1936

Ook 1936 is een jaar met vele teleurstellingen voor de visserij. Door de grote pufvangsten wordt er nog iets verdiend. Maar wat betreft de consumptiegarnalen is het voor alle vissers een zeer ongunstig jaar. Niet zo zeer vanwege de slechte vangst als wel tengevolge van de vele moeilijkheden in de handel door de contingenteringsmaatregelen in Frankrijk en België. Veel grote garnalen moeten daardoor afgevoerd worden naar de puffabrieken voor 2 cent per kilo. Daar er in de loop van het jaar zeer grote hoeveelheden kleine puf worden gevangen, is het eindresultaat uiteindelijk iets beter dan in 1935.

Als in deze crisisjaren de garnalenvisserij helemaal ten onder dreigt te gaan, grijpt de regering in. Er komen steunmaatregelen, maar ook een vangstregulering. De vissers mogen vanaf 1936 alleen nog leveren via het Aan- en Verkoopkantoor voor garnalen. Men is verplicht om alles aan de vismijn te leveren. Niettegenstaande dat blijven toch de pelbazen de baas en verkopen net buiten de vismijn de garnalen weer aan de burgers door met een flinke winst.

De omvang van de vissersvloot blijft ongewijzigd. Er mag namelijk geen uitbreiding van de vloot plaatsvinden. Het aantal vissersschuiten is 37 met 148 bemanningsleden. Wel nemen de Gebroeders Meerman een Vlissingse hoogaars over als ARM 14 om op te knappen. De Vlissingse vloot bestaat uit 26 schuiten.

In zijn nieuwjaarsrede tijdens de eerste vergadering van de gemeenteraad in 1936 (op 9 maart) merkt burgemeester Horninge op dat, hoewel de tijden donker zijn, hier en daar toch een opleving is te bespeuren b.v. de verschillende opdrachten aan de scheepswerf De Schelde te Vlissingen.
Voor de visserij was het afgelopen jaar zeer slecht. Het ministerie heeft nu een vorm van bedrijfssteun toegezegd. Er is een verschuiving in de export van de garnalen waarneembaar, namelijk van ongepeld naar gepeld. Ook wordt gewezen op het geringe aantal tewerkgestelden in het kader van de werkloosheidszorg.

In de plaats van F. Bliek wordt tot gemeenteomroeper en lijkdienaar belast met de begraving van armlastigen benoemd zijn zoon Hugo Bliek, een tot in de zestiger jaren zeer bekende verschijning in de gemeente. Er wordt ook een instructie voor de gemeenteomroeper vastgesteld. Daarin wordt vermeld op welke punten in de gemeente hij de boodschappen moet omroepen, b.v. op de Markt tegenover het slop bij winkelier A. de Graaf, aan het begin van de Roomsche straat, bij herberg De Vriendschap, op de hoek Keetweg/Burg. Lantsheerweg, bij de werf en in de Langstraat bij Scheele.

Per 1 juli verzoekt het hoofd van de openbare school J.J. van Doezelaar wegens het bereiken van de 63-jarige leeftijd ontslag. Tot zijn opvolger wordt benoemd P.C. van Maelsaeke, geboren 3 juli 1891 te Zaamslag en wonend te Eldik. Al na korte tijd blijkt het nieuwe hoofd zeer goed te voldoen. De heer Van Maelsaeke krijgt grond in erfpacht aan de Veersche dijk tegenover de mestvaalt (nu het Schuttershof) ter grootte van 500 m2 voor de bouw van een nieuwe woning. Zolang deze nog niet gereed is betrekt hij de bestaande ambtswoning naast de openbare school. Deze woning wordt daarna verhuurd aan A. Ossewaarde uit Yerseke.

De nieuwe woning van het hoofd van de openbare school Van Maelsaeke aan het Schuttershof.
De nieuwe woning van het hoofd van de openbare school Van Maelsaeke aan het Schuttershof.

Tot ambtenaar belast met de controle en administratie van de steunverlening wordt per 23 maart benoemd de 20-jarige C. Harinck uit Vlissingen. Na een aantal jaren op het Arnemuidense gemeentehuis werkzaam te zijn geweest eindigde de heer Harinck zijn ambtelijke loopbaan als Griffier van de Staten van de provincie Utrecht.

In april ontvangt het gemeentebestuur een brief van de dames W.G.A. en A.M. de Man, waarbij ze aan de gemeente ten geschenke aanbieden het portret van hun overleden vader dr. J.C. de Man. Dr. De Man was van grote betekenis bij het bedwingen van de typhusepidemie in Arnemuiden in 1843.

In mei krijgt Jacob Meerman van de scheepswerf toestemming om een strook grond noordwestelijk van de werf van 150 m2 te ruilen met een strook gemeentegrond aan de oostzijde van de timmerloods. Deze ruiling heeft niet alleen voor Meerman maar ook voor de gemeente voordelen: het smalste gedeelte van de Zuidwal kan daardoor verbreed worden, wat het verkeer ten goede komt. De aan Meerman toevallende strook gemeentegrond betekent voor het verkeer geen belemmering daar het slechts een hinderlijke hoek tussen de twee loodsen van de scheepswerf vormt.

In het kader van de werkverschaffing worden dit jaar de volgende werken uitgevoerd: het afgraven van de Dorpsweg te Kleverskerke, het delven van de sloot langs de spoorbaan en het ophogen van de Van Cittersweg en de Doeleweg. Deze werken worden uitgevoerd omdat het nog wel lang kan duren voordat aan liet omleggen van de keetdijk kan worden begonnnen.

In de gemeenteraad wordt ook dit jaar zeer uitgebreid gediscussieerd over de steunverlening aan de vissers. De meerderheid van de raad distancieert zich geleidelijk van de vurige pleidooien voor de vissers van de beide raadsleden Van Belzen.

Dit jaar wordt de vishal aan het Stationsplein uitgebreid voor een bedrag van ƒ 1.500.
Aan de N.V. Oestercultuur Mij. v/h P. Vlaming & Zonen wordt een perceeltje gemeentegrond van 40 m2 verpacht voor de mosselpellerij. De bestaande pellerij van directeur W.A. Pelle is dit jaar overgegaan in handen van de firma Vlaming. Door een contract met de Philipsfabrieken is dit bedrijf nu in staat werk te verschaffen aan een 40-tal jonge personen. De verwachting bestaat dat dit aantal nog zal verdrievoudigen.

Mossels pellen in de pellerij van Vlaming.
Mossels pellen in de pellerij van Vlaming.

Vermeld kan nog worden dat op 21 november ’s morgens brand uitbreekt in een schuur bij Krijger aan de Singel.

Door de kerkenraad van de Hervormde gemeente worden dit jaar vergeefse beroepen uitgebracht op de kandidaten J. Slok, M. Verkerk en J. Batelaan.
In de kerkenraadsvergadering van 28 maart memoreert de voorzitter het plotseling overlijden van boekhouder P.J. Kousemaker. De kerkenraad is dankbaar voor zijn voortreffelijke arbeid. Daarvan werd ook getuigd bij het graf. Ruim 40 jaar is Kousemaker boekhouder van de diaconie geweest. Elk jaar bracht hij tijdens de eerste kerkenraadsvergadering een getrouw verslag uit. Steeds werd hij geprezen voor zijn nauwgezette administratie.
Er worden sollicitanten opgeroepen voor de vacante betrekking. Al in april wordt Dingenis Kousemaker, de wagenmaker en gedurende de jaren 1910-1915 diaken, benoemd tot nieuwe boekhouder. Uit het verslag van de nieuwe boekhouder blijkt, dat de diaconale inkomsten over 1936 ƒ 4.171,60 en de uitgaven ƒ 3.334,25 bedroegen, zodat het batig saldo ƒ 837,35 is.

In de vergadering van de kerkenraad van 25 januari wordt medegedeeld, dat de diaconie op voorstel van het gemeentebestuur deel uitmaakt van een Commissie voor de armenzorg. De kerkenraad vindt dit niet juist en vreest dat de zelfstandigheid van de diaconie daardoor gevaar loopt. De voorzitter waarschuwt geen bevelen op dit gebied van de burgerlijke overheid te accepteren. Er wordt dan ook besloten als Hervormde Kerk uit de Commissie te treden. De burgemeester maakt groot bezwaar tegen deze uittreding van de Hervormde diaconie.

Onder de molen in 1936.
Onder de molen in 1936.