In februari wordt een algemene vrede gesloten tussen de grote mogendheden in Europa. Met de Vrede van Parijs komt een eind aan de oorlog ter zee tussen Engeland, Frankrijk en Spanje. En met de Vrede van Hubertusburg komt een eind aan de landoorlog tussen Pruisen, Oostenrijk en Saksen.

De Verenigde Oostindische Compagnie kampt ook dit jaar met problemen in de Oost. Dit jaar zijn het ontevreden boeren op Ceylon die in opstand komen tegen de kooplieden van de Compagnie. De V.O.C. laat een militaire expeditie in het opstandige binnenland van Ceylon uitvoeren. Deze onderneming loopt uit op een smadelijke mislukking.

* * *

Dit jaar treden de nieuwe chirurgijn Hendrik van der Salm en de winkelier Jacob van Cas als schepenen toe tot het Stadsbestuur. Marynis Haay volgt de aftredende burgemeester Maarten Adriaanse op. De vroedschap bestaat nu uit de burgemeesters Casper Visser en Marynis Haay, de schepenen Jacob van Cas, Gerrit van der Leye, Hendrik van der Salm, Johan Schets en Adriaan Engelse en de raden Maarten Adriaanse, Pieter Geene en Adriaan Joosse.

Het Stadsbestuur besluit, zoals voor enige jaren gebruikelijk was, in de vier wintermaanden als stadsregering eens per week bijeen te komen van 5 tot 8 uur ‘om redenen veel jonge regenten gelegenheid zouden hebben om over saaken de stad aangaende te spreken’.

In mei vertrekt de schepen Adriaan Engelse naar Middelburg. Dit betekent ook het vertrek van zijn echtgenote, de stadsvroedvrouw Pieternella Tesselaar. In de Middelburgse Courant wordt een oproep geplaatst voor een goede en bekwame vroedvrouw. Dit leidt er toe dat Mary IJzebaart, huisvrouw van Willem Jansen, wordt aangesteld als vroedvrouw.

In november vestigt zich als nieuwe convooimeester en commies van Holland in de stad de heer Jan Fredrik Glassius. Hij komt in de plaats van de vorig jaar overleden convooimeester Cornelis van Ginhoven. Evenals Van Ginhoven zal ook Glassius later een voorname rol in het Stadsbestuur vervullen.

De nieuwe secretaris Casper Visser doet in februari van zich spreken. Hij brengt de vroedschap op de hoogte dat ‘de Stadsgriffie in vele jaren niet is schoongemaakt en dat hij vele papieren ongesorteerd heeft gevonden en dat geen venster in de griffie kan geopend worden, waardoor het in de griffie niet is te houden van de stank en dufheid en ook daardoor de pampieren en boeken stikken en verrotten’.
Eenparig besluit het Stadsbestuur ‘een venster te maken op het Stadhuis, uitzicht op het erf hebbende, om de griffie op zijn tijd te laten schoonmaken en alles zoveel doenlijk op orde te brengen, alsmede alle onnutte pampieren nauwkeurig na te zien. De overtollige op de oude Weeskamer te brengen en die daar in menigte leggen mede na te zien, de onnutte te verbranden en voor al die van Brill en dergelijke in menigte veroordeelde exemplaren, temeer omdat voor veel jaren het selve is besloten en versloft ofte ongedaan gebleven’. Hier wordt gedoeld op de Libertijnse boeken en geschriften o.a. van de voorman Brill uit de failliete boedel van oud-burgemeester en baljuw Pieter Wiltschut. Besloten werd in de dertiger jaren deze ter vierschaar te verbranden. Nu blijkt dat dit niet of slechts gedeeltelijk is uitgevoerd.
De secretaris Casper Visser zal bij deze arbeid worden bijgestaan door Gerrit van der Leye en Marynis Haay. Deze beiden zullen voor hun moeite per uur ieder 4 grooten Vlaams ontvangen.

Ook wordt besloten de privilegekist te openen en te zien of daarin enige stukken te vinden zijn over de ambachtsheerlijkheid Nieuwerkerke.

Dit jaar overlijden 11 inwoners, waaronder Thomas Adriaanse (63 jr) en Janna van de Kerkhove echtgenote van Gerrit van der Leye (66 jr).

* * *

Raadpleging van de stadsrekeningen toont op levendige wijze aan wat er in het Stadhuis en binnen de stad omgaat. We noemen een aantal willekeurige betalingen in deze jaren:

weduwe Harthoorn voor levering van vlys, caarsen, etc.; Maarten Adriaanse voor het maken van een taartplank en rolstok; voor levering van 4 tinnen asschetten; het verzinken van de grote coperen ketel; aan de coperslager Van den Berg voor een visketel; voor levering van caarsen voor de avondkerk; aan de kokkinne voor de levering van een susterpan; aan Jacob Schets voor levering van wijn en cabeljauwen voor de verpachtmaaltyd; aan Carel Crucq voor levering van brood voor het Avondmaal; aan de weduwe van Jacob de Ridder voor levering van zout, zeep en lacmoes; aan Adriaan Engelse voor het maken van kleren voor ‘s Heeren Dienaar; aan Karei Cornelisse voor het diepen van de zaat; aan Adriaan Joosse voor het ploegen, zaaien, planten, snoeien, scheren en maaien aan de keetweg, de singel en op het kerkhof; aan Jacob van Cas voor caarsen in de kerk; aan de wagenmaker Gerrit de Vroe voor een nieuwe kruiwagen; aan de kuipersbaas Hendrik Berk voor het kuipen van een turfton en het maken van een putaker voor de kerkeput; aan Jacob van Cas voor het maken ‘van glasen op de toorn’; aan Gerrit van der Leye voor het schieten van 10 kauwen en 4 kerkuilen.

* * *

Dit jaar worden verscheidene ambachtslieden in de stad toegelaten. Allereerst kan genoemd worden Salomon van Eenennaam, die al geruime tijd te Arnemuiden woont. Hij wordt toegelaten als kleermakersbaas. Enkele maanden later krijgt hij ook toestemming een winkel te houden.
Tevens krijgt Jacobus Dekker uit Oostkapelle toestemming om zich in de stad te vestigen als schoenmakersbaas. Ook een zekere Jacob Verlorenkost uit Wissenkerke mag hier schoenmakersbaas worden.
Jan Harthoorn, de nieuwe stadsbode, deelt het Stadsbestuur mee dat hij de tappers- en vleeshouwersnering van zijn moeder heeft overgenomen met het huis ‘De Pool’ boven aan de Markt. Hij krijgt op zijn verzoek toestemming ook een slagerswinkel te mogen drijven.

* * *

Het Stadsbestuur verleent op 30 augustus aan Pieter Boers uit Sliedrecht vergunning voor het oprichten van een scheepstimmerwerf met een sleehelling bij het nieuwe Hoofd, achter de kolenpakhuizen van de heer Der Kinderen.
H.M. Kesteloo betwijfelt in zijn ‘Geschiedkundige beschrijving van Arnemuiden’ of Boers van deze vergunning gebruik heeft gemaakt. Toch wordt de indruk gewekt dat Boers vanuit de door hem in 1762 van de heer Der Kinderen gekochte pakhuizen ‘Amsterdam’ en ‘De Dry Haeringen’ aan de Langstraat dit bedrijf is begonnen.

Vermoedelijk is er omstreeks deze jaren definitief een eind gekomen aan de kolenhandel van de heer Der Kinderen. De voor de kolenhandel jarenlang gebruikte pakhuizen aan de Langstraat worden dit jaar verkocht. Evenwel blijven deze in de volksmond nog lang doorgaan als ‘de pakhuizen van Der Kinderen’.

Over de zoutnering vernemen we weinig deze jaren. Ze verloopt ongehinderd en vormt nog steeds een steunpilaar van de vervallen stad.
Dit jaar komt door het overlijden van Lieven  Marynissen het bakenambt van de kille aan de zoutketen vacant. Besloten wordt tot bakenmeester aan te stellen Cornelis Huybrechtsen. Cornelis Cornelisse de Jonge krijgt toestemming om kalkmeter en turftonder te mogen worden in de plaats van Thomas Adriaanse.
De boekhouder van de zoutnering stelt de burgemeester voor om samen met het Stadsbestuur te beramen om voor gezamenlijke rekening een brandspuit aan te schaffen tot gezamenlijk gebruik voor de zoutketen en voor Arnemuiden. Besloten wordt een derde deel ten laste van de stad te nemen.

De stijfselmakerij draait dit jaar op volle toeren. Wel let men niet zo nauw op het afvalwater, wat geloosd wordt in de stadsvest. Het gevolg is wel dat alle vis hierin sterft.
De fabrikanten van de stijfselmakerij wordt een schuit zand bezorgd voor het maken van de goot en enige kantstenen daarvoor.

De korenmolenaar Alevoet krijgt toestemming om de windkorenmolen nog voor 7 jaar te pachten ‘omdat hij omzichtig met de molen te werk gaat en genoegen geeft’.

* * *

De stadsvest en watergang is enige jaren geleden verpacht aan Abram van Damme op de conditie dat, indien de vis sterft als gevolg van de lozing van het vuile water van de stijfselfabriek, hij van de pacht ontslagen zal zijn. Inderdaad blijkt dat er geen enkele paling of andere vis meer in de vest te vissen is. Van Damme wordt dan ook van z’n pacht ontslagen.

Blaas Blaasse houdt ‘menigvuldige hoenders, die op ‘s Heeren straten vrijelijk rondlopen tot groot ongenoegen van z’n buren’. Naar aanleiding van de vele klachten hierover wordt hij gelast de kippen van de straat te houden. Als hij dit niet doet dan zal hij telkens verbeuren een boete van 5 schellingen.

De grond van het Schuttershof diende gewoonlijk voor beweiding en werd in de 17e eeuw met het overige terrein op het oosteinde tevens met bomen beplant. In de tijd toen H.M. Kesteloo zijn ‘Geschiedenis en Plaatsbeschrijving van Arnemuiden’ schreef (in 1876) verkeerde het Schuttershof nog steeds in deze staat.

Op de 17e november worden vier stukjes grond, deel uitmakend van het Schuttershof, verkocht aan mr. Hendrik Brouwer, notaris en procureur te Middelburg. Brouwer wil daarmee de tuin van zijn zomerverblijf uitbreiden. In juni stuurde hij z’n plan tot het maken van een hof met tuin, bomen, planten en dreven tussen het oosteinde van de Langstraat en de Veerse Poort langs het Schuttershof al naar het Stadsbestuur. Hetgeen hem voor ogen staat lijkt alleszins op een buitenplaats.
Eén van deze stukjes grond werd op 10 juni al aan Brouwer in erfpacht gegeven tot beplanting. Deze erfpacht vervalt door de koop in november. De vier stukjes grond die mr. Brouwer koopt betreffen een weitje aan het Schuttershof van 1 gemet en 15 roeden, een lapje grond van 68½ roeden, nog een lapje wat beplant is van 113 roeden en het stukje grond dat hem in juni in erfpacht gegeven is. Al deze stukjes grond zijn met palissaden afgeheind van de stadswallen en het Schuttershof.

Aan de ingezetenen die hun bomen laten groeien tot belemmering van de rijtuigen die de straten passeren wordt aangezegd ‘bomen en takken die over ‘s Heeren straten hangen, af te kappen voor 1 maart 1764 op een boete van twee ponden Vlaams’.

* * *

Het Stadsbestuur besluit van alle verkopingen van landen, huizen en hoven te blijven ontvangen één groot per pond Vlaams voor de armen van de stad. Dit is zeer nodig ‘wegens den swaaren last en het gering inkomen van de armen door het stilstaan van den godsdienst ofte maar eenmaal godsdienst ook nog merckelyk veragtert, niet alleen by het siek syn van de predicant maar by de vacature verergert. Zo dat menigmaal op de Dag des Heeren niet eens wert gepredikt en daarentegen den last ongemeen wert verswaard, gelyk onlangs met de last van een huishouding van ses kinders tegelyk van de keeten aan de armen is gekomen’.

In juli wordt de in het gevangenhuis gezette Blaas Pieterse op een schip van de Oostindische Compagnie ‘De Duenenburg’ onder bevel van kapitein Leenman geplaatst. Daarop zal hij wel snel genezen van z’n schavuitenstreken.

Ongenoegen heerst er bij het Stadsbestuur en de kerkmeesters dat sommige ingezetenen zich niet ontzien in de besloten bochten in de kerk ‘stout en sonder schroom’ te gaan zitten zonder dat ze daarvoor betaald hebben. Als dit de gewoonte wordt dan zal dit tot groot nadeel van het zitplaatsengeld zijn. Enkele van ‘deze brutale kerkgangers’ krijgen te horen zich voortaan te onthouden van in de besloten bochten te gaan zitten.

* * *

Op 13 november 1762 is de predikant ds. Anthony la Motthe Willemsz op 53-jarige leeftijd overleden.
In februari brengt het Collegium Qualificatum, in bijzijn van de stadsbestuurders Maarten Adriaanse en Casper Visser en onder voorzitterschap van de Middelburgse predikant ds. Wilhelmus Wilhelmius, een eerste beroep uit. Ds. Wilhelmius te Middelburg wordt zelf beroepen, maar hij bedankt. In de loop van het jaar worden verder nog beroepen ds. T.J. Hoog van Sint Laurens, ds. J. Drubbels van Retranchement (Zeeuws Vlaanderen) en ds. S.E. Clinge van Biggekerke.
Daarna wordt een nieuwe groslijst opgesteld, waarop de namen voorkomen van de predikanten P. van Kempen van Goedereede, A.J. Callenfels van Noordgouwe, P. Bonte van Den Bommel, P. Moens, H.R. Siebelink van Hoge en Lage Zwaluwe, J. Molentiel van Sommelsdijk, Van den Vondel te Colijnsplaat en Van Helden te Reeuwijk. Hieruit worden op viertal geplaatst de predikanten Callenfels, Van Helden, Van Kempen en Bonte. Ds. A.J. Callenfels wordt beroepen, maar ook hij bedankt.

Ouderling Jacob de Rijke verhuist naar Middelburg, maar hij schijnt gewoon ambtsdrager te blijven. De magistraat vindt echter dat hij geen kerkenraadslid in Arnemuiden kan blijven ‘als strijdig tegen alle goede order’.
Opnieuw rijzen er problemen binnen de kerkenraad over het eigenzinnige gedrag van ouderling Boudewijn Grootjans. Hij eist dat er een predikant van z’n eigen richting wordt beroepen. Als de meerderheid hier niet voor voelt, loopt hij weg en pleegt op deze wijze obstructie.

In augustus blijken er nog andere geschillen te zijn tussen de magistraat en de kerkenraad en binnen de kerkenraad. De Classis Walcheren wijst drie gedeputeerden aan om de geschillen op minnelijke wijze op te lossen. Op de 4e september wordt ‘onderling de hand van vriendschap en broederschap gegeven’. Er wordt zelfs een contract van vrede en vriendschap aangegaan tussen het Stadsbestuur en de kerkenraad.