1918

In de Eerste Wereldoorlog is het voor de vissers een benauwde tijd vanwege de overal ronddrijvende zeemijnen. Als het gestormd heeft slaan de mijnen dikwijls los en komen ze naar boven. Soms komt het voor dat men ’s nachts bij maanlicht zeven of acht aan elkaar verbonden mijnen ziet drijven.

Op 15 februari loopt de ARM 16 van schipper Lieven van Belzen Czn op een mijn en vergaat. De vloot had die dag op schol gevist en was weer op weg naar Vlissingen. De ARM 16 liep in een mijnenveld. Voorzichtig maakten de vissers de mijn los en verankerden deze en markeerden haar. Na de netten verboeid te hebben voer hij naar Vlissingen om de mijnen aan te geven. Tijdens de terugtocht naar het mijnenveld, samen met de loodsboot nummer 14 die speciaal was ingericht voor het onschadelijk maken van mijnen, voeren beide schepen op een mijn. Negen mensen lieten hierbij het leven, waaronder schipper Lieven van Belzen, zijn zoon Cornelis en matroos Hendrik Marijs. De vierde opvarende , W. van Belzen Dzn, werd gered. Samen met een officier van de loodsboot kon hij op de omgeslagen hoogaars klimmen en werd zo gered. Van de loodsboot lieten schipper Vader en nog vijf anderen het leven. Pas na drie maanden, op 15 mei, werd schipper Lieven van Belzen opgevist. Hij had zijn rechterklomp nog aan en zijn geldbeurs op zak. 

In zijn nieuwjaarsrede herinnert burgemeester Lantsheer aan de zorgelijke toestand gedurende het oorlogsjaar 1917. Daardoor werden dit jaar niet zoveel belangrijke besluiten genomen als in normale omstandigheden. Het inwonertal steeg tot 2226. Er werden 84 kinderen geboren, terwijl 34 inwoners overleden. Niet minder dan 31 huwelijken werden voltrokken.
Als belangrijkste besluiten van de gemeenteraad noemt hij de bouwplannen in de Molenpolder (het latere Tuindorp) en de opening van het telegraaf- en telefoonkantoor.
Uit de toespraak blijkt, dat de uitkomsten van de visserij minder waren dan in 1916. De van hogerhand genomen maatregelen werkten belemmerend voor de visserij. Opgemerkt wordt: ‘Toch moet worden erkend dat de zee aan haar arbeiders het dagelijks brood niet onttrok’. Uitvoerig brengt de burgemeester hulde aan degenen die voor de distributie zorgen. Het ‘distributiebedrijf’ staat onder leiding van secretaris Blok. Ook wordt dank gebracht aan het voortreffelijke werk van de kolencommissie en het steuncomité, beide geleid door hun voortvarende voorzitter dokter Van der Bijl.

Vanwege de schaarste aan levensmiddelen worden maatregelen getroffen voor het verkrijgen van goedkope melk voor kinderen en zieken. Uitvoerig wordt gesproken over de crisismaatregelen in de gemeente. De gemeenteraad is unaniem hierover zeer tevreden.

Ondanks de zorgelijke tijden gedurende de 1e Wereldoorlog gaat het dagelijks leven in Arnemuiden gewoon door. Op de foto Jannetje Odding.
Ondanks de zorgelijke tijden gedurende de 1e Wereldoorlog gaat het dagelijks leven in Arnemuiden gewoon door.
Op de foto Jannetje Odding.

Halverwege het jaar komt ter sprake waarom de laatste tijd zo weinig ‘regeringsvis’ in de gemeente komt. De gemeentesecretaris, belast met de aanvraag van regeringsvis, zegt dat deze gemeente iedere week 6 manden zijn toegewezen, althans dit werd hem schriftelijk medegedeeld. De aanvoer is echter zeer gering en de vis wordt zoveel mogelijk verdeeld.
Ook wordt in oktober de aandacht gevestigd op de karige distributie van petroleum, dit mede met het oog op het groot aantal zieken in de gemeente.
Omstreeks deze tijd woedt de Spaanse griep in een hevige mate. Velen worden daarvan het slachtoffer. Er overlijdt dit jaar het grote aantal van 55 inwoners.

In augustus wordt de raadszaal van het Stadhuis gevorderd voor de militairen door kapitein Kolf. Toegezegd wordt dat deze later op kosten van het rijk zal worden hersteld. Dit is ook gebeurd door de in maart 1919 van het rijk ontvangen schadevergoeding voor het schilderen van de raadszaal en de trap teneinde deze in de vroegere toestand te brengen.

Het gemeentebestuur bestaat dit jaar uit burgemeester Lantsheer, de wethouders B. Franse en H. van Eenennaam en de raadsleden W.F.Th. van der Bijl, S. van Eenennaam, A. van de Gruiter, J. Pouwer en L. Puijpe.

Burgemeester mr. H.F. Lantsheer.
Burgemeester mr. H.F. Lantsheer.

Tijdens de raadsvergadering van 27 mei deelt burgemeester Lantsheer mee dat hij benoemd is tot voorzitter van de Polder Walcheren en zijn ambt per 1 oktober zal neerleggen. Hij doet dit met gemengde gevoelens. Vooral in de laatste tijd was hij in de gemeente met zeer veel genoegen werkzaam. Onverdeeld geeft de gemeenteraad zijn spijt te kennen over het vertrek van de burgemeester. Wethouder Franse roemt ‘de gezellige omgang met de burgemeester’.
Vóór zijn vertrek treedt burgemeester Lantsheer nog in het huwelijk. In de raadsvergadering van augustus dankt hij de gemeenteraad voor de hem bij z’n huwelijk gezonden gelukwensen. Op 30 augustus wordt uitgebreid afscheid genomen van de burgemeester. Hij wordt dank gezegd voor zijn enorme inzet voor Arnemuiden. In het bijzonder worden geroemd zijn bemoeienissen met de aanleg van de nieuwe grintweg van Arnemuiden naar Kleverskerke. Als blijk van erkentelijkheid wordt tijdens deze vergadering besloten deze weg voortaan de ‘Burgemeester Lantsheerweg’ te noemen.

Tot burgemeester wordt op 17 september benoemd de heer F. Blok, tot nu gemeentesecretaris van Arnemuiden. In verband daarmee legt de heer Blok zijn secretarisfunctie per 1 december neer. Tot nieuwe gemeentesecretaris wordt per 1 januari 1919 benoemd de heer J.J. Huijssen uit Terneuzen. Tot 1e ambtenaar ter gemeentesecretarie wordt per december benoemd de heer K. Oosting.

Was het 83-jarige raadslid Salomon van Eenennaam tijdens het afscheid van burgemeester Lantsheer op 30 augustus nog aanwezig, in de raadsvergadering van 18 september wordt stil gestaan bij zijn overlijden in de afgelopen week. Vermoedelijk is ook hij het slachtoffer geworden van de Spaanse griep. Meer dan 50 jaar was hij lid van de gemeenteraad, waarvan vele jaren als burgemeester en als wethouder. De waarnemend burgemeester, wethouder Hubrecht van Eenennaam, spreekt zijn leedwezen uit deze mededeling juist in deze vergadering te moeten doen. Zijn herinnering zal in hoge ere worden gehouden.
Raadslid en oud-burgemeester S. van Eenennaam woonde in het huis op de Markt nummer  7, waar later Jacob van de Ketterij en zijn vrouw Grie in woonden.
Overigens wordt in de raadsvergadering van 30 september verontwaardiging geuit in de richting van de grafdelver in verband met de onregelmatigheden bij de begrafenis van de heer S. van Eenennaam. De grafdelver wordt ongepast optreden en verzuim van zijn plicht verweten.

In de opengevallen plaats wordt tot raadslid gekozen de algemeen bekende P.J. Kousemaker.

Het geopende ptt-kantoor wordt steeds drukker bezocht. Dit blijkt uit de gevoerde telefoongesprekken en de ontvangen en verzonden telegrammen. De jaarwedde van de ‘telefoonhouder’ P.C. Schoonenboom wordt in verband daarmee verhoogd.

In oktober wordt 863 m2 grond verkocht aan J. Siereveld voor de bouw van een garnalenpellerij aan de Keetdijk. Toch wordt kennelijk steeds meer overgegaan tot het thuis pellen van de garnalen inplaats van in de pellerijen. In september wordt in de raadsvergadering ernstig geklaagd over het wegwerpen van garnalenafval op straat.

In november buigt de gemeenteraad zich over het plan voor de nieuwe begraafplaats aan de Nieuwlandseweg. De zaadhandel weduwe P. de Jong uit Goes krijgt het verzoek om een prijsopgaaf in te dienen voor de levering van een plantsoen voor de nieuwe begraafplaats. Bij haar worden o.a. ‘25 bomen besteld voor de dodenakker’. Besloten wordt de 18 olmenbomen aan de zuidzijde van de oude begraafplaats (dus op de scheiding tussen de oude en de nieuwe) te rooien en te verkopen. Het blijkt dat de nieuwe begraafplaats erg nat is. Er worden maatregelen getroffen om deze behoorlijk op te ronden.

Ook het straatherstel heeft dit jaar volop de aandacht. Er wordt besloten een nieuwe bestrating te leggen in de Westdijkstraat. Dit wordt urgenter geacht dan vernieuwing van de bestrating in de Noordstraat (de keien liggen daar erg bol). Ook de straatverlichting ondergaat een verbetering. De gasfabriek wordt verzocht de lantaarns op de Markt, bij de school, op het Stationsplein, bij de molen en op de wal automatisch te ontsteken, zodat deze ’s avonds tot 10 uur en bij donkere maan ook ’s nachts kunnen branden

Het groot gebrek aan woningen doet zich (volgens de aantekeningen van tijdgenoot Adriaan Joosse) in de oorlogsjaren zodanig gevoelen dat de Woningbouwvereniging besluit tot de bouw in 1918 van 10 eenvoudige en in 1919 van 20 meer ruimere woningen in de Molenpolder (het latere Tuindorp).
Aan de Woningbouwvereniging worden in de Molenpolder in erfpacht gegeven percelen grond voor de bouw van 5 blokken tweegezinswoningen. Het college van burgemeester en wethouders wordt opgedragen in overleg met de gemeente-bouwmeester een plan te maken voor de riolering en stratenaanleg in de Molenpolder in verband met deze woningbouw.

In december dringen de raadsleden Van de Gruiter en dokter Van der Bijl in de gemeenteraad aan op strenger politietoezicht met het oog op het straatrumoer. De herbergen dienen naar hun oordeel op nieuwjaarsdag en andere feestdagen vroeger (om acht uur) gesloten te worden.
Dokter Van der Bijl merkt tevens op dat er de laatste tijd veel met centen gespeeld wordt. De burgemeester zal de veldwachter vragen extra toezicht op het spelen met centen te houden. Ook zegt hij toe bij het minste rumoer op nieuwjaarsdag de herbergen onmiddellijk te zullen sluiten.

In maart besluit de gemeenteraad  ‘tot het aanleggen van een telefoontoestel op de gemeentesecretarie’. In september wordt tot gemeente-bouwmeester benoemd de heer E.W. Neugebouer uit Middelburg. Het vrachtrijderswerk wordt gegund aan Marinus Vader.

De Arnemuidse vissersvloot bestaat in 1918 uit 37 schepen voor de garnalenvangst. De Vlissingse vloot telt 42 schepen, waaronder 26 voor de garnalenvangst. De Zeeuwse garnalenvloot heeft dit jaar 135 schepen, één minder dan in 1917.

In 1918 zijn er opmerkelijk veel mutaties in de Arnemuidse vloot. Joos van Belzen neemt een schip uit Veere als ARM 3 in gebruik. Willem van Belzen brengt een ARM 4 in de vaart (dit was voorheen de ARM 40). Robbert Schroevers neemt een schip over uit Terneuzen; dit wordt de ARM 5. De ARM 7 van schipper Ary Meerman gaat over naar Vlissingen. Ook de ARM 8 van Johannes de Nooijer gaat naar Vlissingen. Hetzelfde gebeurt met de ARM 33 van Lieven de Nooijer en met de ARM 49 van schipper Jacob van de Ketterij. De ARM 12 van A. van de Gruiter wordt zelfs verkocht aan een Katwijker. Ook Jan Baak verkoopt zijn schuit ARM 23 naar Katwijk. Naar Vlissingen gaat ook over de ARM 14 van schipper Cornelis van Belzen. Marien Grootjans doet zijn schuit ARM 30 over naar Breskens.

De Vlissingse vissersvloot is gedurende de laatste jaren toegenomen tot zo’n 50 schuiten, vooral hoogaarzen, hengsten, enkele botters en blazers en een enkel zogenaamde lemster- of lemmerjacht. De kleinste hoogaarzen zijn de VLI 9 van schipper Kees de Nooijer, bijgenaamd Kees Keur, en de VLI 10 van schipper Schets. Deze vermelding is interessant, omdat vele bemanningsleden van de Vlissingse vissersvloot van oorsprong Arnemuidenaars zijn. Ook trekken de Arnemuidse en Vlissingse vissers veel gezamenlijk op. Tal van Arnemuidse vissersgezinnen zijn deze jaren naar Vlissingen verhuisd. Hun ARM-schuiten varen nu onder  het kenteken VLI. Vanuit Vlissingen trekt de vloot in januari massaal naar de Oosterschelde ter haringvangst, waar meer mee verdiend wordt dan met de garnalenvisserij. In april en mei trekt men andermaal naar de Oosterschelde om de rijk lonende scholvisserij uit te oefenen. De opbrengsten zijn zeer bevredigend.
Vanuit Veere wordt door zes schepen uit Arnemuiden en Veere gevist. In april vissen ook deze in de Oosterschelde vooral op schol. Bijna alle schuiten vertrekken langzamerhand naar Vlissingen als thuishaven.

De garnalen worden aan de pellerijen geleverd, die de gepelde garnalen per vat inzouten en naar Holland verzenden op aanwijzing van het Centraal Aan- en Verkoopkantoor.
Ook de drogerij te Arnemuiden verwerkt in de zomermaanden grote hoeveelheden garnalen voor veevoeder. De totale garnalenvangst van de Zeeuwse vloot is 1.596.158 kg met een opbrengst van ƒ 386.909 (tegen 1.582.270 kg met een opbrengst van ƒ 231.623 in 1917).
In het algemeen wordt dit jaar veel gevangen en zijn de prijzen hoog. De meeste vissers hebben een goede bijverdienste door de grote schardijnvangst en omdat in het voorjaar veel schol wordt gevangen. Het gebeurt dat men in één week 3400 kg schol met een opbrengst van ƒ 1.100 per vaartuig vangt.
Oude vissers verwonderen zich over de grote vangst en de lange duur van de aanwezigheid van de schol. Niemand kan zich iets dergelijks herinneren. In deze tijd van voedselschaarste wordt de vis zeer gewaardeerd. Er worden dan ook goede zaken gedaan. De weeklonen per visser zijn meermalen ƒ 100 en hoger.

Ds. Mulder neemt op 18 april reeds afscheid van de Hervormde gemeente wegens het aannemen van een beroep naar Gouderak. Consulent wordt voorlopig ds. Tj. Tak van Nieuw- en Sint Joosland. Later dit jaar wordt het consulentschap overgenomen door ds. Hermanides van Kleverskerke, die tot nu toe door ziekte hiertoe verhinderd was. Beroepen worden uitgebracht op ds. Jansen te Werkhoven en ds. D.J. van de Graaf te Nieuwpoort.
In april komt een brief van ds. De Ligt uit Middelburg bij de kerkenraad binnen. Hierin wordt bericht dat de vijf zogenaamde orthodoxe predikanten van Middelburg de gezangen zullen laten zingen. Dit punt ligt zeer gevoelig in de Arnemuidse gemeente en geeft de kerkenraad met het oog op de preekbeurten van deze ringpredikanten de nodige zorgen.

Zorgen van andere aard ondervindt de kerkenraad door het uitbreken van een droevig conflict tussen de diakenen Joos van Belzen Janzn en Jan van Belzen Danzn. Als gevolg van deze persoonlijke vete bedankt diaken Joos van Belzen. In deze vacature wordt gekozen tot diaken C. Crucq.
Vermeld kan nog worden dat de diaconale inkomsten over 1917 ƒ 3.062,30 en de uitgaven ƒ 2.271,35 waren, zodat het batig saldo ƒ 790,95 is.