Na een kwart eeuw hieraan gewerkt te hebben voltooien de arts Willem Hattinga en z'n beide zoons David en Anthony dit jaar de bekende Hattinga's atlas. Van ongeveer de helft van ons land maakten ze zo'n 1200 nauwkeurige kaarten. Door aanmoediging van de Raad van State en de Prinsen van Oranje breiden de Hattinga's hun kaarten uit met Zeeland en Brabant. Tot nagedachtenis aan dit meesterstuk van cartografie nemen we een bekende kaart van Walcheren van Hattinga in deze Kroniek op.

* * *
In het Stadsbestuur doen zich geen wijzigingen voor. De burgemeestersplaats gaat over van Jacob van de Kreke naar Cornelis de Mol. In de vroedschap hebben verder zitting de regenten Van Ginhoven, Van der Leye, Abramse, Visser, Ladenbergen, Adriaanse, Van de Kreke, Peere en Schets.
De vrouw van de kleermaker Jan Lagrand, die zich hier vanuit Kloetinge gevestigd heeft, Jacoba Springelkamp, krijgt toestemming om in de stad een linnennaaischool te houden.
Dit jaar vestigt zich ook een nieuwe smidsbaas in de stad. Het is Jacob d' Edel (ook wel geschreven als Dedel), afkomstig uit Katwijk. Hij is de opvolger van de smid Jan Robbelyn en vestigt zich in de smederij ‘De Dry Hoefyzers’ aan de noordwest zijde van de Nieuwstraat.
Jacob Marynisse de Ridder koopt dit jaar het monumentale, van voor 1584 daterende huis met erf ‘De Morgensterre’ aan de westzijde van de Westdijkstraat. Dit is echter zo bouwvallig dat het niet meer bewoond kan worden, tenzij hier grote en zware kosten aan gemaakt zouden worden. Hij is wel genegen het te renoveren en het tot twee huizen te maken. Als tegenprestatie vraagt en krijgt hij vermindering van de huisschatting voor deze twee huizen tot 20 stuivers per jaar.
* * *
Niet alleen is er verval aan de eeuwenoude huizen, ook verkeren de stadseigendommen in bouwvallige toestand.
Zo ligt de muur langs het kerkhof, tegen de erve van secretaris Van Ginhoven, door ouderdom op verscheidene plaatsen omver. Besloten wordt deze oude muur geheel af te breken tot op de grond van het kerkhof en inplaats daarvan een doornenhaag te planten.
De leuningen van de brug over de Marktpoort (deze was destijds aangebracht omdat het poortgewelf dreigde in te storten) worden dit jaar vernieuwd.
* * *
Ook de verzanding van het vaarwater gaat sluipenderwijs door. Grote sommen geld moeten besteed worden aan het uitdiepen en bevaarbaar houden van de haven. De zaten voor de kaai op het Hoofd zijn opnieuw zodanig opgeslikt, dat bij dood tij daar geen schepen meer kunnen komen. Deze worden uitgediept op de meest voordelige wijze.
Uit de Stadsrekeningen van Middelburg van 1754 blijken uitgaven voor het gedeeltelijk verleggen van de rijsdam ten zuiden van het Arnemuidse vaarwater, het graven van een geul van 40 roeden en het maken van enige kleine hoofdjes en kistdammen in het vaarwater.
Van 1754 dateert ook een door J. Massol vervaardigde kaart van het Arnemuidsche Gat van het eind van de Middelburgse haven tot het Sloe. Hierop is duidelijk de toestand te zien van het terrein van de zoutketen omstreeks het midden van de 18e eeuw. Dit was in de tijd toen de pannering nog volop werd uitgeoefend.
* * *
Klachten komen er dit jaar binnen van de burgemeester van Veere, Laurens Nebbens, over inwoners uit Arnemuiden. Deze zouden de veerman op het veer van het Lange Hoofd veel nadeel doen met volk op de stromen van de schepen te halen en aan land te zetten.
Ook een interessant bericht over de zoutketen, tekenend voor de toestanden in deze tijd, vermelden we hier. Aan de zoutkeet van de pannebaas Macquet werd door de arbeiders van de zoutnering wit zout afgeleverd. Onder deze arbeiders bevonden zich ook Hubrecht Hubrechtse, in de wandeling genaamd ‘Noomtie’, en Pieter van Belsen. Na het eindigen van het werk heeft Hubrechtse in z’n handen gehad de zak van Pieter van Belsen. ‘Dewelke sulks siende naar Hubrecht Hubrechtse is gecomen en heeft daar aen getrocken en geseyd: ‘Noom, laet los, dat is myn sak’. Waarop Hubrechtse, sonder veel woorden te maken, syn mes uyt syn sak trok en daermede Pieter van Belsen sodanig heeft gesneden, dat het andere werkvolk en omstanders meenden dat enige van syn vingers soo goet als aff waren gesneden. En alsoo soodanig quaat en boosheyt niet ongestraft en mag worden gelaten, so is eenparig besloten dat Hubrechtse volgens de placcaten van de Staten van Zeeland op het vegten, trekken van messen en andere moetwilligheden, gegeven den 27 november 1654, in het gevangenhuys sal werden geset den tyt van 14 dagen te water en te broode, mitsgaders werd den selve veroordeeld in een boete van £ 37.10.11 Vlaams.
* * *
Van de Hervormde Gemeente vermelden we nog het volgende.
Regelmatig worden lidmaten bestraft of onder censuur gezet vanwege allerlei uitwassen zoals twist, vechterij, dronkenschap en gegeven ergernis.
De bakkers en andere neringdoenden in de stad worden vermaand om het kopen en verkopen op de Dag des Heeren na te laten. De predikant zal ‘over het kopen en verkopen op de Dag des Heeren, dat zeer begint door te breken, de regerende burgemeester begroeten’ en verzoeken uit naam van de kerkenraad dit te verbieden.
Aftredend zijn dit jaar de ouderlingen Job Comelisse en Maarten Kervink en de diakenen Daniël Kervink en Gillis Marinisse. In hun plaats worden gekozen Cornelis Comelisse en Jacob van de Kreke en de diakenen Blaas Jobse en Gillis Marinisse.
Dit jaar doen 20 jonge mensen geloofsbelijdenis, waarvan er 12 in Nieuwland wonen, ‘die zich wegens de tegenwoordige predikantsvacature te Nieuwland in Arnemuiden hebben laten onderwijzen’.