vervoerd wordend graan’. De vroede vaderen nemen in overweging ‘dat, hoe zeer het gebruik van de nieuwe Nederlandsche Maat moet in acht worden genomen, echter het ter molen gevoerd wordende graan, bij de mudde wordende aangegeven, evenwel op de koornmolen wordt gewogen volgens een daaromtrent als nog bestaande bepaling en er mitsdien geen redenen bestaan om omtrent de zakking der granen bijzondere plaatselijke verordeningen te maken’. Besloten wordt voorlopig in het plaatselijk gebruik te berusten.
In september komt er een Koninklijk Besluit af met voorschriften voor het instellen van verenigingen van werklieden tot het lossen, laden, vervoeren, verwerken, meten en wegen van goederen. In de gemeente bestaat nog steeds het Sint Jansgilde voor de arbeiders. Na vergelijking komt secretaris Baars tot de conclusie dat het bestaande Reglement voor het Sint Jansgilde voor de arbeiders van 28 september 1805 in alle opzichten afwijkt van de nu voorgeschreven bepalingen. Dit is de aanleiding dat de gemeenteraad op 1 september een door de secretaris opgesteld nieuw Reglement vaststelt.
In het archief bevindt zich nu nog het in zwaar vergeeld perkament ingebonden Boek van het Sint Jansgilde over de jaren 1811 tot 1884. Het Sint Jansgilde heeft bestaan tot 1884. Bij raadsbesluit van 7 oktober 1884 is het definitief opgeheven. Het toen nog in de kas aanwezige saldo van f 3,21 en de zeven turfzakken worden dan onder de nog aanwezige elf gildeleden verdeeld. Zie hiervoor het vermelde onder 1884.
Het diaconie-armbestuur krijgt in oktober een extra subsidie van de gemeente van ƒ 20 als tegemoetkoming in de door haar geleden schade bij de overgang in het gebruik van ‘zogenaamde duiten in centen’. Deze subsidie dient ter bestrijding van het nadelig resultaat ‘der kwade duiten in de collecten’. Een duit was een oude koperen munt. Bekend zijn nog de gezegden ‘een duit in het zakje doen’ en ‘duitendief’.
In november moet aan de Middelburgse Poort een onvoorziene reparatie plaatsvinden tot voorkoming van ongelukken. De muur aan de zuidzijde is zodanig uitgeweken dat gehele instorting dreigt. Een onmiddellijke voorziening is vereist. De kosten bedragen ƒ 14.
De Middelburgse Poort staat aan het einde van de Westdijkstraat, daar waar de Nieuwstraat begint. De naast de Poort in zuidelijke richting in de Westdijkstraat staande huizen zijn: het grote huis ‘Poortzicht’, bewoond door de gezinnen van Blaas de Ridder, Marinus Schroevers en Joos Meulmeester, het huis ‘De Gouden Blom’ van Daniël de Ridder en het broodbakkershuis met winkel ‘De Zwarte Ruijter’ van bakker Hendrik Leendertse.
In deze maand stort ook de suatiebuis (voor de uitwatering) onder de Singel in, waardoor de stadsriolen verstopt raken en de waterlozing belemmerd wordt. Ook dit herstel kan geen uitstel lijden. De kosten bedragen ƒ 78,83, zodat dit jaar een bedrag van ƒ 92,83 als onvoorziene uitgaaf ten laste van de stad komt.
Het stadsveer op Nieuwland wordt opnieuw verpacht aan de hoogste bieder. Dit is de plaatselijke heel- en vroedmeester dokter Joseph Hendrik van Opdorp voor ƒ 154 per jaar. Als borgen voor hem treden op zijn te Arnemuiden wonende schoonvader Pieter Zwigtman en de in de Oranjepolder wonende Jacobus van 't Westeinde.
* * *
Over de Hervormde Kerk is weinig te vermelden. De vier kerkenraadsvergaderingen worden slechts in enkele regels genotuleerd. Het enige wat vermeld kan worden is, dat in de plaats van de aftredende ouderlingen J. de Rijke en J. de Nooijer gekozen worden Marinus de Nooijer en Kornelis Mulder. Inplaats van de aftredende diakenen K. van Eenennaam en M. Schroevers worden gekozen Jacobus Meerman en Blaas Kornelisse de Nooijer.