1880

Arnemuiden telt in 1880 1787 inwoners (ter vergelijking: in 1830 1238, in 1840 1369, in 1850 1324, in 1860 1540, in 1870 1675). Dit jaar worden 75 kinderen geboren. Er overlijden 59 inwoners, waarvan 40 kinderen in hun 1e levensjaar (!).

Een historieschrijver tekent van de tijd rond 1880 aan, dat men vanwege de armoede dikwijls geen huisarts ter plaatse voldoende inkomsten kon bieden. De vissersbevolking behielp zich dan veelal met zelf gewonnen pijlstaartolie voor kneuzingen en huismiddeltjes. Ook in 1880 gelukt het niet om een huisarts aan te trekken. Een begin dit jaar geinteresseerde trekt zich uiteindelijk toch terug.

De Inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht bezoekt in april de school aan de Lionstraat. Hij deelt de burgemeester mee dat de beide schoollokalen veel te beperkt zijn om zoveel leerlingen te huisvesten. Onlangs zijn zelfs kinderen afgewezen wegens gebrek aan plaatsruimte. Dit is voor de gemeenteraad aanleiding te besluiten de beide schoollokalen te vergroten. Aannemer Crucq wordt gevraagd een bestek en begroting te maken. Er wordt al een geldlening aangegaan van ƒ 1.700. Echter, de districts- en de arrondissements-schoolopzieners keuren - na een bezoek aan het schoolgebouw - dit plan niet goed. Door de beperkte ruimte van het terrein en de toestand van het huidige gebouw zal er nimmer iets goeds van te maken zijn. Zeker wanneer ook de voorschriften van de nieuwe Wet op het Lager Onderwijs in acht worden genomen. Zij dringen sterk aan op de bouw van een nieuwe school. De gemeenteraad besluit, ‘daar het onderwerp van grote omvang en veel gewicht is’, een beslissing naar 1881 te verschuiven.

Aannemer J.K. Crucq wil een gedeelte van de noordelijke (binnen)dijk van de Molenpolder over een lengte van 60 meter en een oppervlakte van 895 m2 kopen om dit door afgraving geschikt te maken voor woningbouw. Het gaat hier dus om de dijk tussen de molen en café Spoorzicht. Op deze dijk liep van oudsher een openbaar voetpad, deel uitmakend van het Arnemuidse voetpad naar Middelburg. Besloten wordt dit voetpad aan de publieke bestemming te onttrekken in verband met de aanleg van de beneden de dijk lopende grintweg en omdat er door het publiek bijna geen gebruik meer van wordt gemaakt. Dit voetpad liep over de keetdijk tot aan het overzetveer. Gedeputeerde Staten verbinden echter zulke voorwaarden aan de onttrekking aan de publieke bestemming van het pad dat aannemer Crucq afziet van aankoop en bebouwing van de keetdijk.

De afvalverwijdering geeft ook dit jaar weer problemen. De burgemeester deelt de raad mee dat op de ’algemene verzamelplaats’ een aanzienlijke hoeveelheid compost aanwezig is en stelt voor deze te verkopen. Dit levert nog ƒ 192 op. Zodra de mestspecie is weggevoerd, wordt de mestput opgevoerd, de onderste laag met grond van het dijkje, lopend van de wal naar het schorretje, met daarop plaatzand.

De hulponderwijzer van de openbare school J.C. Cornelis neemt ontslag wegens een benoeming te Vlissingen. Benoemd wordt J. de Meijer uit Nieuwvliet. Ook wordt besloten een hulponderwijzeres met de akte voor nuttige handwerken voor meisjes aan te stellen. Uit een provinciaal fonds wordt aan de leerlingen die gedurende 1879 ‘het minst de school hebben verzuimd’ een beloning in geld uitgereikt.

Aardig om te vermelden is dat in de Algemene politieverordening een bepaling wordt opgenomen ‘met het oog op het niet laten lopen van hoenders en eenden op de gemeentelijke mestput, die de zijkanten van de opgezette klampen telkens wegtrekken en waarover de karreman Van de Broeke gedurig klaagt’.
Ook wordt een verbod opgenomen voor het laten dekken of bespringen van paarden of ander vee op publieke plaatsen ‘bij welke gelegenheid zich altijd een aantal kinderen bevindt op wier gemoed dit niet anders dan onzedelijke indrukken kan teweegbrengen’.

Vorig jaar is besloten om, samen met de heren Radermacher Schorer van Nieuwerkerke en Tak van Poortvliet, een verbintenis aan te gaan met de Polder Walcheren voor de uitwatering van het gedeelte van de Arnemuidse haven in die polder. Inmiddels is door beide heren op eigen kosten al een begin gemaakt met het werk, maar ‘het stuit af op sommige ondiepe plaatsen in de waterleiding langs de spoorweg en op de sedert lang in verval verkerende duiker of sluis in de Veerse dijk, die in onderhoud is bij de gemeente’. Besloten wordt een bijdrage in de totale kosten (ƒ 300) te verlenen van ƒ 75.
Jhr. Radermacher Schorer geeft als grondeigenaar de gemeente ook toestemming tot het leggen van een voetpad langs ‘de parallelweg gelegen tussen de Veerse dijk en de dijk tussen de Clasina- en Houwerpolder’. De gemeente neemt de kosten van aanleg en het in goede staat houden van dit voetpad voor haar rekening, alsook de verplaatsing van het hek op de overweg ‘opdat in verband met de te verplaatsen afrastering tussen de houwer- en havendijken een onafgebroken afsluiting van de spoorweg worde verkregen’.

De garnalenvisserij laat dit jaar veel te wensen over. De prijs voor de naar Engeland uitgevoerde garnalen is slecht. De vissers die in de Westerschelde vissen verzenden hun vangst hoofdzakelijk naar Frankrijk en België.
De Arnemuidse vloot bestaat dit jaar uit 28, die van Vlissingen uit 5 en die van Veere uit 2 schuiten.

In de werfboeken van de scheepswerf van Meerman wordt dit jaar melding gemaakt van slechts enkele gebouwde schuiten. In maart komt de nieuwgebouwde hoogaars voor schipper Praat uit Clinge gereed, in augustus wordt begonnen met de bouw van een nieuwe hoogaars voor schipper S. de Graaf uit Nieuw Namen (gereed in december) en in oktober wordt begonnen met de bouw van een nieuwe roeiboot voor de dijkopzichter S. Blok van Cadzand (gereed in december).

In de Hervormde Kerk wordt ook 1880 gekenmerkt door aanhoudende wanverhoudingen tussen de kerkenraad en de kerkvoogdij enerzijds en de consulent en het classicaal bestuur anderzijds. Dit jaar worden achtereenvolgens beroepen uitgebracht op ds. C. Ynsonides te Noordeloos, ds. H.H. Veder te Valkenburg (ZH), ds. H. Groenevelt te Waarder en ds. J.A. van Boven te Bleskensgraaf.

In februari berispt het classicaal bestuur de kerkenraad wegens het houden van een godsdienstoefening door de wegens wangedrag afgezette predikant van een christelijke gereformeerde gemeente, de heer Kreulen. De kerkenraad bericht het classicaal bestuur dat niet de kerkenraad maar de kerkvoogdij deze predikant heeft uitgenodigd en derhalve aansprakelijk is. Hierop volgt een brief van het classicaal bestuur van Middelburg van 8 april met een ernstige bestraffing van de kerkenraad over zijn handelwijze, ‘waarbij bepaaldelijk de ouderlingen S.Koets en J.L.de Troye, die tevens kerkvoogden zijn, hadden meegewerkt om de schuld van hetgeen zij inzake het laten prediken van de afgezette predikant Kreulen hadden gedaan van zich als ouderling af te werpen om die weder op zich zelve als kerkvoogden te laden’. Het zich niet verzetten van de kerkenraad wordt door het classicaal bestuur als een zwijgende goedkeuring gezien. De kerkenraad neemt deze brief voor kennisgeving aan.

In de beroepbrief bij het uitbrengen van een beroep wordt tot nu toe niet gesteld dat het beroep plaats vindt met vrij gebruik van pastorie en tuin. De consulent betoogt dat het daardoor nauwelijks zal lukken om een predikant te krijgen. Hij voert ook aan dat het classicaal bestuur zal weigeren de ligger voor het predikantstraktement goed te keuren zolang deze bepaling niet in de beroepbrief wordt opgenomen.
Inderdaad komt er spoedig een brief van het classicaal bestuur waarin de kerkenaad verplicht wordt de ligger aan te vullen met deze bepaling. Gebeurt dit niet, dan zal nimmer door het classicaal bestuur goedkeuring bij aanneming van een beroep door een predikant plaatsvinden. De kerkenaad is van mening dat opneming van deze bepaling niet door haar kan geschieden, maar dat dit een zaak is van de kerkvoogdij.

Op 3 mei komen de kerkvisitatoren van de ring Middelburg op bezoek bij de kerkenraad. Tijdens dit bezoek moet de kerkenraad op vele punten kritiek van de visitatoren  en van de consulent aanhoren. De consulent begint de vergadering door mee te delen dat sinds 1988 geen catechisaties meer gehouden zijn in verband met de weigering van de consistorie door de kerkvoogdij. De beide visitatoren wijzen er op dat de kerkvoogden slechts beheerders van de kerkelijke gebouwen zijn en geen eigenaars. De kerkenraad zwicht echter niet.
Gevraagd wordt naar het trouwboek. Tot verwondering van de visitatoren wordt meegedeeld dat te Arnemuiden geen kerkelijke huwelijksinzegeningen plaats hebben (!). Inderdaad bleek mij uit het Trouwboek dat er tussen 1849 en 1890 slechts zeven huwelijksbevestigingen plaats vonden, waarvan slechts een in de zeventiger jaren.

Het blijkt uit de bespreking dat het bezoek van de godsdienstoefeningen bij de orthodox geachte ringpredikanten vrij goed is, maar bij de niet-orthodoxe ringpredikanten uiterst gering. De visitatoren en de consulent uiten kritiek, dat het gezet gebruik van het Heilig Avondmaal te wensen overlaat en dat het aantal avondmaalgangers gering is. Ook bekritiseert men dat de belangstelling voor christelijke instellingen als bijbel- en zendingsgenootschappen niet merkbaar is. De visitatoren vinden dat de zondagsviering veel te wensen overlaat. Ze wijzen er op dat er naast de consulent geen wettig bevoegde godsdienstonderwijzer bij de gemeente werkzaam is. Ook vinden zij het onjuist dat geen jeugdigen en meer gevorderden in het afgelopen jaar bij de consulent godsdienstonderwijs genoten.
Tijdens de volgende kerkenraadsvergadering besluit de kerkenraad een nieuwe ‘ligger’ voor het predikantstraktement vast te stellen. Het traktement wordt bepaald op ƒ 912, verhoogd met een toelage voor kleding van ƒ 53 en vrij gebruik van pastorie en tuin. In deze vergadering bedankt J.L. de Troye als ouderling ‘wegens zeer gewichtige redenen’.

Er worden in oktober twintig  nieuwe lidmaten bevestigd. Deze hebben in Vlissingen catechisatieonderwijs gevolgd, omdat de kerkvoogdij nog steeds weigert de consistorie voor dit doel aan de consulent beschikbaar te stellen. Uit de eindafrekening van de diaconie van boekhouder P. Kwekkeboom over 1879 blijkt, dat er een batig saldo is van ƒ 272,26. Uit de jaarrekening van de kerkvoogdij blijkt over dit jaar een batig saldo van ƒ 796,90.