1907

De vloot bestaat dit jaar uit 46 schuiten voor de garnalenvangst. De (overwegend uit Arnemuidenaars van oorsprong bemande) Vlissingse vissersvloot telt 16 schuiten.
Gedurende de achterliggende tien jaren is de Zeeuwse garnalenvloot licht in aantal verminderd, wat blijkt uit onderstaand overzichtje. Tussen haakjes is eerst het aantal Arnemuidse en daarachter het aantal Vlissingse schuiten vermeld. Hieruit blijkt dat de Arnemuidse vloot met een kwart is verminderd. In 1896 telde de vloot zelfs nog 63 schuiten, terwijl dit aantal in 1908 is teruggelopen tot 37. Daarentegen is de Vlissingse vloot in tien jaar tijd gestegen van 10 naar 17 schuiten.

                                                 ARM:          VLI:
1898:                           ....          (61)            ( 8)
1899:                          166         (59)            (13)
1900:                          162         (59)            (13)
1901:                          158         (55)            (13)
1902:                          156         (51)            (14)
1903:                          157         (47)            (16)
1904:                          158         (44)            (15)
1905:                          161         (46)            (16)
1906:                          154         (47)            (16)
1907:                          157         (46)            (16)

De garnalenvissers hebbben in 1907 reden tot tevredenheid. Dankzij de hoge prijs is de garnalenvisserij dit jaar zeer bevredigend. Vanuit Veere zeilen nu dagelijks 17 Arnemuidse hoogaarzen uit om voornamelijk in de Roompot op garnalen te vissen. Vanuit Vlissingen varen de overige Arnemuidse en 15 Vlissingse hoogaarzen uit en vissen in de mond van de Westerschelde, samen met nog 17 hoogaarzen uit Breskens.
De vangst is (behalve in september, dan is er zeer veel garnaal en is de besomming per week wel ƒ 72 per schuit) beduidend minder dan vorig jaar. Zo werd er in 1906 in totaal 100.221 kilo Zeeuwse garnalen naar Engeland vervoerd. In 1907 is dit slechts 70.534 kilo. De prijs per mand garnalen is echter aanzienlijk beter. Het gebeurt in augustus dat deze zelfs ƒ 6 tot ƒ 8 is. In september is er bijzonder veel garnaal; men vangt soms wel 14 mandjes per dag. De verdienste in 1907 is (niettegenstaande men wegens de vorst pas in februari kan uitvaren) gemiddeld ƒ 7,56 per bemanningslid per week.

Foto uitgegeven als huldeblijk voor de reddersfamilie Schroevers.
Foto uitgegeven als huldeblijk voor de reddersfamilie Schroevers.

Op 14/15 december verrichten te Vlissingen wonende Arnemuidse vissers een - volgens de Zeeuwsche Courant - ‘fantastische redding’. De oude Jacob Schroevers met z’n vijf zoons bevaren de botter VLI 15, ‘De vijf gebroeders’. Ze staan bekend als de meest onverschrokken vissers van de vissersvloot. Ze krijgen landelijke bekendheid door hun unieke redding van de opvarenden van de voor de Walcherse kust in grote nood verkerende Engelse schoener ‘Doris’. Als de reddingsboot tot tweemaal toe is teruggeslagen, gaan de Schroeversen met hun botter de kokende zee op. Boven het geluid van de razende storm horen de omstanders de oude Jacob Schroevers tot z’n zoons zeggen: ‘Het is me van God gezegd, dat we die mensen moeten redden. God heeft het in Zijn Hand’.
Vier uren vechten ze tegen de storm. Er is geen motor aan boord; alles gaat op de zeilen. Als de vloed op komt worden ze teruggeslagen. Twee uur later, als de nacht op z’n zwartst is, varen ze opnieuw uit. Pas in de namiddag komen ze de Vlissingse haven binnen met drie van de vijf opvarenden (de vierde wordt later door de reddingsboot opgepikt), toegejuicht door duizenden mensen op de kant. De politie moet met de blanke sabel een weg voor de dappere vissers vrijmaken. De vissers krijgen niet alleen het hoogste ereteken van het reddingswezen, maar ook vele onderscheidingen waaronder van de Engelse en Nederlandse vorstenhuizen.

Jacob Schroevers, z'n vijf zoons en z'n 13-jarige kleinzoon Jacob van de Ketterij worden door de Vlissingse autoriteiten gehuldigd.
Jacob Schroevers, z'n vijf zoons en 13-jarige kleinzoon Jacob van de Ketterij worden door de Vlissingse autoriteiten gehuldigd.

De gemeenteraad komt in 1907 elf maal bijeen. Het kan slechts van een enkel jaar gesteld worden dat er geen belangwekkende besluiten worden genomen. 1907 is zo’n jaar. Het schijnt alsof er deze jaren weinig initiatief uitgaat van het college van burgemeester en wethouders en van de gemeenteraad.
Vermeldenswaard is het raadsbesluit tot vergroting van het veerhuis aan het zogenaamde ‘veertje’, waar veerman J. Lasoe tevens een café houdt.

Over de Hervormde Kerk is dit jaar meer te vermelden.
Uit de dit jaar op zeer onregelmatige tijden gehouden vier vergaderingen (op 23 januari, 25 november, 20 december en 23 december) van de kerkenraad blijkt het volgende. De jaarrekening van de diaconie over 1906 vermeldt, dat de inkomsten ƒ 2.462,49 en de uitgaven ƒ 1.234,62 hebben bedragen, waardoor het batig saldo hoog is en ƒ 1.227,87 bedraagt. De overtollige gelden worden op de postspaarbank gezet.
Aftredend zijn ouderling Aart van de Gruiter en diaken Willem Vogel. Ze worden herkozen maar aarzelen om hun verkiezing weer aan te nemen. ‘Maar na heel wat praten wenschen zij toch weer hun ambt op zich te nemen onder biddend opzien tot God als de Heere Zijner Gemeente, die toch wijsheid en kracht geeft’.

Ds. B.G.C. Steenbeek krijgt een beroep naar Yerseke in de vacature van de naar Bennekom vertrokken ds. J.P.Paauwe. In Yerseke kan hij een veel hoger traktement krijgen. De kerkvoogdij zou hem graag voor de gemeente willen behouden en besluit de persoonlijke predikantstoelage met ƒ 150 te verhogen. Volgens het notulenboek wordt hierbij overwogen dat ‘het beroep voor ds. Steenbeek als mensch wel uitlokkend is; wel menende te kunnen bewijzen dat ds. Steenbeek bij ons goed bevalt en de staat der kerk goed staat en dat ook de gemeente spijt zoude hebben als hij die roeping naar Yerseke zoude aannemen’. Notabel tevens ouderling Robbert Schroevers brengt de schriftelijke kennisgeving van dit besluit aanstonds naar de pastorie. Niettemin neemt ds.Steenbeek toch de roeping naar Yerseke aan.

In de kerkenraadsvergadering van 25 november wordt de aanstaande vacature als gevolg van het vertrek op 5 januari 1908 van ds. Steenbeek besproken. De notulen vermelden: ‘Hier dient vermeld te worden, dat ook voor de gemeente is opgetreden op 3 november 1907 de heer S. Ybema, hulpprediker te Kamperland, maar hij kon niet wegdragen de onverdeelde goedkeuring van de kerkenraad’. Een toezegging van beroep wordt gezonden aan kandidaat P. van Toorn te Overschie. De kerkenraad wil hem echter eerst zien en horen preken. Kandidaat Van Toorn bedankt voor het beroep. Er is ook bericht ontvangen dat kandidaat Bron Verkerk uit Culemborg op 22 december wil optreden. Zijn prediking bevalt de kerkenraad kennelijk, want de andere dag al wordt een beroep op hem uitgebracht, wat hij aanneemt.

Herkozen worden de aftredende ouderling L. Meerman en diaken J. van Belzen. Zij bedanken echter - volgens de notulen van 20 december – ‘ondanks vele gesproken woorden’. Ds. Steenbeek dringt er bij ouderling Aart van de Gruiter op aan dat hij in de vacaturetijd preken zal lezen. Van de Gruiter kan echter nog geen toestemmend antwoord geven. De notulen vermelden: ‘Ontmoedigd doordat twee ons zoo geliefde broeders ons gaan verlaten, gaan wij uiteen, na den Heere al onze noden en behoeften bekend gemaakt te hebben’. In de kerkenraadsvergadering van 23 december ‘verblijdt J. van Belzen, dat hij weer zal toetreden tot de kerkenraad als diaken’. De afgetreden ouderling L. Meerman wordt nogmaals tot ouderling gekozen; hij blijft echter bij zijn besluit.

Uit het notulenboek van het college van kerkvoogden en notabelen blijkt dat met algemene stemmen wordt besloten ‘den Arend die onderaan het voorzangersbocht heeft gestaan, nu te plaatsen van voren aan den Predikstoel en tegelijkertijd de Predikstoel te vernissen en den Arend op te knappen’.