1899

De vissersvloot telt thans 59 schuiten voor de garnalenvangst. Die van Vlissingen is toegenomen tot 13 schuiten, terwijl Veere er 7 telt. Vanuit Veere vissen dit jaar maar 7 Arnemuidse vaartuigen; bijna alle vissers hebben Vlissingen als thuishaven. 

De Arnemuidse vissersvloot in de haven van Vlissingen.
De Arnemuidse vissersvloot in de haven van Vlissingen.

Na een reeks van ongunstige jaren geeft de garnalenvisserij dit jaar wat betere uitkomsten. De vangsten zijn over het algemeen groter. Vooral de prijzen liggen gunstig (ƒ 0,13 per kilo). De garnalen worden nog steeds hoofdzakelijk naar Engeland uitgevoerd. In november en december vissen 5 Arnemuidse, 2 Vlissingse en 16 Breskense schuiten op schardijn. Deze wordt verkocht aan 4 te Vlissingen liggende opkopers uit Pernis.

Op de scheepswerf van Meerman worden dit jaar drie nieuwe hoogaarzen voor schippers uit Breskens gebouwd: voor Jacob van de Heuvel, zijn broer Willem van de Heuvel en schipper A. Hoogstad. In december wordt begonnen om ‘voor eigen rekening’ nog een hoogaars te bouwen. Deze kan verkocht worden aan Joos van de Heuvel uit Breskens (een broer van de andere).

Wat het gemeentebestuur betreft vormt 1899 een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Arnemuiden. Dit jaar wordt gemeentesecretaris Dootjes op een bedenkelijke manier ontslagen. Het begint in maart, wanneer de raadsleden Davidse, Van Eenennaam en Wisse een buitengewone raadsvergadering bijeen roepen om te spreken over ‘de handelingen van de gemeentesecretaris’. Het gaat over het al dan niet correct afdragen van een bedrag van ƒ 40 ‘als vriendendienst' voor de (inmiddels overleden) vorige gemeenteontvanger D. Kousemaker. De voor de functie van gemeenteontvanger gepasseerde P.J. Kousemaker heeft daarover bepaalde opmerkingen gemaakt als zou dit niet geheel correct zijn gebeurd. Sommige raadsleden stellen voor P.J. Kousemaker, de zoon van de overleden gemeenteontvanger, in de vergadering te roepen om zijn bewering te staven.
Wethouder Born doet hierna een felle aanval op de secretaris. Hij spreekt uit dat deze onbetrouwbaar is en dat hij getracht heeft de nieuwbenoemde gemeenteontvanger Buys, ‘een man niet terzake kundig en uit medelijden benoemd (Buys heeft een houten been), datums te doen inlassen in de verschotten. Dat is hem medegedeeld door Buys en die man gelooft hij’. Verder merkt wethouder Born op, dat de secretaris ‘een schooltje houdt; er wordt op de secretarie gerookt en gelopen, waardoor het witten en schilderen inplaats van om de 3 jaar wel elk jaar nodig is’.
Na een zeer uitvoerige discussie wordt besloten ‘een deskundige uit te nodigen die bereid is kosteloos de gemeenteadministratie te inspecteren en daarbij te horen P.J. Kousemaker en de gemeenteontvanger J. Buys Azn’. De daartoe aangezochte burgemeester van Krabbendijke J.N. Elenbaas bedankt voor deze eer. De gemeenteraad beraadslaagt in mei uitvoerig of nog verdere pogingen tot inspectie ondernomen moeten worden, maar op advies van wethouder Johannis Crucq wordt besloten maar in de zaak te berusten. Crucq wijst er op dat Gedeputeerde Staten (bij de controle van de gemeenterekening) wel in zullen grijpen als zich werkelijk onregelmatigheden voordoen.

De Westdijkstraat met v.l.n.r. twee belangrijke figuren bij de kwestie-Dootjes J. Buys en P.J. Kousemaker.
De Westdijkstraat met v.l.n.r. twee belangrijke figuren bij de kwestie-Dootjes J. Buys en P.J. Kousemaker.

In dezelfde raadsvergadering blijkt dat wethouder Born verhuisd is naar Middelburg. Gemeentebode H. Kraamer krijgt opdracht op te sporen of hij werkelijk uit de gemeente is vertrokken of niet. Uiteindelijk blijkt dat Born in Arnemuiden nog een gemeubileerde kamer huurt. Kennelijk is wethouder Born wel naar Middelburg verhuisd, maar, als hij bemerkt dat dit onverenigbaar is met het wethouderschap, huurt hij in Arnemuiden een kamer. De gemeenteraad besluit evenwel Born van zijn raadslidmaatschap ontheven te verklaren.

In de daarop volgende raadsvergadering wordt gemeld dat Gedeputeerde Staten het raadsbesluit ten aanzien van Born hebben vernietigd. Raadslid J. Franse merkt op ‘dat de burgemeester met twee maten meet: de ene (Dootjes) houdt hij de hand boven het hoofd en de ander zoekt hij te verwijderen’. Hij gelooft dat dit ook niet uitgaat van de voorzitter of van wethouder Crucq, maar van de gemeentesecretaris. Het voorstel van de burgemeester om tegen het besluit van Gedeputeerde Staten in beroep te gaan wordt daarop verworpen. Hierop verlaat wethouder Crucq de vergadering, zeggende: ‘niet heen te gaan voor de burgemeester of de secretaris, maar voor Born waarmede hij niet meer wil aanzitten’. Hij zegt nimmermeer de raadsvergaderingen te zullen bijwonen wanneer Born hier tegenwoordig is.

In de raadsvergadering van juli is wethouder Crucq echter weer aanwezig. Wethouder Born uit daarover zijn verwondering. Crucq zegt het recht te hebben de zittingen bij te wonen wanneer hij dat wil en merkt op: ‘als over de zaak van de secretaris wordt gesproken, zal ik present zijn tot het laatste toe’.
Ter tafel komt daarop een verzoek van 45 kiezers om de secretaris te ontslaan. Er is in de gemeenteraad een meerderheid om dit verzoek te honoreren. Tegen verklaren zich burgemeester S. van Eenennaam, wethouder Crucq en raadslid H. van Eenennaam. Uiteindelijk besluit men om in de zaak te  berusten ‘om de secretaris niet brodeloos te maken’.

In augustus bedanken raadslid J. Franse en ook wethouder J. Crucq. Tot nieuwe raadsleden worden benoemd Johannis Jobse, geboren in 1849 te Arnemuiden, en de 28-jarige Benjamin Franse, geboren in 1870 en zoon van het afgetreden raadslid J. Franse. Bij zijn beëdiging in oktober ‘verklaart het nieuwe raadslid Franse bewogen dat het hem moeilijk valt een plaats in te nemen die zijn vader zovele jaren heeft bezet’. Raadslid Wisse ‘hoopt dat het nieuwe raadslid in de Vreeze Gods zal werkzaam zijn’ en wethouder Davidse ‘bindt de zoon op het hart om de voetstappen zijns vaders te drukken en zich niet te laten weerhouden om te doen wat hij zou gedaan hebben’. Bij de wethoudersverkiezingen in september verklaart raadslid Born geen wethouder meer te willen zijn. Tot nieuwe wethouders worden dan gekozen David Davidse en Johannis Jobse.

Tijdens de vergadering van de gemeenteraad in oktober komt wethouder Davidse met het voorstel om de gemeentesecretaris te ontslaan. De secretaris zegt ‘dat hij door maandenlang lijden naar ziel en lichaam geknakt is en daarom niet in staat is z’n betrekking thans naar behoren te vervullen, waar het een bespreking geldt waar zijn levensgeluk en toekomst van afhangt’. Besloten wordt met 4 tegen 3 stemmen (tegen stemmen burgemeester S. van Eenennaam en de raadsleden H. van Eenennaam en J. Wisse) de secretaris met ingang van 1 januari 1900 ontslag te verlenen en met onmiddellijke ingang te schorsen met behoud van traktement tot 1 januari 1900.
Uit de notulen is op te maken dat de directe oorzaak voor het ontslag is dat de secretaris het visserijfonds niet deugdelijk zou hebben bijgehouden. Hij zou een bepaald bedrag ten eigen bate hebben aangewend. Hiervoor belijdt hij schuld. Maar voor de meerderheid van de gemeenteraad is dit - naast het begin dit jaar gepasseerde - de druppel die de emmer doet overlopen.

In de daarop volgende vergadering komt een ingekomen brief van 72 ingezetenen (bijna allen kiezers) aan de orde, waarin vriendelijk verzocht wordt om het raadsbesluit tot ontslag van de secretaris in te trekken. Hierover wordt uitvoerig gesproken. Op grond van een 7-tal argumenten wordt echter besloten het ontslag van de secretaris niet ongedaan te maken. Burgemeester Van Eenennaam deelt daarop mee het genomen besluit niet te zullen uitvoeren wegens strijd met het algemeen belang en het ter vernietiging voor te dragen. De Minister van Binnenlandse Zaken ziet echter geen termen aanwezig om het raadsbesluit tot ontslag te vernietigen.

Met bovenvermelde beknopte weergave uit de zeer breedvoerige verhandelingen in het notulenboek van de gemeenteraad wordt volstaan. Uit historisch oogpunt kan deze zwarte bladzijde in de Arnemuidse historie niet verzwegen worden. Helaas is uit de raadsnotulen niet duidelijk op te maken in welke mate het ontslag van de gemeentesecretaris rechtvaardig was. Wel wordt de stellige indruk gewekt dat, op zich betrekkelijk geringe, onjuiste handelingen van de gemeentesecretaris door persoonlijke veten uitgroeiden tot een onheelbare breuk.

Tot tijdelijk secretaris voor de periode 7 november tot 1 januari 1900 wordt aangesteld M.L. Westfaal Quadekker, de zoon van de dokter en in het dagelijks leven bouwkundige. Tot nieuwe gemeentesecretaris wordt per 1 januari 1900 benoemd de heer Johannis Luitzen Oosterhoff, ambtenaar ter secretarie van Dordrecht. Merkwaardig is dat van de 7 uitgebrachte stemmen er 3 op de ontslagen gemeentesecretaris Dootjes worden uitgebracht. Al in 1901 vertrekt Oosterhoff naar Terneuzen.

Aan het eind van het jaar bedankt wethouder Jobse als wethouder omdat dit ambt bij nader inzien moeilijk te combineren blijkt met z’n bedrijf. Het jeugdige raadslid Benjamin Franse wordt daarop gekozen tot wethouder. Vele jaren (bijna 40 jaar) zal hij dit ambt vervullen.

In dit roerige jaar 1899 gaat vrijwel alle aandacht uit naar de affaire rond de gemeentesecretaris. Weinig vermeldenswaardige besluiten worden er verder genomen.
Wel wordt de grintweg naar de rijksstraatweg Goes-Middelburg, in verband met de slechte gesteldheid, verhard met geklopte keien en grint. Voor het behoud van de olmenbomen op de begraafplaats worden de daar rondom heen staande 15 canada-bomen gerooid. Ook wordt besloten aan Gillis de Nooijer bij zijn woning aan de keetdijk een stuk grond ter grootte van 25 roeden te verhuren omdat - volgens De Nooijer - ‘de koeien op de dijk zijn ramen verbrijzelen’. Tot hoofd van de gemeenteschool te Kleverskerke wordt benoemd de heer J.J. van Doezelaar, onderwijzer aan de school te Arnemuiden.

Van de Hervormde Kerk wordt het volgende aangetekend.
Als diaken wordt herkozen G. de Nooijer, die ’zijn benoeming in ernstige overweging zal nemen’. Vergeefs wordt getracht in de nog steeds bestaande vacature van ouderling Van Belzen te voorzien.
Beroepen worden uitgebracht op ds. G. Tjalma te Veen, ds. G.W. Locher te Dantumawoude en ds. L.B. Tjebbes te Oudemirdum.
Het blijkt dat de nieuwgebouwde pastorie aan het verzakken is. De raamkozijnen op de hoek bij bakker Joosse wijken uit. Onderzoek toont aan dat hier niets aan te doen is, omdat de verzakking door de slappe grond ontstaat.
De nieuw aangetreden kerkvoogd tevens timmermansbaas P. van Hemert geeft hiervan de schuld aan de kerkvoogdij. Men had beter kunnen weten. Aan zijn commentaar op het plan destijds werd voorbij gegaan. Hij vindt de nieuwbouw maar ‘knoeiwerk’.
In november zegt de ontslagen gemeentesecretaris Dootjes de huur van de pastorie op. Hij krijgt van de kerkvoogdij een vergoeding voor de door hem geplante fruitboompjes in de pastorietuin.
Organist Th. Odding verzoekt de kerkvoogdij het orgel te laten stemmen, schoon te maken en op orkesttoon te zetten. Het in 1795 door de ambachtsheer Jhr. Radermacher Schorer geschonken kerkorgel is nog steeds afgestemd op kamertoon. In 1900 wordt het kerkorgel van kamertoon op normaaltoon gebracht.
De president-kerkvoogd D. Davidse legt zijn functie neer (vermoedelijk omdat hij wethouder is geworden). Hij wordt opgevolgd door L. Meijers.
Niet uit de notulen van de kerkenraad of de kerkvoogdij, maar uit die van de gemeenteraad is af te leiden dat de oefenaar (scheepskapitein) P. ’t Hart dit jaar uit de gemeente is vertrokken, ’t Hart (in de wandel ‘het kapiteintje’ genoemd) speelde een belangrijke rol tijdens de zo roerige jaren na de doleantie in 1888. In hoever het mede aan hem te danken is dat in de Hervormde Kerk ‘het pand bewaard werd’ valt niet te zeggen.

Op 30 april neemt ds. J. Boeijenga het beroep van de Gereformeerde Kerk van Arnemuiden aan en wordt haar eerste predikant. In mei wordt hij bevestigd door ds. Hulsebos van Vlissingen. Ds. Boeijenga is geboren in 1858, was  eerst scheepstimmerman, daarna evangelist te Alkmaar en oefenaar van 1888-1892 in Noord Scharwoude.

Hij blijft tot 1914 in Arnemuiden en gaat dan naar Werkendam. Hij is overleden in 1921.

Ds. Boeijenga vond - volgens het Herdenkingsboek 100 jaar Gereformeerde Kerk - ‘Arnemuiden orthodox, maar de godsdienstige ondergrond was er methodistisch met antinomiaanse tint. De jeugd liet zich verlokken tot wereldse vermaken’. Hij wordt getypeerd als een stoere werker, ijverig en volhardend, die een goede verstandhouding voorstond. Hij was beminnelijk. Hoewel geen begenadigd spreker, was hij wel een goede herder. De zoon van ds. Boeijenga, Berend, maakt in samenwerking met de diaconie en de burgerlijke gemeente een ontwerp voor een nieuwe begraafplaats aan het eind van de Nieuwlandseweg. Daardoor zal een aantal werkloze mannen van de Gereformeerde Kerk tijdelijk aan werk kunnen worden geholpen.

Aquarel van hoogaarzen, terugkerend van de visserij.
Aquarel van hoogaarzen, terugkerend van de visserij.