1795 luidt een bewogen tijdperk in de vaderlandse geschiedenis in. Onder de leus ’Vrijheid, gelijkheid en broederschap’ grijpt dit jaar de grote ommekeer plaats.

In zijn 'Handboek der Geschiedenis van het Vaderland' noemt mr. Groen van Prinsterer 1795 - na 1581 - als het gewichtigste jaar in de geschiedenis van ons land. Met kernachtige woorden tekent hij op de volgende wijze de deerniswekkende toestand in de jaren vóór 1795:

Weinig levenskracht was er in de Nederlandse Republiek. Veel verenigde zich tot haar verderf. Een staatsregeling gebrekkig en ontaard. Het vuur der tweedracht smeulend. Een bewind, noch door het vertrouwen van het algemeen, noch door onderling vertrouwen, ondersteund. Tegen de minste windvlaag was het vermolmde staketsel niet bestand. Hoe dan, toen de storm losbrak, toen talloze legerscharen uit Frankrijk oprukten, toen de bondgenoten Nederland prijs gaven, toen door inboorlingen aan de Fransman de weg gewezen en de broederhand gereikt werd! Alle vonk der hope verdween. Geen mogendheid was er die iets tot behoud van Nederland deed. De Engelsen trokken af. De bevolking was grotendeels kwalijkgezind, ontmoedigd of onverschillig.

Uitbundig was de vreugd van heethoofden en drijvers, bij het binnenrukken der Fransen. Nu zou het gaan! Alzo werd door de zegevierende richting, onder het gejoel van een opgewonden gepeupel, aan de haveloze krijgslieden de broederhand gereikt; de dorre vrijheidsboom werd geplant, de godes der rede hield feestelijke optocht. De Franse driekleur bracht jacobijnse vrijheid; de aanvang, de belofte althans, van ongekende zegeningen was daar.
De Fransen ingehaald als redders en broeders. Vreugdekreten, feestvieringen; oprichting van vrijheidsbomen met driekleurige linten en kokardes, waar rondom door vreugdedronken patriotten gedanst werd. Statelijke optochten; aanspraken aan de burgerscharen, aan grijsaards, jongelingen en maagden, vrouwen en moeders...

 Op de 15e januari 1795 trekken de Franse troepen over de dichtgevroren Lek ons land binnen. De Franse overheersing gedurende bijna 20 jaren neemt hiermee een aanvang.
Op de 15e januari 1795 trekken de Franse troepen over de dichtgevroren Lek ons land binnen.
De Franse overheersing gedurende bijna 20 jaren neemt hiermee een aanvang.

* * *

Dit veelbewogen jaar 1795 begint met een zeer strenge vorst. Alle rivieren en inundaties in ons land zijn stijf bevroren. Daardoor ligt de weg vrij voor de Franse troepen om ons land binnen te trekken. Op de 4e januari, als de koude zich verheft, overmeesteren de Fransen het Land van Altena en de Bommelerwaard. De Proclamatie van het Oranjehuis aan alle ingezetenen van Holland om de wapens op te vatten vindt bijkans geen gehoor.
Op 16 januari capituleert de provincie Utrecht. De volgende dag biedt Holland de Fransen onderhandelingen aan, maar deze worden van de hand gewezen.

Nu het redden van Nederland niet meer mogelijk is, verlaat Stadhouder Prins Willem V met al de zijnen (ook met de op 6 december 1792 geboren zoon van de erfprins, dus de latere Korting Willem II), op 18 januari de vaderlandse grond. Vanaf Scheveningen vertrekt hij naar Engeland. De zachtaardige Stadhouder, tot de afreis gereed, spreekt daarbij de volgende historische woorden:

Deze vernedering heb ik, als mens, dubbel verdiend, doch niet in de waarneming mijner posten. Dwaalde ik soms, ik deed het ter goeder trouw. Opzettelijk benadeelde ik nooit zelfs mijn bitterste vijand. De ware bron onzer ongelukken ligt niet in de onverantwoordelijke handelwijs van zovele Nederlanders of in de kwade trouw der bondgenoten, maar in de nationale zonden en ongerechtigheden. God heeft een twist met Nederland en toont het in de mislukking van alle pogingen en ook nu door de felle vorst, die de wateren tot een gebaande weg maakt. Wie zal oprichten als God ter neer werpt!

In 1786 bezocht Stadhouder Prins Willem V gedurende enkele weken Zeeland. Daarbij werd ook Walcheren met een bezoek vereerd. Hier zien we de stadhouderlijke familie tijdens het bezoek aan Domburg.
In 1786 bezocht Stadhouder Prins Willem V gedurende enkele weken Zeeland.
Daarbij werd ook Walcheren met een bezoek vereerd.
Hier zien we de stadhouderlijke familie tijdens het bezoek aan Domburg.

Tegen de achtergrond van deze ingrijpende gebeurtenissen moet het wel en wee in Arnemuiden vanaf 1795 worden bezien.

* * *

In het begin van 1795 is er te Arnemuiden nog nauwelijks iets merkbaar van de grote staatkundige omwenteling. Het gewone, dagelijkse leven vindt in het nog geen 1000 inwoners tellende stadje z’n voortgang.
Salomon van Eenennaam en Jan Maartense zijn de twee burgemeesters van Arnemuiden. Eerstgenoemde is de overgrootvader van de latere burgemeester Salomon van Eenennaam (1892-1910). De andere burgemeester, Jan Maartense, is tevens baljuw, belast met de rechtspraak.
Gerrit ten Velde is secretaris, tevens thesaurier (penningmeester) van de stad.
De andere stadsbestuurders zijn Maarten Adriaanse, Simon de Vroe, Joost Adriaanse Joosse (eigenaar van de karoterij De Wildeman), Johan Hendrik Sonck (de hoefsmid) en Frans Haay (de timmermansbaas).
Jan Harthoorn is stadsbode, een belangrijke functie in die dagen. Hij houdt tevens een herberg bij zijn woning bovenaan de Markt, enkele huizen naast het Stadhuis. Hem wordt in november aangezegd dat hij gedurende het houden van herberg verplicht is tot het laten logeren van passagiers en deze behoorlijk zal moeten behandelen. En, ’ingeval over hem klachten worden ingebracht, zal hij worden bedankt voor alle zijn bedieningen waar hij van stadswege mede begunstigd is’.

* * *

Het dagelijkse leven gaat rustig voort....
Frederik Reichart uit Axel krijgt toestemming om zich in Arnemuiden te vestigen als schoenmakersbaas. De weduwe van de in 1793 overleden ds. Molentiel wordt toegestaan een winkel te houden in de stad om in haar levensonderhoud te voorzien. Cornelis de Pla uit Middelburg geeft het stadsuurwerk in de oude kruiskerk een behoorlijke onderhoudsbeurt.
De zogenaamde stadswoninkjes in het Sinte Jan Leeuwenstraatje (de latere Lionstraat) worden voor een jaar verhuurd aan Marinus Kervink en Cornelis Marinus de Nooijer.

De zoutnering in de zoutketen (staande langs de oude Arne tussen de molen en de plaats waar het latere veertje lag) wordt nog steeds bedreven, alhoewel de nering in de nadagen van haar bestaan verkeert. In de keten wordt het meestal uit Frankrijk aangevoerde grof zout geraffineerd of gezuiverd. Onder een volgend jaartal wordt een treffend ooggetuigenverslag opgenomen over hoe het in de zoutketen toeging. Jacob Jooszn Grootjans wordt aangesteld tot grofzoutmeter in de plaats van zijn overleden schoonvader Nicolaas Jansen. Later in het jaar dient ook Job Jooszn van Belsen, wonende aan de zoutketen buiten de stad, een verzoek in om begunstigd te worden met het ambt van grofzoutmeter, nu dit door het overlijden van Daniël van Belsen is komen te vervallen. Opmerkelijk is dat de Arnemuidse familienaam Van Belzen in deze tijd geschreven wordt als ‘Van Belsen’.

In het najaar wordt besloten de boekhouder van de zoutnering Van Golen aan te schrijven tot het laten doen van een behoorlijke ijk van de zoutmaten ‘als na costume (naar gewoonte), vermits de behoorlijke tijd van ijken reeds al lang voorbij is’.

* * *

Oude koopmanshuizen, herinnerend aan de grote bloeiperiode van de stad en alle voorzien van een naam, verkeren in bouwvallige toestand. Zo verzoekt de timmermansbaas Janis de Marée (hij is afkomstig uit het Zeeuws Vlaamse Hoek en zal later vele jaren wethouder zijn) om enige penanten te mogen metselen buiten tegen de muur van zijn huis ‘De Waereld’ aan de westzijde van de Noordstraat. Daarmee wil hij voorkomen ‘dat dezelve niet meerder buitenwaarts konde uitwijken’.

De strenge vorst, waardoor de Franse garnizoenen in januari de dichtgevroren rivieren in Holland kunnen overtrekken, is ook hier merkbaar. Het tussen Arnemuiden en het Nieuwland gelegen vaarwater ligt vol ijsschotsen. De veerman van ‘het veer van Arnemuijden op den Nieuwlandschen Polder’ krijgt vergunning om volgens ’oude costume’ (oud gewoonterecht) bij deze ijsgang dubbel veergeld te vragen.

* * *

Duidelijk wordt dit jaar de aangebroken Franse tijd merkbaar. In de provincie Zeeland worden enkele compagnieën Franse troepen in garnizoen gelegd. Ook in Arnemuiden wordt een aantal Fransen ingekwartierd bij de burgers. Deze militairen dienen voor de bemanning van de twee wachtposten, te weten aan ’t Lange Hoofd en op het Stadhuis. Bij het Stadhuis wordt een ’schilderhuis’ geplaatst, een houten wachthuisje tot beschutting voor de schildwachten.
In februari wordt besloten ‘in deze omstandigheden des tijds’ het schilderhuis van de Zuidwal achter het Stadhuis te verplaatsen naar de Langstraat vóór het Stadhuis. Enkele stadsbomen van de Noordwal worden gerooid ‘tot brandhout voor de wachten op het Stadhuis’.

De stad dient voor de inkwartiering en voor de nodige brandstof en kaarslicht te zorgen. Het Stadsbestuur voelt dit als een drukkende belasting voor het verarmde Arnemuiden. De Gecommitteerde Raden van Zeeland wordt dan ook meegedeeld, dat de stadsfinanciën het niet toelaten de nodige brandstof en licht voor de twee wachten te blijven verschaffen en ook dat de inkwartiering bij ‘de arme ingezetenen hier ter plaatse’ grote problemen oproept.
Daarop wordt bericht ontvangen dat een vertegenwoordiger van de provinciale autoriteiten, de heer Gradman, zal komen bezien of er hier gelegenheid is tot het onderbrengen van de Franse soldaten in pakhuizen tot verlichting van de burgers.
Na bezichtiging van het beoogde pakhuis geeft de heer Gradman te kennen dat dit ongeschikt is ‘tot berging van de Franse troepen’. Aan het einde van dit jaartal nemen we een lijst op van inwoners die in aanmerking komen voor de inkwartiering van Franse militairen.

* * *

De eigenlijke omwenteling op staatkundig terrein vindt in Arnemuiden plaats op de 20e maart. Toch gaat deze zeer rustig in z’n werk. De notulen van het Stadsbestuur van 20 maart geven hiervan een onopgesmukt verslag. We laten dit woordelijk volgen:

Gelijkheid, Vrijheid, Broederschap. Volksvergadering gehouden op den 20e maart 1795, het eerste jaar der Bataafsche Vrijheid.

De Burgerij dezer Stad, op heden in de kerk opgeroepen en vergaderd zijnde, wier daar hun door den Burger Andreas Hoffman (de afgezette predikant) in een gepaste aanspraak over de oppermacht des Volks en de daaruit voortvloeiende magten, voorgesteld uit hun midden hunne eigene vertegenwoordigers te kiezen. Ingevolge waarvan dezelve vergaderde burgerij overging tot het benoemen van de volgende kiezers:

Jacob Schroevers, president
Jan de Regt
Klaas Blaasse
Jan Jacobzn Schroevers
Blaas Cornelisse, scriba
Jacob de Ridder
Blaas Jacobse
Jan Corneliszn Vinke
Joris Vogel
Klaas Grootjans
Jacobus Meerman

Deze kiezers, verkozen zijnde, begaven zich naar het Stadhuis en lieten aan de Stadsregering zeggen, dat het vrije volk van Arnemuijden hun voor hunne tot hier toe gehouden administratie bedankt en van hun post ontslaat. Nemende vervolgens, ingevolge het decreet van het vrije volk, de Regering der Stad Arnemuijden op zich.

De volgende dag, op zaterdag 21 maart, wordt ‘het vrije volk van Arnemuiden’ door de 12 kiezers tegen half twee des namiddags andermaal bij klokgelui in de kerk opgeroepen. Tijdens deze bijeenkomst kiest het twaalftal een burgemeester (de maire), een secretaris en 7 representanten van het volk.
De vergaderde inwoners wordt bekend gemaakt welke personen tot leden van de ’provisionele stadsregering’ zijn verkozen.
Tot maire (de Franse naam voor burgemeester) is verkozen de burger Salomon van Eenennaam (deze was al één van beide burgemeesters vóór 1795). Tot secretaris de burger Adriaan Keur (de schoolmeester). Tot leden van de stadsregering worden gekozen de burgers Simon de Vroe, Maarten Adriaanse, Casper Visser (de vroegere secretaris), Adriaan Vinke (landbouwer), Joost Adriaanse Joosse (van de karoterij), Johan Hendrik Sonck (de hoefsmid) en Frans Haay (de timmermansbaas).

De verkiezing van al deze personen wordt door het volk goedgekeurd. Zij worden door de stadsbode Jan Harthoorn in de kerk ’geciteerd’ (bijeengeroepen). Aldaar verschenen zijnde, behoudens de afwezige burgers Joost Adriaanse Joosse, Frans Haay en Adriaan Keur, wordt hun door de president-kiezer Jacob Schroevers de volgende eed afgenomen: ‘Ik beloof de mij opgedragen post overeenkomstig deszelfs aard getrouwelijk waar te nemen en de plaatselijke wetten te eerbiedigen’. Nadat ze deze eed hebben afgelegd begeven de volksvertegenwoordigers zich naar het Stadhuis en ’beginnen hunne deliberatie’ (beraadslaging).

Van het planten van de vrijheidsboom te Arnemuiden is geen afbeelding bewaard gebleven. Wel wordt hier een afbeelding opgenomen van het plaatsen van de vrijheidsboom op de Markt te Middelburg in 1795. Ongetwijfeld zal ongeveer hetzelfde tafereel te Arnemuiden te zien zijn geweest.
Van het planten van de vrijheidsboom te Arnemuiden is geen afbeelding bewaard gebleven.
Wel wordt hier een afbeelding opgenomen van het plaatsen van de vrijheidsboom op de Markt te Middelburg in 1795. Ongetwijfeld zal ongeveer hetzelfde tafereel te Arnemuiden te zien zijn geweest.

‘s Namiddags om half 3 wordt de vrijheidsboom op de Markt geplant ’onder het spelen van veldmuziek en het zingen van Franse liederen’, aldus de notulen van de stadsregering, ’sijnde alles in de beste order afgelopen’. Dit betekent een kleine uitgaaf voor de stad van £ 1:8:4 voor de arbeiders die de vrijheidsboom planten en van £ 2:9:11 voor het maken en schilderen van een kast er om heen.

* * *

Door het bedanken van de nieuw gekozen secretaris, schoolmeester Adriaan Keur, en het lid van de stadsregering Joost Adriaanse Joosse voor de hun opgedragen posten vergaderen de kiezers andermaal op het Stadhuis op de 23e maart. Dan wordt benoemd tot secretaris Simon de Vroe, het eerder gekozen lid van de stadsregering. In zijn plaats wordt tot raadslid gekozen de burger Anthonie de Smidt, smidsbaas van beroep. In de plaats van Joost Adriaanse Joosse wordt tot lid van de stadsregering gekozen de burger Johannis Crucq (timmermansbaas en broer van de latere burgemeester Christiaan Crucq). Zij worden door de gerechtsbode op het Stadhuis geroepen en leggen daar de voorgeschreven eed in handen van de president-kiezer Jacob Schroevers af. Nu de Stadsregering volledig is, beschouwen de 12 kiezers hun werkzaamheden als beëindigd.

De tot maire (burgemeester) gekozen Salomon van Eenennaam (overleden in 1800) wordt tevens baljuw (belast met de rechtspraak). Na het bedanken in 1712 van Pieter Wiltschut bleef de speciale functie van baljuw 83 jaar onvervuld; één van de burgemeesters nam deze functie sindsdien waar.

Opvallend is dat van de zeven thans gekozen leden van het Stadsbestuur er reeds zes aan de stadsregering van 1794 en het zevende lid aan die van 1793 deelnamen. Ook hieruit blijkt dat de staatkundige omwenteling in 1795 een rustig verloop heeft gehad.

De vorige secretaris Gerrit ten Velde (hij werd op de 27e september 1793 benoemd toen hij tevens burgemeester was) wordt niet meer herbenoemd. Hij is op 20 maart gelijk met de stadsregering ontslagen. Hij trouwt op 23 september 1798 als weduwnaar met Alida Maria Molentiel, een dochter van de in 1793 overleden ds. Molentiel. In zijn plaats wordt - zoals al eerder vermeld - door de twaalf kiezers tot secretaris gekozen de schoolmeester Adriaan Keur. Deze bedankt echter, waarna tot secretaris wordt gekozen Simon de Vroe. Deze zal maar een enkel jaar het secretarisambt vervullen, aangezien hij in 1797 op 54-jarige leeftijd is overleden.

* * *

Het lijkt er op alsof de stadsregeerders van vóór de omwenteling, Gerrit ten Velde, Joost Adriaanse Joosse en Jan Maartense, zich moeilijk kunnen verenigen met de staatkundige omwenteling. Ten Velde wordt later in het jaar herhaaldelijk gelast om ten spoedigste alle gelden, rekeningen en effecten, behorend tot de weeskamer van de stad, op het Stadhuis te bezorgen en rekening en verantwoording te doen van vorige jaren. In juli richten Gerrit ten Velde, Jan Maartense en Joost Adriaanse Joosse zich ‘als leden van de vorige regering der Stad’ met een rekest tot de Staten van Zeeland. Zij zijn van mening dat de weesmeesters niet persé ook lid van de regering hoeven te zijn en dat deze uit de burgerstand dienen te komen. Dit is de reden waarom Ten Velde de administratie van de weeskamer niet afgeeft. Het drietal vindt het een harde zaak iemand zijn posten en voordelen af te nemen zonder wettige reden. Zij verzoeken hersteld te mogen worden in hun posten als weesmeesters, ’waarvan zij niet door de stem van de burgerij zijn ontslagen geworden’. Zij protesteren krachtig tegen de willekeurige en geheel onbevoegde handelingen van de Municipaliteit (de huidige gemeenteraad) in het ontslaan van hen als weesmeesters en griffier van de weeskamer. Hun protest krijgt echter geen enkel gehoor, noch bij de representanten van het vrije volk van Arnemuiden noch bij die van Zeeland. Daarna leggen de voormalige weesmeesters Jan Maartense en Gerrit ten Velde de contante penningen, de verzekeringen, obligaties en andere effecten, behorende tot de weeskamer, aan het Stadsbestuur over.

* * *

Zo begint de nieuwe stadsregering (in de jaren 1795-1797 aangeduid met de Franse naam ‘de Municipaliteit’) op 28 maart 1795 haar eerste vergadering. Eén van de eerste besluiten van de nieuwe regering is aan de vrouw van de alhier woonachtige Francois Mahieu (dit is één van de zeer weinige rooms-katholieken te Arnemuiden) te betalen 3 pond Vlaams voor de door haar gedane moeite als ’taalsvrouw’ (tolk) voor de Franse troepen alhier.
De winkelier, tevens ouderling van de Hervormde kerk, Rijk Rijkse, krijgt een schadeloosstelling voor het bergen van gestolen brandhout en het repareren van de banken in het wachtlokaal voor de Franse militairen bij het Stadhuis. In juni neemt zijn zoon Daniël Rijkse de negotie van zijn vader over.
Jan Lodewijk Kramer, inwoner van de stad en ’stamvader’ van vele Kramers die Arnemuiden niet alleen als kleermaker maar in allerlei betrekkingen zullen dienen, krijgt toestemming om de opengevallen ’wijn- en bierwerkersbediening’ te vervullen.
Geert Bronke, de gerechtsdienaar (aangeduid als ’s Heeren Dienaar), wordt op zijn verzoek begunstigd met de vacante functie van klokluider.
Ook de inwoner Pieter Gelock krijgt vergunning om winkel te houden ‘en heerlijken koophandel te drijven’.
In het najaar besluit het Stadsbestuur ‘tot het doen verkopen van de groote bomen staande op de Markt beneffens het kaphout staande aan de Stads Cingel tegen de 4e kerstdag dezes jaars’.

De meester broodbakkers binnen de stad, Christiaan Crucq (wonende boven aan de Markt, links van de Marktpoort) en Matthijs Eggel, schrijven het Stadsbestuur, dat ‘ze zich ten hoogste genoodzaakt vinden door de aanhoudende duurte van de gist beneffens de brandstoffen en waarvan sommige schier niet te bekomen zijn en van tijd tot tijd in prijs rijzen’ eerbiedig te verzoeken ‘om hogementatie van het bakloon zo mogelijk tot 7 schellingen per zak vermits onze broodpassen naar Middelburg zijn ingericht en wij dezelfde lasten van duurte moeten dragen’. Hun verzoek wordt echter van de hand gewezen.

* * *

De inwoners wordt dringend afgeraden Oranjetekens te dragen ‘om reden dat door het dragen van deze tekens ongelukken zouden kunnen plaatsvinden en de Municipaliteit van Arnemuiden zulks niet kan voorzien’. Degenen die zich toch willen tooien met Oranje versierselen zullen dit geheel voor eigen risico doen.

Een historisch feit is dat tijdens de staatkundige omwenteling en de Franse overheersing in Arnemuiden het eeuwenoude carillon in de oude kruiskerk het Wilhelmus blijft spelen.

De overheersing door de Fransen blijkt verder uit allerlei verordeningen en besluiten. In augustus wordt een ‘ordonnantie’ ontvangen om voor de Franse troepen, thans liggende in de polder, te doen verzorgen 600 musters en 300 bossen stro.
Er wordt op voorschrift van het provinciaal bestuur een onderzoek gelast naar het bezit van wapens of munitie van oorlog onder de burgers.

Later in het jaar, op 8 september, roept het Stadsbestuur de burgerij nogmaals ‘door het geluij der klokken’ in de kerk bijeen voor een vergadering. De sensatie van de omwenteling is dan echter voorbij. De belangstelling voor het Stadsbestuur is zodanig teruggelopen, dat er niemand ‘van ’t vrije volk’ behalve het Stadsbestuur zelf in de kerk verschijnt.

Weinig geestdrift voor de nieuwe staatkundige toestand is er echter ook in het Stadsbestuur zelf te bespeuren.
Al in juni besluit het bestuur geen zaken te doen, ‘daer vier van de zeven schepenen (zo worden de raadsleden genoemd) van de Municipaliteit van Arnemuyden hebben bedankt en hunne posten hebben verlaten’, in de mening verkerende dat zij slechts voor twee maanden benoemd waren. Het gaat hier om de schepenen Frans Haay, Jan Hendrik Sonck, Anthonie de Smidt en Johannis Crucq. Zij zijn stellig van mening dat hun benoeming maar voor tijdelijk was om het Stadsbestuur weer in het gareel te krijgen.
Hiervan wordt rapport gedaan aan de Staten van Zeeland. De overgebleven stadsregeerders uiten de vrees ‘dat de incompletie, daardoor veroorzaakt, tot een regeringloosheid zoude kunnen overslaan’.
Niet zonder grote moeite en op sterke aandrang van de zijde van de Staten (genoemd de Provisionele representanten van ’t Volk van Zeeland) gelukt het tenslotte het viertal te bewegen op hun post te blijven. Na een maandenlange afwezigheid keert het viertal met kennelijke tegenzin in de raadszaal terug.

Er wordt een commissie benoemd, bestaande uit de president Casper Visser en de thesaurier Maarten Adriaanse, om met de regering van Middelburg te onderhandelen over ‘het doorgraven op de gronden van ’t Arnemuidse territoir’. Ook proberen deze gecommitteerden van het Stadsbestuur van Middelburg zekerheid te verkrijgen voor het onderhoud van de in 1792 nieuw gelegde brug over de Oude Arne bij Arnemuiden (ter hoogte van het latere veertje). Niettegenstaande de vele gedane moeite weet de commissie niets te bereiken.

* * *

Ongebondenheid blijkt in juli uit de regelmatige klachten van in- en opgezetenen over het aanhoudende stelen en roven van veldvruchten van allerhande aard, het inbreken in de hoven en het ruïneren van de vruchtbomen. Zo heeft men zich niet ontzien op de hoeve van de weduwe Bomme ‘in te breken en diverse kersebomen te ruïneren en de vruchten daarvan schelmachtig te stelen en te roven waardoor een importante schade aan die plaats is toegebracht’. Er wordt een premie uitgeloofd van ƒ 25 voor degene die de dader weet aan te brengen. Ook wordt de inwoners er op gewezen ‘dat het schieten op hun erven blijft zijn voortgang hebben’. Dit wordt streng verboden.

Heerst er onder de inwoners armoede en gebrek, ook het Stadsbestuur besluit tot een sober omgaan met de geldmiddelen van de stad. Voorheen werd ‘de jaarlijkse verpachting van de gemene middelen’ met nogal wat festiviteiten omgeven. Nu wordt echter besloten ’voor Stadsrekening niets te laten gebruiken’.

* * *

Op 6 augustus ontvangt het stadsbestuur ‘een vriendelijke presentatie’ van mr. Daniël Radermacher, ambachtsheer van Nieuwerkerk, waarbij zijn huisorgel ten dienste van de kerk wordt aangeboden. De brief van de ambachtsheer luidt als volgt:

Mijne Heeren van de Municipaliteit der Stad Arnemuyden!

De nauwe verbintenis die wij te samen hebben, Uwedele als Regeerders der Stad Arnemuyden en ik als Ambachtsheer van Nieuwerkerk, doet mij door dezen Uwedele te kennen geven mijne geneigdheid voor Uwe Stad en Kerk en Uwedele aan te bieden ter gedachtenis en ten dienste en gebruyke van het Psalmgezang en Luyster van den Godsdienst mijn Groot Orgel, bij de kenners in achting en voldoende bevonden: over eenigen tijd met den Meester Timmerman De Marée, Uwen Burger, in de Kerk zijnde, hebben wij tezamen deswegens een gesprek gehad alsmede omme het behoorlijk te plaatsen.
Ik zal deswegens Uwedele besluyten afwachten, terwijl na toewensching van Godes bescherming over Uwedele Stad en Burgerije en de Ingezetenen van Nieuwerkerk ik mij zeer gedienstig en toegenegen noeme.

Mijne Heeren van de Municipaliteit der Stad van Arnemuyden! Uwedele ten dienst bereiden Dienaar,

Radermacher,
Heer van Nieuwerkerk.

Middelburg den 6 augustus 1795.

Dit groot kamerorgel stond tot nu toe in het grote herenhuis van mr. Radermacher te Middelburg en werd gebruikt als huisorgel. Eenparig wordt besloten deze aanbieding dankbaar te accepteren. Vanaf 1709 miste de kerk namelijk een kerkorgel. Namens het Stadsbestuur worden Casper Visser en Maarten Adriaanse gemachtigd om met de ambachtsheer hierover verder te handelen. De secretaris Simon de Vroe schrijft de ambachtsheer namens de stadsregering op de 13e augustus een dankbare brief terug met de volgende inhoud:

Wij vinden ons thans op een aangename wijze verrast door een edelmoedige aanbieding, waarop wij nimmer konden denken, en waardoor Uwe Nagedachtenis bij ons altoos in Zegening zal blijven. Uwe aangename letteren behelzen toch niets minder dan de communicatie van uwe geneigdheid om onze stad en kerk te vereren met een groot orgel ten dienste en gebruike van het psalmgezang en luister van den godsdienst. Onze gevoelens van erkentenis en bewondering Uwer gemanifesteerde weldadigheid in dezen betoond kunnen wij met geen voldoende woorden uitdrukken en weten dezelve niet beter te beantwoorden dan door een dankbare acceptatie van dat Edelmoedig geschenk. Alleen kunnen wij niet ontveinzen onze financiële en andere bekommeringen omtrent het plaatsen, betimmeren, in werking brengen en onderhouden van het orgel, temeer daar wij volstrekt genegen zijn alles naar Uwe meeste genoegen te reguleren. Weshalven wij onze medeleden, Casper Visser en Maarten Adriaanse, hebben verzocht en gecommitteerd om over het een en ander uwe consideratiën te vernemen en dien conform de nodige arrangementen en preparatiën te maken, welke wij naar bevind gaarne zullen goedkeuren.

Het orgel wordt door de orgelmaker van Middelburg, meester Frederik van der Weele, van het huis van mr. Radermacher naar de kerk gebracht. In de orgelkast vindt men later een reep papier, waarop staat vermeld: ‘fesit par Lovis de Baecker tot Middelburg anno 1778’. Vermoedelijk is het orgel tussen 1746 en 1750 gebouwd. In 1750 was het al in het bezit van de familie Radermacher. De deuren van het orgel waren hemelsblauw geschilderd met in verguld aangebrachte muziektrofeeën. Het heeft tot 1940 als kerkorgel in de Hervormde Kerk dienst gedaan.

Het door Mr. Daniël Radermacher geschonken orgel aan de Hervormde Gemeente te Arnemuiden. Het orgel had deze dispositie: 1. Prestant 8' 2. Holpijp 8' 3. Quintadeen 8' 4. Prestant 4' 5. Fluit 4' 6. Octaaf 2' 7. Superoctaaf 1' 8. Cornet 3 st. 9. Cromhoorn 8' 10. Tremulant.
Het door mr. Daniël Radermacher geschonken orgel aan de Hervormde Gemeente te Arnemuiden.
Het orgel had de volgende dispositie:
1. Prestant 8'
2. Holpijp 8'
3. Quintadeen 8'
4. Prestant 4'
5. Fluit 4'
6. Octaaf 2'
7. Superoctaaf 1'
8. Cornet 3 st.
9. Cromhoorn 8'
10. Tremulant.

Het aanbrengen van een bordes voor het orgel door de aannemer Jan Crucq en het in werking brengen kost niettemin het voor de verarmde stad aanzienlijke bedrag van £ 40. Tot dekking van de kosten wordt een collecte gehouden, die slechts £ 12:18:10 opbrengt. Op 29 januari 1796 is het orgel  gereed om bespeeld te worden tijdens de kerkdiensten. Op zondag de 31e januari daarop wordt het in gebruik genomen.

Op 17 oktober wordt Hendrik Loene, ’blind sijnde, echter in staat tot het bedienen van den orgel’, eenparig tot organist benoemd voor drie jaar op een traktement van 50 gulden ’s jaars. Hij wordt echter in februari 1796 al ontslagen, omdat ‘hij het orgel op een onwaardige wijze had bespeeld’. Hij wordt dan opgevolgd door David Lootens, een telg uit het beroemde Zeeuwse organistengeslacht. Deze blijft organist tot 1835.

De ambachtsheer Radermacher stuurt het Stadsbestuur per brief van 6 december een afbeelding van het kerkorgel (deze wordt in het Stadhuis gehangen) en portretten van zijn vader en oud-grootvader toe. Een week later zendt hij nog eens twee nieuwe psalmboeken toe ‘om te dienen bij het bespelen van het orgel met een voorbericht voor den organist; één dezer boeken kan dienen ten gebruyke, het andere ter bewaring’. In een brief van 30 januari 1796 belooft hij ingaande 1796 het Stadsbestuur jaarlijks 20 rijksdaalders ter hand te zullen stellen als tegemoetkoming in de kosten van de organist.

* * *

Over de visserij komen we dit jaar weinig gegevens tegen. Toch krijgen we van de visserij een indruk als ‘het vrije volk van Arnemuiden’ op 9 oktober opnieuw bij klokgelui wordt opgeroepen in de kerk om een proclamatie van het Staatsbewind aan te horen. Er komen weinig stemgerechtigde burgers opdagen, omdat ‘de meesten hun beroep uit vissen bestaat’. Degenen die wel verschijnen ’verklaren openhartig als cordate Zeeuwen dat ze hunne provinciale voorrechten niet gaaren zouden willen verliezen ofte in de waagschaal stellen sonder dat alvorens een goede constitutie voor de Nationale Conventie gaat, niettegenstaande dat sij gaaren willen berusten in het vrij en omsigtig bestuur van Ulieden Representanten van het Volk van Zeeland’.

Ook in de school treden veranderingen op. Op 3 maart wordt de schoolmeester Jan Waling op zijn verzoek ontslagen. De14e maart wordt als schoolmeester op een traktement van ƒ 50 per jaar aangesteld Adriaan Keur, geboren te ’s-Heer Arendskerke, voorheen ondermeester te Arnemuiden. Na het overlijden van meester M. Haay nam hij de school al tijdelijk waar. Keur is ook koster en voorzanger in de kerk en wordt tevens belast met de verhuur van de zitplaatsen in de kerk en ‘het bedienen van de rouwpellen’. Hij overlijdt in 1806 op 42-jarige leeftijd. De gewezen schoolmeester Jan Waling blijft belast met het schoonmaken van het torenuurwerk.

* * *

Interessant is het volgende overzicht van de omstreeks december 1795 rondom Arnemuiden wonende landlieden, met hun gezinnen meegerekend in totaal 89 personen:

Pieter van de Kreeke; Cornelis Wisse; Pieter Kalmijn; Jan Meulmeester; Adriaan Schuppens; Cornelis Beekman; Jan Vinke; Blaas de Ridder; Ary van Egem; Herman Joan Weglaage; Markus Maas; Jasper Geldof; Willem Flipse en Pieter la Rivière.

* * *

1795 is nog op een andere wijze veelbewogen. In de Hervormde Kerk ontstaat grote beroering door het optreden van de predikant, dr. Andreas Hoffman. Dr. Hoffman, eertijds (1780) proponent bij de Classis Amsterdam en daarna predikant te Graft (1782), Oudkarspel (1783) en Tholen (1788), is sinds 28 oktober 1793 aan de Arnemuidse Hervormde Gemeente verbonden.
Wegens wangedrag (aanhoudende dronkenschap) is dr. Hoffman in december 1794 al voor zes weken geschorst ‘tot wering van de gegeven ergernis en tot stichting der gemeente’. De veerman van Middelburg ‘was zelfs met vrees bezet geweest dat hij wellicht buiten boord zou hebben kunnen vallen’. Bij deze ingrijpende beslissing werden ook de beide burgemeesters Salomon van Eenennaam en Jan Maartense en de Middelburgse predikanten Professor H.J. Krom en ds. J. de Roy betrokken.
Dr. Hoffman verklaarde daarop ‘dat de door hem verkeerde gezegden en bedrijven gekomen zijn door een bedwelming zijner hersenen en niet door verhitting van drank’. Hij wordt verplicht de zondagse kerkdiensten bij te wonen en na verloop van 6 weken een boetpredikatie te doen. Hem wordt een jaar de tijd gegeven zich naar behoren te gedragen alvorens van deze zaak melding zal worden gemaakt in het notulenboek.

De ’boetpredicatie’ op 18 januari voor cirka 1500 mensen voldoet niet aan de verwachting. Nieuwe belastende bezwaren over zijn gedrag worden ingebracht. Hij is sinds zijn schorsing nauwelijks meer in de gemeente geweest. Regelmatig wordt Hoffman gezien in kroegen en herbergen van Middelburg en Vlissingen.
De dag voor het doen van z’n ’boetpredicatie’ wordt hij dronken gesignaleerd in de herberg ‘s Lands Welvaren’, waar hij ’punch drinkt, met z’n stok exerceert en allerlei luchtige en zotte taal uitslaat’. Men ’hoort hem z’n boetpredicatie voorlezen en ziet hem met een witte slaapmuts op dansen en springen, zijn slaapmuts afnemen en op de grond smijten zeggende even zoveel te geven om geheel Arnemuijden alsmede dat hij die mosselvangers op morgen zou laten zingen uit de 84e psalm dat hun ’t zweet langs het lijf zou lopen’.

Regelmatig wordt er Collegium Qualificatum met vertegenwoordigers van kerkenraad en Stadsbestuur gehouden om over de zaak te delibereren. Er is echter weinig of geen verbetering te bespeuren in het gedrag van Hoffman. Men is van oordeel ‘dat zijn dienst in Arnemuiden voortaan onnut zal wezen’. De samengeroepen bijzondere Classis Walcheren besluit in februari dan ook na rijp beraad dr. Hoffman wegens wangedrag af te zetten als predikant van Arnemuiden en ’niet meer beroepelijk te stellen onder de Classis Walcheren’. De stadsbestuurders Casper Visser en Simon de Vroe willen de predikant de hand boven het hoofd houden en ’buiten deportement houden zo het zijn konde’. De indruk wordt gewekt dat zij het met de behandeling van de predikant niet geheel eens zijn.
Dr. Hoffman doet in maart dit jaar weer van zich spreken bij de staatkundige omwenteling. Op de 20e maart spreekt hij in de kerk het bij klokgelui samengeroepen volk toe over de ’oppermacht des volks en de daaruit voortvloeiende magten’. Onder zijn leiding worden daarna 12 kiezers uit het samenvergaderde volk gekozen, die de nieuwe stadsregering zullen aanwijzen. Op 17 mei, na het eindigen van de godsdienstoefening, staat dr. Hoffman in de consistorie met het verzoek van de censuur ontslagen te worden.

In juni schrijft hij een rekest aan de Provisionele representanten van Zeeland (de Staten van Zeeland) en ondertekent dit ‘als theologisch doctor en rustend predikant te Arnemuiden’. In emotionele bewoordingen verzoekt hij om herstel in zijn ambt te Arnemuiden of anders beroepbaar gesteld te worden, zoals blijkt uit onderstaande passages:

’...maar een groot uur na de predicatie werd hem bericht gebracht dat de gehele zaak in status quo bleef. Hoffman, de trouwe Bataaf, gesuspendeerd (geschorst)! Dit duurde tot 11 februari, wanneer hij van zijn predikambt is gedemitteerd (ontslagen), dit niet alleen. Maar hoe despotisch dat Collegium Qualificatum van Arnemuiden zich het recht en de vrijheid heeft aangematigd hem voor een heel jaar onberoepbaar te stellen voor alle Hervormde gemeenten.
O Inquisitie, sijt ge nog niet gesneuveld aan den voet der vrijheidsboom. Ik weet, brave Representanten van Zeelands Volk, dat gij het wederrechtelijke van 't gedrag van 't zogenaamde Collegium Qualificatum reeds bewust zijt. Hoffman verzoekt dat de brave Representanten van Zeelands Volk 't geslage vonnis des Collegium Qualificatums op 11 februari vergaderende en reeds niet meer existerende (bestaande), vermits de Gedeputeerden uit de magistraat zijn ontslagen en oud of dood of op sterven leggen. Weshalve hangt het alleen van U af, brave mannen, mijn lot te beslissen.
Herstelt mij te Arnemuiden of stelt mij van stonden aan beroepbaar voor alle Gereformeerde Gemeenten. Uw beloning zal zijn een dankbaar hart. En een goed compartement van hem, die in verwachting van réussement (een goede afloop) met alle behoorlijke respect tekent. Heil en Broederschap, Uw medeburger Hoffman. 22 juni, 't jaar der Bataafse Vrijheid’.

Hoewel hij ’geen boetvaardigheid vertoont, erger nog’, besluit de Classis Walcheren in september haar standpunt wat te verzachten. Dr. Hoffman wordt daarbij beroepbaar gesteld buiten Arnemuiden. Hij vertrekt in september naar Terneuzen. In zijn ’Geschiedenis en Plaatsbeschrijving van Arnemuiden’ schrijft H.M. Kesteloo, dat dr. Hoffman ’zich van oktober 1795 tot het einde van 1796 heeft weten in te dringen bij de vacante gemeente te Terneuzen, om daar voorlopig als predikant te fungeren en verbond hij zich vervolgens bij de vacante gemeente te Hontenisse, waar hij van januari 1797 tot april 1798 als predikant werkzaam was. Maar ook daar moest men zich, om zijn ergerlijk levensgedrag en aanhoudende dronkenschap, van hem ontdoen’.

* * *

Hoe gaat het verder met de Hervormde Gemeente na de afzetting van dr. Hoffman?
De Middelburgse predikant Professor H.J. Krom wordt consulent. Het ’Acte Boeck van Arnemuijden Beginnende 1785 - 5 mei 1807’ zal berusten bij ouderling Rijk Rijkse ’omdat de oudste ouderling Daniël van Belzen buiten de stad woonachtig is’ (vermoedelijk woont hij bij de zoutketen).

In september wordt met het beroepingswerk van een nieuwe predikant begonnen. Op de nominatie worden geplaatst de predikanten Hoek te Waddinxveen, Krom te Poederooyen, Clinge te Sint Laurens, Offers te Nieuwland en Hoog te Hoofdplaat. In overleg met het Stadsbestuur wordt met eenparigheid van stemmen beroepen ds. Jacobus Hoek, gewezen predikant te Waddinxveen. De schoolmeester Adriaan Keur krijgt een ruime vergoeding voor het overbrengen van de beroepbrief in zijn functie van koster.

Na het bedanken door ds. Hoek worden op drietal gesteld de predikanten ds. Rochefort te Sluis, ds. Krom te Poortvliet en ds. Richart te Boskoop, waarvan eerstgenoemde, zij het vergeefs, wordt beroepen.
In november wordt opnieuw een drietal gesteld, namelijk de predikanten ds. J. Hoek te Waddinxveen, ds. Geersmeijer te Grijpskerke en ds. Steenbakker te Axel. Het Stadsbestuur wenst enkel ds. Hoek te beroepen en de gecommitteerden krijgen opdracht ’anders op te staan en tegen andere handelingen te protesteren’. Met ’volkomen eenparigheid van stemmen en een algemeen genoegen’ wordt ds. Jac. Hoek ‘van wien men zoo veele goede getuignissen had’ op 23 september voor de 2e maal beroepen. Groot is de vreugde (‘in algemene blijdschap van de kerkenraad en gemeente’) wanneer ds. Hoek het beroep aanneemt.
Op 26 januari 1796 wordt hij bevestigd door de Middelburgse predikant ds. J. Henry. Hij doet die dag intrede met een leerrede over 1 Cor. 1:23,24. De boeken van de kerk worden bij hem thuis bezorgd ’behalve het Acteboek van 1700-1719 en het rekeningboek van 1682-1690’.

* * *

Naamlijst ‘voor de Billetteerde Miletarie binnen Arnemuvden in 1795’. Bij hen konden militairen worden ingekwartierd.

Binnen de Stad.

Joost Adriaanse Joosse                      Jan de Regt
Jan Bosselaar                                   Jan Blaasse
Pieter Gelok                                     Marinus Schroevers
Marinus Cornelissen                          Jan Adriaanse
Juffr. M. Molentiel                             Boudewijn Grootjans
Gillis Cornelissen                               Blaas Blaasse
Jacob Cornelisse van Belsen               Job Cornelisse
Jacob Basseveld                                Casper Mulder
Jan Maartense                                  Marinus Gillissen
Robbert Schroevers                           Jacob Cornelisse
Cornelis Schroevers                           Cornelis Cornelisse
Jan Joosse Grootjans                         Adriaan Adriaanse
Blaas Cornelisse                                Klaas Grootjans
Jan Lievense Meulmeester                  Daniël van Belsen
Jacob Schroevers                               Cornelis Jacobsen
Cn Godlob Saket                                Matthijs Eggel
Antoni Siereveld                                 Daniël Lievense
Lein Moens                                        Pieter Schenk
Jan Harthoorn                                    Blaas Karelsen
Christiaan Crucq                                 Joris Vogel
Klaas Jacobse                                     Jacob de Ridder
Adriaan Keur                                      Klaas Ubregsen
Jan Jacobse de Nooijer                        Klaas Blaasse
Adriaan Siereveld                                Klaas Kervink
Cornelis Blaasse                                  Marinus de Mol
Jacob Karelse                                     Daniël Rijkse
Job Jacobse                                        Pieter Jeromius
Jacob Blaasse                                     Cornelis Bocks
Jan Jacobse Schroevers                       Jacob Marteijn
Jan Floorisse                                      Pieter Meulmeester
Joos van Belsen                                  Paulus Meulmeester
Jacob Meerman                                  Jams de Marée
Jan Janse                                           Balten Schaleven
Antoni de Mol                                      Frederik Reichart
Klaas Blaasse                                      Gerrit ten Velde
Rijk Rijkse

Aan de zoutketen.

Adriaan Lievense                                Daniël van Belsen
Boudewijn Grootjans                           Blaas Jacobsen
Jacob Cornelisse                                 Klaas Blaasse
Joos Adriaanse                                   Marinus de Nooijer
Job Lievense                                      Steven Murne op 't Eyland
Jacob Joosse                                      Blaas Blaasse
Job Blaasse                                        Cornelis Jacobsen
Blaas Jobse                                        Job Jacobsen
Gillis de Nooijer                                  Nouwte van de Ketterie
Job de Nooijer                                    Marinus de Nooijer van de Ketterie 

Regenten van de Stad Arnemuyden.

Casper Visser                                     Frans Haay
Maarten Adriaanse                              Antoni de Smidt
Salomon van Eenennaam                     Johannis Crucq
Adriaan Vinke                                     Jan Hendrik Sonck
Simon de Vroe, secretaris