Het onbegrensde vertrouwen in de vorig jaar tot Stadhouder van alle gewesten verheven Prins Willem IV blijkt wel uit zijn benoeming tot Opperdirecteur en Oppergouverneur van zowel de Verenigde Oostindische Compagnie (V.O.C.) als de West Indische Compagnie (W.I.C.). Als lid van het bestuurscollege van de V.O.C., de Heren Zeventien, heeft Prins Willem veel invloed in de dagelijkse besluitvorming.

Vermeldenswaard is ook dat de Amsterdamse historieschrijver Jan Wagenaar het 1e deel van zijn Vaderlandsche Historie publiceert. In de periode 1749 - 1759 zullen er 21 delen verschijnen.

Op de 28e mei besluit het Stadsbestuur om orders te geven ‘tot het bedryven van vreugdetekenen over de gesloten Vrede, dat algemeen staat te geschieden op de 13e juni alsmede tot het doen van een collecte die algemeen in de gehele Unie gedaan moet worden voor de kerken te Bergen op den Soom, Lillo, Sas van Gent, etc.’.

* * *

De pensionaris van de stad, mr. Jacob Douw, bedankt op de 28e mei voor z’n functie. Hij krijgt de titel van pensionaris-honorair.

In februari vernemen we nog uit het notulenboek: ‘Alsoo onze Bode voor zijn particuliere affaire staet om naar den Haag te vertrekken, so is goed gevonden om den pensionaris de heer Mr. Jacobus Douw door den selve syn tractement te laten toekomen en syn edele door missive te verzoeken om onse nominatie (de voordracht voor de nieuwe stadsbestuurders) aan Zijn Hoogheid den Heer Prince van Orangen en Nassau te besorgen en de electie (benoeming) by Zijn Hoogheid te besolliciteren’.
De indruk wordt gewekt dat bepaalde regenten vrezen dat de nieuwe Stadhouder voortzetting van hun regentschap wel eens niet zou kunnen overwegen.

Op de 28e mei schrijft mr. Douw dat hij zich nu sinds enige tijd in Den Haag heeft opgehouden tot het verrichten van enige zaken. Het is geheel onzeker wanneer hij weer in Zeeland zal terugkeren. Door deze afwezigheid is hij buiten staat de vergadering nog langer van advies te dienen. Hij bedankt het Stadsbestuur voor de eer tot hiertoe genoten en voor het vertrouwen dat men altijd in hem stelde ‘met betuiging dat het hem aangenaam zou wezen ons van enige dienst te kunnen zijn en dat hij afstand van het pensioen of tractement wil doen alsmede verder verzoekt omme te mogen behouden het caracter van pensionaris-honorair ende dus zonder appointement (bezoldiging)’.
Het Stadsbestuur is onder de indruk van de opstelling van hun pensionaris. Alle leden besluiten eenparig te verklaren ‘het hun van harte leet te syn van te moeten verliezen een pensionaris op wiens wijze Raad en opregte en getrouwe adviezen zy zig altoos volcomen hebben kunnen verlaten’. Mr. Douw wordt oprecht bedankt voor zijn trouwe en oprechte assistentie als pensionaris van deze stad gedurende de tijd van meer dan 40 jaren. Hij heeft in die tijd overtuigende blijken gegeven van zijn grote bekwaamheid en geleerdheid. Van harte benoemt men hem tot pensionaris honorair.

Wie de historie van Arnemuiden vanaf het begin van de 18e eeuw onderzoekt zal de hartelijke betuiging van het Stadsbestuur onderschrijven. Bepaald indrukwekkend is de wijze waarop mr. Jacob Douw het Stadsbestuur immer terzijde stond en van wijze raad, adviezen en stukken voorzag. Soms werd hem een dubbel traktement of een gratificatie aangeboden, maar steeds bedankte hij hier beleefd voor en verrichtte nogal eens belangeloos zeer veel werk voor de stad.

* * *

Enkele eigendommen van de in 1747 overleden Admiraal Hermanis Wiltschut (de huizen ‘De Wildeman’, ‘De Bane’ en ‘Munnikendam en Galeye’) staan vanaf 1747 op naam van een zekere heer Isaäc Balguery, wellicht een schoonzoon van de overleden Wiltschut. In november deelt de Middelburgse notaris en procureur mr. Hendrik Brouwer het Stadsbestuur mee, dat hij van Isaäc Balguery met 14 dagen optie heeft gekocht zijn huizen en erven ‘De Wildeman’ en ‘De Bane’, staande en gelegen aan de noordoost zijde van de Langstraat. Hier is tevens aan verbonden de erfpacht van een stukje land ‘van ouds genaamd het Weitie van het Schuttershof’ en een stuk van de Noordwal zoals dit door de stad in erfpacht is uitgegeven op de 7e november 1738 aan Hermanis Wiltschut.
Het Stadsbestuur stemt er mee in dat de erfpacht van de Schuttershofweide overgaat op mr. Hendrik Brouwer. Later verwerft mr. Brouwer ook de eigendom van het huis ‘Munnikendam en Galeye’ van Isaäc Balguerie.

Een zekere Geertruy Aresier, weduwe van Leendert Hertog, krijgt toestemming om binnen de stad te wonen en zich te generen met de verkoop van sterke drank en bier. De weduwe is afkomstig uit Gorcum en wordt in 1750 als poorteres in het Poorterboek ingeschreven.

* * *

De klokkesteller, de oude Jan Lammers, is door hoge ouderdom en andere ongemakken buiten staat geraakt om het torenuurwerk (‘het orloge’) langer te kunnen waarnemen. Besloten wordt hem vanaf heden voor z’n dienst te bedanken. In zijn plaats wordt benoemd Gerrit van der Leye, die thans assistent-klokkesteller is. Tot nieuwe assistent wordt benoemd Jan Peere, de smidsbaas. Na een half jaar houdt Van der Leye het voor gezien en bedankt. Pieter Abramse volgt hem in die functie op.

De stadsbode Hermanis Harthoorn, die tevens een herberg en een vleeshouwerij drijft boven aan de Markt (al in 1584 was hier een vleeschhouwery gevestigd), wordt aangezegd dat ‘hy van nu voortaen geen passagiers sal hebben weg te zenden alsmede dat hy ook alle sodanige personen sal moeten logeren die hem door de burgemeesters of magistraat worden toegesonden’.

De uit Groede afkomstige Aarnout Dumont krijgt vrijstelling van betaling van stadsaccijns voor stadsbieren voor drie jaren. Dumont wordt in 1750 in het Poorterboek ingeschreven.

* * *

Onder dit jaartal vermelden we nog enkele gegevens over het veer van Arnemuiden op Wolphaartsdijk en het Goese land. Aan de oostelijke hoek van de Oranjepolder (later van de Wilhelminapolder) bestond lange tijd een overzetveer naar Wolphaartsdijk en Zuid-Beveland. In 1617 werd een rijsdam gelegd aan de noordzijde op het eind van de kil door de Lemmerplaat. Vermoedelijk is toen al spoedig een veer opgericht, want op de kaarten uit de 17e eeuw vindt men altijd het Arnemuidsche hoofd aangetekend.
Dit veer staat op de kaart van Hattinga van 1750 als het ‘Veer van ‘t Groote Sloe’ aangegeven. Het arbeidershuisje, dat lang nog in het Wilhelminapoldertje stond, werd lange tijd als het veerhuis aangewezen.

Over dit veer ontstaat in 1749/1750 een geschil tussen de Markies van Veere (de Prins van Oranje, Stadhouder Willem IV) en de ambachtsheer van Kleverskerke J.P. van den Brande. De heer van Kleverskerke meent recht te hebben op het schorretje van de Oranjepolder en het veer aldaar. De Markies meent dat dit tot zijn eigendom, de Oranjepolder, behoort. In 1751 wordt dit geschil bijgelegd en staat de ambachtsheer van Kleverskerke de rechten af aan de Prins van Oranje.

* * *

Burgemeeester Alexander Sinclair deelt de vroedschap mee dat Ds. La Motthe Willemsz. voornemens is om in het naast de pastorie liggende Bontestraatje een ‘secreet’ te laten zetten. Hij vreest als buurman en bewoner van het huis ‘Delft en Coorenmate’ dat hij daardoor wel eens enige ongemakken zou kunnen lijden. De predikant krijgt de aanzegging dat ‘sulks niet mag geschieden’.
De predikant ds. La Motthe geeft daarop te kennen het bij hem in gebruik zijnde Bontestraatje te willen prijsgeven. Hij zal verder niet meer voor het onderhoud daarvan zorgen. Raadslid Peere en de secretaris Van Ginhoven zullen met de predikant spreken over het Bontestraatje ‘teneinde dat het gebragt mogt worden tot syn vorige staat zoals het geweest is’. In december wordt de predikant gelast het Bontestraatje in te ruimen en in orde te brengen.

Gezicht op Arnemuiden met links de zoutketen en rechts de Veerse Poort.
Gezicht op Arnemuiden met links de zoutketen en rechts de Veerse Poort.

* * *

Van de Hervormde Gemeente is een opmerkelijk besluit te melden. Op de 13e april verbindt ds. La Motthe Willemsz zich met de leden van de kerkenraad om bij een beroeping mee te zullen werken tot verkrijging van een predikant van Voetiaanse richting, welke ‘het merendeel der beste leden van de gemeente was toegedaan’. Tot in 1774 ondertekenen alle nieuw benoemde leden van de kerkenraad achterin het notulenboek de daarvoor opgemaakte verklaring. Daarmee worden de laatste bladzijden van het notulenboek over de periode 1719 tot en met 1749 gevuld.
De kerkenraad verzoekt de predikant ‘een nieuw acteboek te kopen om de resoluties des kerkenraads daar in te indiceren en de nog overig synde onbeschreven bladeren te houden voor de plaats op welke de ondertekening van de jaarlijks inkomende kerkenraadspersonen zal geschieden volgens onderstaande conventie’.

Het nieuwe kerkelijk aktenboek van 1749-1784 laat in het begin enkele verminkingen zien. Deze zijn aangebracht om het genotuleerde omtrent een zaak van Pieter van der Nol uit te wissen. Deze zaak speelde in de zeventiger jaren. We zullen later nog veel hierover vernemen.

Dit jaar zijn de ouderlingen Pieter van der Nol en Jacob de Rijke aftredend. Hun opvolgers zijn Jan Peere en Job Cornelisse. In de plaats van de aftredende diakenen Abraham van ‘t Noordende en Maarten Harthoorn worden verkozen Cornelis de Hooge en Pieter Larivière.
Acht personen leggen geloofsbelijdenis af.