1886

Op 1 april neemt meester Kwekkeboom wegens ziekte ontslag als hoofd van de gemeenteschool. Vanaf 1842 was hij schoolmeester te Arnemuiden. Zijn verdiensten voor Arnemuiden tijdens de bewogen jaren van de 19e eeuw zijn groot en vele geweest. Zeer groot is de invloed geweest, door Kwekkeboom op zijn medeburgers uitgeoefend. Volgens een tijdgenoot was hij aller raadsman en vriend en heeft zelden iemand in Arnemuiden in zó hoge mate de algemene volksgunst genoten. Dit blijkt vooral bij oud en jong als de eens zo krachtige en opgewekte man ziekelijk wordt en daarom ontslag moet nemen.

De burgemeester stelt voor het hoofd van de openbare school te Kleverskerke Jacobus Buijs een overplaatsing naar de school te Arnemuiden aan te bieden, omdat ‘dit hoofd, zoals de leden wel zullen moeten erkennen, een uitstekend onderwijzer is die al zijn krachten opoffert ten dienste van het onderwijs’.
De gemeenteraad besluit met eenparige stemmen per 1 oktober de heer Buijs uit Kleverskerke te benoemen tot opvolger van meester Kwekkeboom. Buijs zal tot zijn overlijden in 1901 in functie blijven.

In augustus besluit de gemeenteraad een nieuwe onderwijzerswoning te bouwen naast het schoolgebouw aan het Schuttershof, dit met het oog op de bouwvallige toestand van de tegenwoordige woning aan de Noordstraat. Om de oude onderwijzerswoning in behoorlijke staat te brengen zou minstens ƒ 1.500 nodig zijn; nieuwbouw daarentegen kost slechts ƒ 3.400. De bouw van de nieuwe onderwijzerswoning wordt gegund aan aannemer H.P. van de Ree uit Middelburg voor ƒ 3.370.

De heer Gobets, koper van de torenklokken, biedt voor de in de toren nog aanwezige ijzeren trommel van het speelwerk ƒ 50. De waarde van de trommel was door de smid J.P. German geschat op ƒ 15. Heeft de gemeenteraad enige spijt van de verkoop van de historische klokken van Arnemuiden? Dat zou afgeleid kunnen worden uit de wat korzelige vermelding in de raadsnotulen van 19 januari: ‘De meeste leden vooralsnog ongenegen zijnde deze trommel te verkopen, wordt verder hierover niet meer gehandeld’. Echter, tijdens de raadsvergadering van 11 mei wordt besloten de trommel van het voormalige klokkenspel toch te verkopen aan de heer Gobets, nu voor ƒ 100.

Op aanbeveling van Gedeputeerde Staten (!) heeft het gemeentebestuur door de beeldhouwer Den Hollander uit Middelburg afdrukken in gips laten vervaardigen ‘van de afbeeldingen eertijds voorkomende op de onlangs verkochte torenklokken’. De kosten hiervan bedragen ƒ 36,50. Van deze afdrukken, die in viervoud zijn gemaakt, is een stel gedeponeerd in het gemeentearchief, terwijl aan het Rijksmuseum te ‘s-Gravenhage en het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen te Middelburg ieder een stel is toegezonden. Het vierde stel wordt aan architect Kuiler gegeven als dank voor zijn bemoeienissen bij de verkoop van het cariljon.

In september besluit de gemeenteraad het torenuurwerk en de houten maanbol in orde te laten brengen. De heer J. Holthuijzen uit Middelburg krijgt opdrachtr het uurwerk met bijlevering van alle materialen met uizondering van touwen en gewichten te reviseren voor ƒ 300.

De verbouwde toren met balustrade.
De verbouwde toren met balustrade.

De toren is een aanhoudende zorg, want in de raadsvergadering van oktober deelt de voorzitter mee dat de grote torenklok, hoewel zij goed kan worden geluid, toch een te zware gang heeft om op den duur door één man in beweging te worden gehouden. Hij schrijft dit toe aan het gemis ‘van een wiel zoals bij de andere klok’.
In verband met de gebreken aan de torenspits wordt architect Kuiler opgedragen een tekening met begroting te maken voor het reviseren van de toren. De kosten hiervan worden begroot op ƒ 1.479,25. Op 2 april wordt aanbesteed het aanbrengen van een balustrade met koepel op de toren. Hierop wordt de vorige torenspits weer aangebracht. Het werk wordt gegund aan timmerman J.K. Crucq voor ƒ 1.520. Eerst was de spits namelijk rechtstreeks op de toren geplaatst. De werkzaamheden beginnen op 16 juni en zijn voltooid op 13 september.

Het overzetveer over het Arnekanaal wordt opnieuw voor zeven jaar verpacht aan de weduwe Neeltje Giffard-Molhoek, nu gehuwd met A. de Munck, voor ƒ 400 per jaar.

Wegens ‘de tegenwoordige overvloed van onderwijzers’ besluit de gemeenteraad in januari de jaarwedde voor hoofd van de gemeenteschool te verlagen van ƒ 1.000 naar ƒ 800 en voor onderwijzer van ƒ 600 naar ƒ 450. De derde onderwijzer van de school W. Langebeeke neemt ontslag per 1 maart. In zijn plaats wordt benoemd W.C. van de Ree. De schoolopziener dringt bij het gemeentebestuur aan op uitbreiding van het personeel aan de school. De gemeenteraad voelt hier niets voor en is van oordeel dat hieraan geen behoefte is als de kinderen over vier lokalen gelijkelijk verdeeld worden, ‘terwijl zij verwacht dat de heer Buijs bij zijn komst in Arnemuiden de schoolzaken op geheel andere wijze dan sedert lang heeft plaatsgevonden, zal regelen’.
Tot onderwijzeres aan de Christelijke bewaarschool wordt benoemd mej. Wegeling uit Oostburg. Zij gaat over enkele jaren over tot de ‘Dolerende Gemeente’ en zet het onderwijs met ingang van 1 april 1889 dan voort in de hulpkerk.

Op 31 januari overlijdt de heer J.O. Luteijn, de scheepsreder uit Middelburg, die in 1861 de visdrogerij en -rokerij in het Christiaanpoldertje stichtte. Door zijn overlijden vervalt het erfpachtcontract voor de visdrogerij. De broer van Luteijn vraagt de ondergrond te mogen kopen voor ƒ 600. De gemeenteraad overweegt dat ‘deze inrichting des winters wanneer er sardijn wordt gerookt, aan vele armen in de gemeente werk verschaft, en voorts dat de geboden som van ƒ 600 voor een oppervlakte van 17 a. en 80 ca. (1780 m2) zeer hoog is’. Het verzoek wordt dan ook graag ingewilligd.

Op 24 april overlijdt ook als gevolg van een gevatte kou bij het turftellen aan de kade de in Arnemuiden welbekende Paulus Joosse. Hij was sedert 1858 organist in de Hervormde Kerk (in dat jaar volgde hij zijn vader Frans Joosse als organist op). Ook was hij sedert vele jaren gemeentebode, lijkdienaar, deurwaarder voor de plaatselijke belastingen, keurmeester van vlees en spek, meter en turfteller en schatter van de lo- caliteiten waarin de kleinhandel voor sterke drank wordt uitgeoefend. Als organist van de Hervormde Kerk wordt hij opgevolgd door Theodorus Odding. Deze blijft organist tot 1910.
Tot gemeentebode wordt benoemd Hubrecht Kraamer, tot keurmeester Johannis Dronkers (de gemeenteveldwachter), tot gemeentelijk lijkdienaar Pieter Johannis Kraamer en tot meter en turfteller Hendrik Kasteleijn.

Dit jaar heerst er grote bedrijvigheid op de scheepswerf van Meerman. Gebouwd worden nieuwe roeiboten voor schipper P. Hazewindus, schipper J.J. Steketee te Middelburg en schipper A. de Beer te Hoofdplaat en nieuwe hoogaarzen voor schipper T. de Graaf te Clinge, schipper J.F. de Haan te Bergen op Zoom, schipper A. Verschuure te Yerseke en schipper J. van Ertevelde te Clinge.

Wat betreft de visserij kan vermeld worden, dat de Arnemuidse vissersvloot dit jaar 39 schuiten telt, die van Vlissingen 9 en van Veere 3. Over het algemeen is de garnalenvisserij thans erg wisselvallig, hoewel niet direct ongunstig. De prijzen zijn begin dit jaar zeer goed. Een Arnemuidse visser, die in één getij 7 manden garnalen vangt en naar Londen zendt, maakt ƒ 15 per mand. Dit is evenwel een uitzondering, want de prijzen dalen spoedig en blijven vrij laag.
De vissersvloot van Arnemuiden, Vlissingen en Breskens vangt dit jaar op de Westerschelde bij elkaar cirka 800.000 kg garnalen. De hoogste prijs per mand van ƒ 4 wordt maar zelden bedongen. Daarentegen zijn in het begin van 1886 de sprot- of schardijnvangsten buitengewoon groot. In twee getijden heeft men een schip vol.
Deze visserij brengt voor de vissers veel geld op. De schardijn wordt naar de rokerijen te Arnemuiden en te Vlaardingen verzonden. Voor een garnalenmand vol schardijn wordt ƒ 1,50 betaald. Er zijn vissers die door de schardijnvangst het voor hun doen onvoorstelbaar hoge bedrag van ƒ 140 per week verdienen.

In de Hervormde Kerk wordt dit jaar ds. Gobius du Sart uit Nieuw- en Sint Joosland consulent. Hij schrijft de notulen in een bijna onleesbaar handschrift. Beroepen worden uitgebracht op ds. Bootsma te Lunteren en ds. Fortuin te Barendrecht. Na vele vruchteloze pogingen gelukt het dit jaar eindelijk de vacatures in de kerkenraad te vervullen: B. Jobse wordt ouderling en P. Kousemaker wordt diaken.

De diaconie van de Hervormde Kerk bezat tot 1886 - volgens de aantekeningen van Adriaan Joosse - twee armeninrichtingen ‘tot inwoning van behoeftigen’. De ene stond in de Nieuwstraat. Deze armeninrichting wordt in februari 1886 verkocht aan Johannis Buijs, de smid, voor ƒ 80 om te worden afgebroken en om op die plaats een woonhuis te zetten. De andere armeninrichting stond op de hoek van de Noordstraat en de Lionstraat. Dit gebouw diende eertijds tot school en was voor dat doel nog ongeschikter dan voor armeninrichting. Het wordt in 1887 herbouwd. Besloten wordt met de opbrengst van het oude armhuis aan de Nieuwstraat het andere armhuis op de hoek Noordstraat/Lionstraat te renoveren. Om het ontbrekende bedrag bijeen te krijgen gaat de kerkenraad met een lijst in de gemeente rond.
In oktober verzoekt de boekhouder van de diaconale kas, de heer P. Kwekkeboom, ontslag per 1 januari 1887, dit met het oog op zijn gezondheid. Hem wordt op de meest eervolle wijze ontslag verleend. De diakenen Buijs en Kousemaker worden tot administrateurs van de diaconie aangewezen tegen een vergoeding van ƒ 5 per jaar.

Aan de kaai te Veere.
Aan de kaai te Veere.