In januari overlijdt het bekende lid van het Stadsbestuur, Francois Haay, in leven timmermansbaas.
In de vergadering van het Stadsbestuur van mei geeft de Maire Salomon van Eenennaam ook kennis van het onverwachtse overlijden van de gemeentesecretaris Simon de Vroe op 28 april op 54-jarige leeftijd. Op 23 maart 1795 volgde hij de vorige secretaris Gerrit ten Velde, die tevens burgemeester was, op. De Vroe notuleerde in wijdlopige krulletters in oud schrift. Met eenparigheid van stemmen wordt besloten de oud-secretaris Casper Visser (deze was vóór Gerrit ten Velde secretaris van 1762 tot 1793) te verzoeken voorlopig het secretarisambt waar te nemen. De 76-jarige Casper Visser belooft dit te zullen doen als zijn krachten en gezondheid dit toelaten. Doch hij maant het Stadsbestuur ernstig - vanwege zijn ouderdom en gedurige zwakheid - zo spoedig als doenlijk is zich van een secretaris te voorzien en hem van die post te ontlasten. De door Casper Visser in het notulenboek in krulletters ingeschreven notulen zijn zeer moeilijk leesbaar. Zijn handtekening bestaat uit vele krullen.

Salomon van Eenennaam, Casper Visser en Maarten Adriaanse worden afgevaardigd om van de weduwe De Vroe over te nemen ‘al hetgeen tot de secretarie behoort alsook de gelden die aan de Stad nog onverrekend zijn’. In mei wordt door de weduwe De Vroe rekening gedaan van de stadsgelden, het pontgeld, de borg- en kerkrechten van mei 1796 tot april 1797.

In de Middelburgse Courant wordt een advertentie geplaatst voor een ‘bekwame secretaris’.
Na informatie wordt op 4 juli bekwaam geoordeeld voor het secretarisambt de 30-jarige Cornelis Daniël Baars uit Middelburg. Hij wordt benoemd tot secretaris van de stad, griffier van de weeskamer en vendumeester (belast met de openbare verkopingen). Bepaald wordt dat hij binnen de stad Arnemuiden zal moeten wonen. De nieuwe secretaris wordt op zijn verzoek het burgerrecht van de stad verleend. In het Acteboek van de Hervormde Kerk is onder 1797 aangetekend dat met attestatie is overgekomen uit Middelburg Cornelis Daniël Baars en Dina Blommaart, z’n echtgenote. In het notulenboek wordt op 6 september zijn akte van aanstelling ingeschreven in sierlijke krulletters, ondertekend door Casper Visser, Maarten Adriaanse en Johannis Crucq. In de vergadering van het Stadsbestuur van 3 oktober feliciteert President Casper Visser de nieuwe secretaris met de aanvaarding van zijn bediening en wenst hem toe dat hij het vele jaren tot aller genoegen en tot heil van deze stad en ingezetenen mag waarnemen. De nieuwe secretaris verzoekt daarop enige ogenblikken ‘audiëntie’ en houdt een toespraak bij de aanvaarding van zijn ambt.
De oude Casper Visser stelt de raad voor deze toespraak tot een blijvende gedachtenis in het notulenboek in te schrijven. Vanwege de zeer lange ambtsperiode en de grote verdiensten van secretaris, later burgemeester C.D. Baars wordt het slot van deze toespraak in deze Kroniek opgenomen:

..... Deze stad en ingezetenen ondervinde bij voortduring des Heeren Zegen. Hij doe dezelve in welvaart toenemen. En mochten wij nog eens dien tijd beleven van een algemene, gunstige en gezegende Vrede te zien opdagen, stand grijpen en duurzaam zijn. Ja, mocht dien tijd haast geboren worden. Dat den geest der tweedracht uit onze landpalen wierde gebannen. Den eendracht en de ware Broederschap, waardoor onze voorvaderen, in de dagen vanouds, onder den Zegen van God, dit land tot een paerel in de ogen van andere mogendheden hebben gebracht, te zien herleven. Opdat wij onze leus ‘Eendracht maakt macht’ als in vorige dagen met recht mogen voeren. En ons dierbaar Vaderland, ja, deze stad en ingezetenen tot haren vorigen luister wederkome. Opdat wij eenmaal aan elkanderen, aan anderen konden zeggen: God heeft welgedaan aan Nederland.
Thans blijft mij niets meer over dan mij in Ulieden geëerde vriendschap en genegendheid aan te bevelen en tot welk einde ik gulhartig en welmenend de hand der Broederschap aanbiede.

Het is vanaf 3 oktober gedurende zeer vele jaren een verademing het duidelijke, goed leesbare handschrift van de nieuwe secretaris te lezen. Zeer lang, bijna een halve eeuw, zal de heer Baars de stut en steun van het Arnemuidse Stadsbestuur zijn. Groot en vele zijn z’n verdiensten voor Arnemuiden. Tot 1832 zal hij de stad dienen als secretaris en vanaf 1832 tot zijn overlijden in 1849 als burgemeester. Tussendoor, in 1812, volgt hij Christiaan Crucq op als Maire om vervolgens in december 1813, als gevolg van z’n benoeming tot Vrederechter van het Canton Veere, weer door Crucq te worden vervangen.
Opmerkelijk is dat hij in 1832 opgevolgd wordt door zijn zoon Cornelis Jacobus Baars als secretaris en in 1853 als burgemeester.
Bijna 70 jaar lang, gedurende het tijdsbestek van 1797 tot 1867, zullen vader en zoon Baars hun stempel drukken op het bestuur van de stad.

* * *

Ondertussen is het Franse bewind duidelijk merkbaar in de gemeente, al was het alleen al door de vele missives en publicaties die door het Stadsbestuur worden ontvangen. Stadsbode Jan Harthoorn dient een verzoek in ‘voor extra stijfsel voor de veelvuldige publicatiën, gebruikt in de jaren 1795 en 1796’. Hij ontvangt, naast zijn gewone ‘nieuwejaartje’ van £ 1, hiervoor een vergoeding van £ 1.

Halverwege het jaar stuurt de Franse Generaal Osten een bevelschrift om een logement voor 25 Franse militairen gereed te maken. Na uitvoerige beraadslaging wordt besloten twee kamers van het Stadhuis voor de militairen gereed te maken en daarvoor de nodige kribben, matrassen en dekens en een bed voor de officier aan te schaffen. Vergeefs wordt getracht stro te verkrijgen. Zo nemen de Franse militairen op 10 augustus intrek in het Stadhuis. Weliswaar worden de logieskosten hiervoor vergoed.

De commanderende officier wordt een kamer bezorgd in een van de herbergen; de logieskosten worden van stadswege betaald. Ook verzoekt de Generaal om licht voor de wacht, enige onontbeerlijke kleinigheden en wagens voor het halen van proviand uit Middelburg. Het Stadsbestuur besluit zoveel als doenlijk is van stadswege hierin te voorzien, dit om alle onaangenaamheden te voorkomen.

In oktober roept stadsbode Jan Harthoorn in de gehele gemeente om dat al degenen, die tot nu toe met de inkwartiering van de Franse troepen zijn belast geweest, aan de baljuw op kunnen geven hoeveel militairen ingekwartierd zijn geweest en hoe lang zij deze gehad hebben. Hiervoor kan een ieder dan een schadevergoeding ontvangen.

Een nieuwe blijk van de Franse overheersing is in oktober de brief van de Algemene Directie der gewapende burgerwacht in Zeeland met het verzoek ‘om ten spoedigste op te nemen alle manspersonen tussen de 18 en 40 jaar, die genegen zijn zich tot de burgerbewapening te laten optekenen en bereid zijn de vereiste belofte van trouw af te leggen’. Besloten wordt deze bekendmaking aanstaande zaterdag om 5 uur door de stadsbode om te laten roepen. Er meldt zich echter niemand om de wapens voor het Franse bewind op te nemen!
Er komt ook een missive binnen dat geen Franse emigranten hun verblijfplaats mogen houden op het grondgebied van de stad.

Ernstiger wordt het als het Uitvoerend Departement van Zeeland in oktober gelast dat de leden van de Gereformeerde kerkenraad de Verklaring van Trouw aan het bewind moeten afleggen. Ouderling Cornelis Jacobse van de Ketterij (van beroep zoutzieder) en de diakenen Baltus Schaaleven en Pieter La Rivière (van beroep landbouwer) weigeren deze af te leggen. Ouderling Adriaan Joosse Grootjans en diaken Pieter de Meulmeester zijn hiertoe wel bereid. Het Uitvoerend Bewind verlangt dat degenen, die weigeren de vereiste verklaring af te leggen, van hun posten vervallen worden verklaard. Het Stadsbestuur krijgt opdracht de daardoor vacant komende plaatsen ten spoedigste te vervullen. Deze geeft ds. J. Hoek weer de opdracht hieraan te voldoen. Jacob de Ridder wordt daarop aangesteld als ouderling en Jacob Marteijn en Job Joosse van Belzen tot diakenen. Van Belzen weigert echter eveneens de verklaring af te leggen.

* * *

Maar niettegenstaande de Franse overheersing gaat het dagelijkse leven dit jaar z’n gewone gang. We geven van dit jaar nog enkele interessante gebeurtenissen weer.

In januari verschijnt de veerman Jacob Schroevers van het Arnemuidse veer op ’t Nieuwland in de raadszaal. Hij verzoekt vriendelijk om vermindering van zijn pacht. Het veer wordt aanmerkelijk benadeeld door het ten oosten van de stad door de ambachtsheren van ’s-Heer Arendskerke aangelegde pontveer. Het Stadsbestuur heeft hier begrip voor en verlaagt zijn pachtsom met £ 10.5.- Vlaams.
Later dit jaar (het is dan oktober) wordt met Schroevers onderhandeld over de aanleg van een rijpont. Overeengekomen wordt dat Schroevers en het Stadsbestuur ieder voor de helft de kosten van de aan te leggen rijpont voor hun rekening zullen nemen. In het eerste jaar zal Schroevers een pacht van 30 Pond Vlaams betalen.

Ter vergadering komen in januari ook enkele onder de stad wonende landlieden, te weten Cornelis Beekman, Jan Cornelisse Vinke en Pieter Louwerse. Ze ondervinden bijna dagelijks overlast van sommige inwoners vanwege het aanhoudend stelen, roven en andere brutaliteiten. Het Stadsbestuur vaardigt daarop een buitengewoon strenge publicatie af met de volgende, niet mis te verstane inhoud:

Maire en rechters der Stad Arnemuiden delen tot hun leedwezen mede, dat het stelen dagelijks zo vermeerdert dat schier niemand meer meester over zijn eigendom kan blijven.
Hebben goedgevonden te bepalen dat alle op- en ingezetenen vrijheid wordt verleend, wanneer zij bij dagen, nachten of ontijden iemand op hun erve of eigendommen tot het plegen van enige dieverij of insulentie bespeuren, de zodanige zelve of door die welke in hun dienst zijn, te laten doodschieten of zulke middelen te gebruiken als hij tot beveiliging van zijn bezittingen zal goedvinden zonder in deze verantwoordelijk te zijn.

Ook als iemand wordt bespeurd ‘enig hout of onbetamelijkheid dragende of slepende, zonder dat hij kan bewijzen van wie hij het heeft gekocht of verkregen, zal deze ten strengste aan den lijve worden gestraft’.

De baljuw Salomon van Eenennaam draagt aan het Stadsbestuur een verzoek van ’s Heeren dienaar (de gerechtsdienaar) Geert Bronker (later genoemd Brunke) voor om een vergoeding voor zijn extra gedane diensten vanwege de dieverijen. Hij ontvangt hiervoor een vergoeding van 1 Pond Vlaams.

Of de ernstige waarschuwingen wat helpen moet betwijfeld worden. Want aan het einde van het jaar moet secretaris Baars helaas meedelen dat hem bij het innen van belastinggelden bij de omwonenden zeer vele klachten over het verregaande stelen van hout ter ore zijn gekomen. Deze ingezetenen hebben hem op het vriendelijkst verzocht alle moeite bij het Stadsbestuur aan te wenden om daartegen afdoende maatregelen te nemen.

* * *

Het blijkt dat de vrachtrijder van Arnemuiden op Middelburg, tevens huurkoetsier, Jacob Marteijn zich weinig stoort aan de publicaties. Hem wordt aangezegd voortaan niet door te rijden bij het doen van publicatiën, maar te wachten tot deze zijn gedaan. Kennelijk omdat hij het niet eens is met de staatkundige omwenteling, schijnt Marteijn in de ongunst bij het Stadsbestuur te zijn gevallen. Er wordt namelijk een verzoek van een zekere Jan Jansen om als vrachtrijder op Middelburg te mogen rijden ingewilligd. Wel moet hij zich voorzien van ‘een goede vrachtwagen met een linnen huive’. President Casper Visser wijst er op dat Jacob Marteijn tot nu toe 2 Ponden Vlaams jaarlijks als belasting aan de Stad betaalde. Hij stelt voor met het oog op de aanstelling van de nieuwe vrachtrijder Marteijn van deze belasting te ontheffen.

Dat Jacob Marteijn en ook de timmermansbaas Janis de Marée in de ongunst zijn gevallen, vooral bij Casper Visser, blijkt wel uit een brief van eind december aan de Algemene Directie over de gewapende burgerwacht. Daarin wordt op felle wijze en verontwaardigd te kennen gegeven dat beiden zich schuldig maken aan het verdraaien van de woorden van het Stadsbestuur, onbeschaamde belastering en kwade praktijken. Opmerkelijk is dat Jacob Marteijn en Janis de Marée verscheidene huizen in gezamenlijk bezit hebben, zoals de huizen genaamd ‘De Vier Weeskinderen’, ‘Delft en Korenmaat’ en ‘Amsterdam’ aan de zuidzijde van de Langstraat en de huizen ‘De Poëet’ aan de oostzijde en ‘De Waereld’ aan de westzijde van de Noordstraat.

Cornelis Murne, die in juni de grafdelver Dieter Gelok is opgevolgd, behoeft ‘volgens oude costume (gewoonte)’ geen pacht voor het gebruik van het kerkhof te betalen. Inplaats daarvan zal hij van de thesauriers jaarlijks 2 ‘rixdaalders’ ontvangen, waarvoor hij het kerkhof zo dikwijls dit nodig is behoorlijk zal maaien en onderhouden en de aangrenzende Markt wieden en schoonhouden.

In juli wordt Willemina Meijer op haar verzoek toegelaten als kinderschoolhoudster en tevens als brei- en naaischoolhoudster.

Willem Vogel verzoekt in september om het burgerrecht van Arnemuiden en tevens om vergunning om hier winkel te mogen houden. Dit wordt hem toegestaan.

In de vergadering van het Stadsbestuur van 16 december verschijnt een zekere Johannes Trouw en legt zijn acte over als Commies ter Recherche van de convooien en licenten alhier, gegeven in Den Haag dd 2 november 1797. Hij verzoekt in deze functie de bescherming van het bestuur van de stad.

Net voor oudejaarsdag geeft president Visser met leedwezen kennis van het overlijden van de thesaurier (penningmeester) van de stad Maarten Adriaanse op de 25e december. Adriaanse bekleedde verschillende functies. Tot nieuwe thesauriers (zeer tegen de zin van de president Casper Visser; hij meent dat dit tegen de oude ‘costume’ of gewoonte is) worden benoemd Salomon van Eenennaam tot eerste thesaurier en Johannis Crucq tot tweede thesaurier. In de vacatures van Commissaris van de kleine zaken en Weesmeester wordt benoemd het raadslid Jan Hendrik Sonck (de smid); in die van tweede broodweger Anthonie de Smidt (eveneens smid).
Pogingen om de drie dit jaar door overlijden ontstane vacatures van de leden van het Stadsbestuur Frans Haay, Simon de Vroe en Maarten Adriaanse te vervullen blijven achterwege.

* * *

Omstreeks deze tijd wordt ten noorden van de stad langs het Arnemuidse vaarwater een stuk schorrengebied ingedijkt, het zogenaamde Wilhelminapoldertje. Van de in dit poldertje gelegen landerijen zullen, op last van de Staten van Zeeland, vanaf de eerste oogst na de indijking alle lasten worden gevorderd welke van onvrije landen in het eiland Walcheren worden geheven. In juni wordt hierover het volgende bericht gezonden aan de Provinciale Rekenkamer met daarbij aangegeven de grootte van ‘de bedijkte schorre aan de oostpunt bij het Schuttershof dezer stad’:

Gelijkheid, Vrijheid, Broederschap.

Medeburgers.

Dat door het uitdiepen van ‘t vaarwater, genaamd ‘t Arnemuidsche Gat, ten jare 1793 een gedeelte onze stad toebehorende, groot 3 gemeten en 208 roeden baarland, is bedijkt geworden en van welk gedeelte bereids nieuw bedijkt weiland wij over den jare 1795 voor de eerste maal hebben pacht genoten.
Hopende hiermede aan Uwedele intentie te hebben voldaan, rekenen wij ons na toewensching van Heil en Broederschap,

Uw Edele medeburgers, de Municipaliteit van Arnemuijden,

Casper Visser.

De Rekenkamer stuurt daarop bericht om van de 3 gemeten en 208 roeden nieuw bedijkt land aan ’t Schuttershofpoldertje te betalen de ‘Staatelasten’ over de jaren 1795, 1796 en 1797 en gelast de thesauriers voorts alle jaren te betalen.
Tot stemopnemers voor de 1e grondvergadering worden benoemd de burgers Jan Bostelaar, Christiaan Crucq en Adriaan Keur ‘voor de Langstraat en de zoutketen’; voor de 2e grondvergadering de burgers Pieter Adriaanse, Jacob Marteijn en Jan Slabbekoorn ‘voor het overige der stad en de landluiden’.

* * *

Over de visserij komen we nog weinig gegevens tegen.
De eigenaars van enkele vissersponen krijgen toestemming om aan het Molenpoldertje hun schuiten te leggen en daar een ‘joch met een plankier’ te maken.

Het bestuur (aangeduid met ‘Deken en beleders’) van het Sint Jansgilde voor de arbeiders richt zich met een verzoekschrift tot het Stadsbestuur. Daarin wordt vermeld dat er onvrede heerst over enige artikelen in de (inmiddels 75 jaar oude) Ordonnantie, uitgevaardigd door Burgemeesters, Schepenen en Raden van deze Stad op 24 februari 1723. Over sommige zaken is niets geregeld. Het gildebestuur doet voorstellen tot wijziging van de Ordonnantie. Enkele voorgestelde wijzigingen zijn het vermelden waard:

Artikel 1:
Voor het dragen van een last Friese turf, onverschillig welke turf, van 60 ton tot op de Markt en tot aan de Middelburgse Poort zullen 6 schellingen en 8 grooten worden genoten.

Artikel 3:
Voor het bewerken van 1000 kleine stenen zal 1 stuiver, van 1000 moppen 6 stuivers en van 1000 pannen of plavuizen 8 stuivers worden genoten.

Artikel 8:
Voor het dragen van iedere zak goederen en van iedere zak zaagsel zal een halve stuiver worden genoten.

Artikel 10:
Voor het laden of lossen van een huishouden, alhier aankomende of vertrekkende, zullen voor ieder uur werkens 4 stuivers worden genoten.

Gezicht vanaf het Nieuwland op Arnemuiden eind 17e eeuw. Duidelijk waarneembaar zijn de wallen en bastions, de Veerse Poort, het Stadhuis en het tolhuis.
Gezicht vanaf het Nieuwland op Arnemuiden eind 17e eeuw.
Duidelijk waarneembaar zijn de wallen en bastions, de Veerse Poort, het Stadhuis en het tolhuis.

Over de Hervormde gemeente kan het volgende worden vermeld. In januari legt Gerrit ten Velde, de vorige burgemeester, de zogenaamde armenrekening over 1795/1796 aan het Stadsbestuur over met een goed slot van £ 112.8.9 Vlaams. Door de ‘qualijk gehouden administratie van de gewezen diaken Cornelis Verstraate is daarop achtergehouden een bedrag van £ 37.10.13 Vlaams’. Verstraate wordt genoodzaakt een schuldbekentenis te tekenen van de door hem achtergehouden gelden. Boekhouder (en tevens oud-burgemeester/secretaris) Ten Velde vertrekt dit jaar naar Ellewoutsdijk en wordt dank gezegd voor zijn bewezen diensten. Tot nieuwe boekhouder wordt aangesteld Adriaan Keur, de schoolmeester en koster.

De kerkenraad voelt er niet veel voor de kosten voor het in goede staat brengen van het van de ambachtsheer gekregen orgel te betalen. Ook het Stadsbestuur wil de kosten niet vergoeden. Besloten wordt daarom alle zitplaatsen in de kerk te verhuren voor 3 stuivers, zowel van de bochten als de stoelen. Ook dienen de predikants- en kostersvrouw drie stuivers voor hun zitplaats te betalen.

De leverantie van het brood voor de armen wordt aan de minst biedende van de beide bakkers, Christiaan Crucq, gegund voor 24 schellingen de ‘molenzak’. Later wordt dit gegund aan bakker Jan Slabbekoorn voor 22 schellingen de zak.

Uit het testament van de overleden voormalige burgemeester en penningmeester Maarten Adriaanse ontvangt de kerkenraad een legaat van 50 Pond Vlaams (ongeveer 300 gulden) voor de armen.
In verband met het bedanken als diaken wegens weigering van de politieke eed door Blaas Blaasse wordt uit een dubbeltal (Baltus Schaaleven en Abraham van Eenennaam) Schaaleven gekozen. Wegens periodieke aftreding van de ouderlingen Marinus de Nooijer en Jan Lodewijk Kramer worden uit gestelde dubbeltallen (Cornelis Jacobse, Jan Blaasse, Blaas Jacobse de Nooijer en Joost Adriaanse Grootjans) gekozen Jacobse en Grootjans.
In de plaats van de afgaande diakenen Jacob Grootjans en Ary van Egem worden uit gestelde dubbeltallen (Pieter de Meulmeester, Janis Kabboort, Pieter la Rivière en Cornelis Beekman) gekozen De Meulmeester en La Rivière.
Maar wegens weigering van de voorgeschreven politieke eed worden Jacobse, Sehaaleven en La Rivière vervallen verklaard van ‘hun posten van den Gereformeerde Gemeente te Arnemuiden’. De kerkenraad besluit ‘in de politieke dispositie te berusten en aanstonds over te gaan tot het formeren van dubbeltallen’. Daarop worden tot ouderling verkozen Jacob de Ridder en tot diakenen Jacob Marteijn en Job Joosse van Belsen.

Het Acteboek van de kerkenraad vermeldt: ‘10 december zijn de diakenen bevestigd. De prediking bij die gelegenheid ter opening van de Heidelbergse Catechismus en dat voortreffelijke boek de gemeente, zo ook de broeders aanprijzende over 2 Timotheus 1:13, terwijl de bevestiging van ouderling Jacob de Ridder, die wegens het stormachtig weder niet thuis had kunnen zijn, tot de naaste gelegenheid wordt uitgesteld. Dit is op 13 december met een vervolgstof over 1 Koningen 18:1-15 gebeurd’.