1934

De vissersvloot bestaat in 1934 uit 40 schuiten, alle bestemd voor de garnalenvangst. De vloot blijft dus vrij stabiel met een lichte groei. Het is zeer opmerkelijk dat er zich dit jaar geen enkele mutatie in de vloot voordoet. De Vlissingse vloot is inmiddels uitgegroeid tot 35 schuiten. 22 zijn nu voorzien van een motor, terwijl er nog één op de zeilen vaart en er 12 roeiboten zijn.

1934 is een zéér ongunstig jaar voor de garnalenvisserij. De uitkomsten zijn nog minder dan in 1933.
Voor de zogenaamde buitenvissers, die buiten de mond van de Westerschelde vissen en Vlissingen als thuishaven hebben, zijn de opbrengsten buitengewoon slecht. Dit niet zo zeer vanwege de vangst, maar omdat de afzetmogelijkheden zo gering zijn. De uitvoer naar Engeland vormt vanwege de hoge onkosten een beletsel. Ook mogen er weinig garnalen worden uitgevoerd. Er wordt zodoende maar zeer weinig verdiend. Het komt voor dat midden in het seizoen er schuiten aan de wal liggen. Ook gebeurt het dat men uitsluitend voor de visdrogerijen vist. Er is dit jaar ook geen bijverdienste door de schardijnvangst, omdat deze niet aan de kust verschijnt.
Het komt voor dat men 35 manden garnalen opgevist, gekookt, ingepakt en naar Engeland gestuurd heeft en de netto-opbrengst nihil is. Zeer grote ontevredenheid en ontstemming bestaat er gedurende deze jaren over de commissionairs in Breskens en Vlissingen. Deze kunnen de vissers ’maken en breken’. Ze kopen de garnalen niet, maar zorgen alleen voor het vervoer en daarvoor strijken ze hun ’commissie’ op. De garnalen worden goed in het zout gezet en in dichtgenaaide mandjes opgeslagen in het pakhuis van de commissionair. Deze brengt ze vrijdags met een hondekar naar de mailboot van de Maatschappij Zeeland en zo gaat het naar Engeland. Veelal ziet men de mandjes niet meer terug.

Echter de vissers zien ook geen kans om hun garnalen buitenom deze commissionairs af te zetten. De Vlissingse commissionairs hebben een eigen vertegenwoordiger in Engeland. Deze zorgt er voor dat de garnalen op de Londense Billingsgate-vismarkt terechtkomen. De vissers hebben géén vertegenwoordiger in Engeland en dat bezorgt hen gevoelens van onmacht en achterdocht.
Voor alle garnalenvissers is de toestand zeer ongunstig. Het Jaarverslag der Visscherijen op de Schelde en Zeeuwsche Stromen merkt op, dat, tenzij enige verandering ten goede komt, de vissers hun bedrijf niet in stand zullen kunnen houden.

Mailboot te Vlissingen.
Mailboot te Vlissingen.

L.W. de Bree merkt in zijn boek ’Zeeland 40-45’ het volgende over de crisisjaren in de Zeeuwse visserij op:

Door de sterk verminderde koopkracht in de Belgische en Franse industriecentra daalde de export van vis, schaal- en schelpdieren na 1931 onrustbarend. En dan te bedenken dat de markt voor garnalen, mossels en oesters van oudsher in het zuiden lag! De vissers van Breskens, Brouwershaven en Bruinisse, van Tholen, Yerseke, Arnemuiden, Veere en Vlissingen leidden een zorgelijk en op den duur ook uitzichtloos bestaan. In 1934 besloten België en Frankrijk de invoer van garnalen te contingenteren. De maatregelen waren zo streng, dat de grenzen in feite voor dit visserijproduct gesloten werden, althans voor een groot deel van het jaar. Het loonde sindsdien amper de moeite nog uit te varen. In Breskens bleef inderdaad een aantal schepen werkloos langs de kade liggen.

In maart wordt door vele visserknechts bij het gemeentebestuur aangedrongen op verlenging van de steunuitkering wegens de zeer geringe verdiensten als gevolg van het nog niet geregeld kunnen uitvaren. De gemeenteraad besluit de Minister van Sociale Zaken gemotiveerd te verzoeken om de steunuitkering aan de garnalenvissersknechts met het eind der lopende steunweek stop te zetten, behalve voor de geheel werklozen onder de vissers.

In de raadsvergadering van april deelt burgemeester Horninge mee, dat de visserij wegens het stopzetten van de uitvoer naar Frankrijk zwaar wordt getroffen. Hij zal dezer dagen met wethouder Laernoes van Vlissingen en de burgemeester van Breskens naar Den Haag gaan om deze aangelegenheid op het ministerie te bespreken.
In oktober wordt door het rijk een regeling getroffen voor steun aan garnalenvisserknechts. De gemeenteraad besluit geen steun aan de vissers uit te keren vóór deze met hun schuiten zogenaamd komen opleggen (aan de wal blijven liggen). Niettegenstaande dit besluit dringen vele vissersknechts bij de burgemeester aan op steun omdat de besommingen zo buitengewoon slecht zijn, zelfs zo dat in bepaalde gevallen niets gedeeld is kunnen worden. Besloten wordt een bezoek aan de Minister van Economische Zaken te brengen met twee vertegenwoordigers van de vissers en het lid van de ingestelde commissie voor de garnalencentrale.

Raadslid Schuit komt met een voorstel, voorzien van een exploitatieopzet, voor een gemeentelijke vismijn. De bestaande vishal aan het Stationsplein zou in die zin omgevormd moeten worden. In zijn berekening gaat Schuit uit van ongeveer 100 leurders en leursters, die hun uit te venten vis van de vishal kopen. De meerderheid van de gemeenteraad durft het echter vanwege de crisistoestand niet aan. De vishal wordt opnieuw verpacht aan Joos Marteijn voor ƒ 1.400,25.

Joos Marteijn bij de vishal.
Bij de visafslagplaats aan het Stationsplein in 1933. 

De nieuwjaarsbijeenkomst van de gemeenteraad wordt in februari in mineur gehouden. Geconstateerd wordt dat de uitgaven voor de werkloosheidszorg in 1933 ƒ 25.000 hebben bedragen. Raadslid Franse wijst de burgemeester er op dat bij zijn intrede in 1922 het ook treurig gesteld was in de visserij. Dit is echter gevolgd door een periode van ongekende bloei.

Wat het gemeentebestuur betreft wordt hierna een aantal besluiten van zeer uiteenlopende aard vermeld.
Besloten wordt het exploitatietekort van de christelijke bewaarschool (ƒ 304) ten laste van de gemeentekas te nemen en de jaarlijkse subsidie te verhogen met ƒ 100. De gemeenteraad is van oordeel ‘dat de bewaarschool voor de gemeente een onmisbare instelling is’. Men wil ook voorkomen dat de ouders de kinderen thuishouden in verband met de tijdsomstandigheden om schoolgeld uit te sparen.

Tot nu toe wordt bij begrafenissen gebruik gemaakt van een gedragen baar. Bij grote afstanden is dit bezwaarlijk. Besloten wordt om een zogenaamde rijdende baar aan te schaffen. Deze was tot in de zeventiger jaren nog in gebruik.

Op voorstel van raadslid J.K. Crucq wordt besloten de keetdijk om te leggen vanaf de molen tot aan het veertje en het daardoor te verkrijgen terrein (het zogenaamde voormalige eiland waarop vroeger een aantal zoutketen stond) te gebruiken voor woningbouw.

Tevergeefs wordt getracht een stoptrein ingelast te krijgen tussen 8.30 en 15.45 uur, bij voorkeur tussen 12 en 13 uur. Gedurende het grootste deel van de dag stoppen er geen treinen in Arnemuiden. Het verzoek levert geen resultaat op.

De aangelegde Appelstraat komt dit jaar gereed. De gemeenteraad vindt dat deze er zeer keurig bij ligt. In oktober wordt besloten tot verdere bestrating van de Appelstraat. De Lantsheerweg (vroeger genoemd de keetweg) wordt dit jaar volgebouwd.

Volgens de aantekeningen van Adriaan Joosse overlijdt op 31 oktober de 85-jarige Daniël van Eenennaam, in de regel ’Daantje’ genoemd. Hij is altijd timmerman geweest en woonde in een groot huis met ernaast zijn timmermanswinkel op de hoek van de Markt en de Langstraat (‘zuid aan de wal, west aan bakker Versluijs, oost aan de Marktpoort’). Dit perceel wordt geheel afgebroken. Op deze plaats worden 2 huizen aan de Markt en 3 aan het slop gebouwd voor rekening van winkelier J.D. Kousemaker. Het slop, waar vroeger de Marktpoort stond, wordt in 1935 90 duim verbreed en de naam Marktstraat gegeven

De molen met de houwerplas.
De molen met de houwerplas.

Ook dit jaar vereist de werkloosheidszorg weer de volle aandacht op. Met de Heidemaatschappij wordt onderhandeld over een goedkoper tarief voor het toezicht op de werkverschaffing. Het resultaat is zodanig dat de gemeenteraad besluit het toezicht weer aan de Heidemij op te dragen.
Het college wordt gemachtigd met het gemeentebestuur van Nieuw- en Sint Joosland in onderhandeling te treden voor het tewerkstellen van werklozen in de landbouw in Heinkenszand.

Het personeel van de openbare school bestaat dit jaar uit het hoofd J.J. van Doezelaar (62 jaar) en de leerkrachten J.P. Israël (31 jaar), P.I. Krijger (23 jaar), juffrouw M.W. de Vey (35 jaar) en juffrouw P.A. Verhage (39 jaar). Hoofd van de school te Kleverskerke is J. Louwerse (52 jaar).

Schoolklas met meester J.J. van Doezelaar.
Schoolklas met meester J.J. van Doezelaar.

In de raadsvergadering van 16 april herdenkt burgemeester Horninge wijlen koningin-moeder Emma, ’wier werk voor de tbc-bestrijding ook van betekenis is geweest voor deze gemeente’. De Gereformeerde kerkenraad stelt de Hervormde kerkenraad voor om gezamenlijk een gedachtenisdienst te houden ter gelegenheid van het overlijden van Koningin Emma. De Hervormden voelen hier niet voor.
Op 9 juli wordt in de gemeenteraad ook een woord van nagedachtenis gesproken in verband met het overlijden van Prins Hendrik ’door wiens overlijden het Koninklijk Huis dit jaar voor de tweede maal getroffen wordt’. De burgemeester zal de gemeente bij de begrafenis vertegenwoordigen.

Op zondagnacht van 27 op 28 mei brandt het hofje van Piet Goverse onder Kleverskerke af.

In de Hervormde Kerk duurt de predikantsvacature voort. Tevergeefs worden dit jaar beroepen uitgebracht op kandidaat C. van de Boogert en kandidaat T.H. Oosterbrug.
In september wordt ds. Dippel consulent. Hij notuleert aanzienlijk beter dan zijn voorganger ds. Burger. De indruk wordt gewekt dat ds. Dippel zeer nauwgezet, ijverig en met betrokkenheid het consulentschap waarneemt.

De diaconie ontvangt een gift van ƒ 100 van Jhr. D. Radermacher Schorer, ambachtsheer van Nieuwerkerke.
De baten voor de diaconie bedragen dit jaar ƒ 4.077,81 en de uitgaven ƒ 2.891,32, zodat het positieve saldo ƒ 1.186,49 is.
Het kerkgebouw wordt voorzien van electrische verlichting.

Garnalen worden per kommetje afgepast.
De garnalen worden per kommetje afgepast.