1920

In zijn nieuwjaarsrede memoreert burgemeester Blok de vele activiteiten in de gemeente gedurende het afgelopen jaar. Begonnen werd met de bouw van 20 arbeiderswoningen in de Molenpolder (nu het Tuindorp). De aanleg van riolering en de vernieuwing van de straten werden met kracht voortgezet. Er werd een wijkverpleegster door het Groene Kruis aangesteld.
De bevolking vermeerderde iets. Er werden in 1919 62 kinderen geboren; er overleden 31 inwoners. Er vestigden zich 134 en er vertrokken 168 personen. 28 huwelijken werden voltrokken. De gezondheidstoestand van de inwoners was goed. Ook de economische situatie gaf geen reden tot klagen.

In februari besluit de gemeenteraad vergunning te verlenen aan de PZEM voor de aanleg van een electrische kabel van de grens van de gemeente met Nieuwland tot aan de smederij van C. de Jager op de hoek van de Langstraat/Nieuwlandseweg. Met dit besluit wordt de eerste stap gezet voor de electrische verlichting in de gemeente.

In maart wordt vergunning verleend aan de N.V. Zeeuwsche Garnalen- en Conservenhandel te Vlissingen voor het oprichten en in werking brengen van een inrichting voor het malen van granen, peulvruchten en veevoeder in haar bestaande fabriek tussen de Nieuwlandseweg, de Zuidwal en het Schorretje. Kennelijk schakelt de N.V. over van de garnalenpellerij op de verwerking van landbouwproducten in verband met het toenemende thuis garnalen pellen.
De in 1919 gebouwde drogerij en zouterij aan de Keetdijk naast de molen brandt op 16 december om 11 uur ’s avonds af. De ruïne wordt in 1921 gesloopt en de ondergrond verkocht.

Bij de bestratingswerkzaamheden wordt de straat bij de werf van Meerman op de Zuidwal cirka 1 meter verbreed met oude keien. Geklaagd wordt over ‘de rommel op de weg als gevolg van het turf verladen’.

De gemeente-geneesheer doet een beroep op de onderhoudsplichtigen van sloten (vooral de Nederlandse Spoorwegen wat betreft de sloot langs de spoorbaan) om de plantengroei daarin tegen te gaan. Deze sloten zijn namelijk broedplaatsen van malariamuggen, veroorzakers van de beruchte Zeeuwse koorts. Ook het onhygiënische drinkwater leidde tot 1920 tot allerlei buik-, darm- en maagziekten. De grote kindersterfte was o.a. aan de onhygiënische toestand van het water te wijten. De mensen waren afhankelijk van een slechte kwaliteit water uit putten en sloten en water dat op de daken werd opgevangen.

Turfschip aan de kade.
Turfschip aan de kade en water halen uit het kanaal.

Bij de gemeenteraad komt de vraag in discussie of positief gereageerd dient te worden op het voorstel van Gedeputeerde Staten over het samenvoegen van gemeenten op Walcheren of het wijzigen van de gemeentegrenzen. Men voelt hier niets voor.

Ook wordt beraadslaagd over een verzoek van caféhouder M.J. Lagendijk tot het houden van kermis op derde  pinksterdag. Na uitvoerige discussie wordt besloten om, evenals dat vroeger gebruikelijk was, op de derde pinksterdag slechts gelegenheid te geven tot ringrijden.

Er wordt een Verordening op het venten in de gemeente vastgesteld, ‘zulks ter voorkoming van zogenaamde verkapte bedelarij’. Voortaan dient elke koopman, marskramer of handelaar in negotie een ventvergunning aan te vragen alvorens met zijn waar langs de huizen te gaan.

Tot bode/schrijver wordt benoemd de heer Abraham Buijs Jzn. Bij het vertrek van de oude gemeentebode H. Kraamer zal Buijs hem opvolgen. Een aardig raadsbesluit is ook om over te gaan ‘tot de aankoop van een schrijfmachine voor de secretarie’.
Een kapitein der Artillerie uit Kampen vraagt om de eiken tafel en de lichtkroon uit de raadszaal te mogen kopen voor ƒ 1.750. Ondanks het geboden hoge bedrag verklaart de gemeenteraad zich hier vierkant tegen.

In 1920 vertrekt de onderwijzeres van de christelijke bewaarschool juffrouw Wouterse naar Dinteloord. Vanaf 1905 was ze aan de school verbonden. Ze wordt opgevolgd door mejuffrouw Smallegange uit Goes. Vanaf 1 december 1921 komt juffrouw Wouterse weer terug in de plaats van juffrouw Smallegange.

De vissersvloot telt in 1920 31 schepen. Het aantal bemanningsleden is 124. De Vlissingse vloot is toegenomen tot 35 schuiten, waaronder 29 voor de garnalenvangst. De Zeeuwse garnalenvloot telt 119 schepen (tegen 125 in 1919).
Er is deze jaren een zeer drukke ruilhandel met schepen tussen de Zeeuwse vissersplaatsen. Zo neemt Adriaan Siereveld dit jaar een Vlissingse hoogaars over en brengt deze in de vaart als ARM 8 (De drie Gebroeders), Jan de Nooijer vertrekt waarschijnlijk naar Vlissingen want z’n hoogaars ARM 15 wordt vanaf 1920 de VLI 49. Joost van Belzen neemt de Vlissingse hoogaars VLI 37 over en brengt deze in de vaart als ARM 16. L. van de Ketterij doet zijn ARM 30 over aan een Vlissinger en neemt zelf een groter schip uit Vlissingen als nieuwe ARM 30 in gebruik. Cornelis van de Ketterij doet zijn ARM 36 over naar Vlissingen. Marinus van Belzen neemt weer een Vlissingse hoogaars over als ARM 36. Abraham van Belzen verkoopt zijn schuit ARM 38 naar Vlissingen.
Vanuit Vlissingen (er liggen in de twintiger jaren wel zestig scheepjes in Vlissingen) varen 26 Arnemuidse garnalenvissers. Er worden goede vangsten gedaan en de prijzen zijn hoog. De bijvangst van schar en schol is dit jaar gering. Ook schardijn wordt nauwelijks gevangen. Wel is de markt in Engeland dikwijls overvoerd. De verdiensten lopen zeer uiteen: de een verdient niets, de ander heeft een goed weekgeld. Het komt dit jaar voor dat vissersgezinnen bij de eerste vorst zonder enige inkomsten zitten en geen eten in huis hebben. Niettemin zijn de totale vangst en verdiensten van de gehele Zeeuwse garnalenvloot dit jaar veel beter dan in 1919. Er wordt 3.245.294 kg garnalen gevangen met een opbrengst van ƒ 661.950 (tegen 1.766.102 kg in 1919 met een opbrengst van ƒ 437.466).

Loodsenpier met binnenkomende vissers te Vlissingen.

Vermeldenswaard is nog dat de garnalenpellerij in Arnemuiden dit jaar niet meer in werking is. Vermoedelijk houdt dit verband met de eerder genoemde omschakeling van het bedrijf op de verwerking van landbouwproducten.

De kerkenraad van de Hervormde Gemeente brengt dit jaar - zij het tevergeefs - beroepen uit op ds. J. Ronge te Hoogblokland, kandidaat J. Enkelaar te Ter Aar, ds. J.G.R. Langhout te Mijdrecht en ds. J.J. van Oosterzee te Sluipwijk.
In januari wordt ds. Van Empel uit Middelburg consulent. In juli wordt het consulentschap al weer overgenomen door de nieuwe predikant van Kleverskerke ds. Wouters. Deze maakt bezwaar tegen het ’s avonds catechiseren. Hij krijgt toestemming om ‘op woensdag te catechiseren tot het donker valt’. Degenen die op deze tijd niet kunnen worden op zondagmiddag in Kleverskerke op de catechisatie verwacht. Vermoedelijk vindt ds. Wouters het te bezwaarlijk om in de wintermaanden ’s avonds van Kleverskerke naar Arnemuiden te gaan.
Jan van Belzen Dan.zn bedankt in januari als diaken, na een 15-jarige ambtsperiode. Z’n opvolger wordt L. de Nooijer Bzn. Vergeefs wordt getracht in de vacature van ouderling, ontstaan door het overlijden van Cornelis Meijers in 1919, te voorzien. Achtereenvolgens worden in deze vacature gekozen W. Wiskerke, C. van Waarde en L. Marteijn, maar allen bedanken. Opnieuw worden dit jaar negen leden uit het register afgevoerd, omdat ‘ze met woord en daad getoond hebben te breken met de Hervormde Kerk’.

Boekhouder P.J. Kousemaker doet in januari verslag van de diaconale inkomsten en uitgaven over 1919. Ook in 1919 waren de inkomsten hoog (ƒ 3.863,95). De uitgaven waren ƒ 2.237,56, zodat er een zeer ruim batig saldo is van ƒ 1.625,39. Vermoedelijk zijn de goede verdiensten van de vissers in 1919 hieraan niet vreemd.