1872

Op 1 maart komt het spoorlijngedeelte Goes-Middelburg gereed. Het passeren van de stoomtrein wordt nu een vertrouwd beeld voor de Arnemuidse bevolking. De bekende historieschrijver F. Nagtglas meldt na zijn bezoek aan Arnemuiden in 1882 ‘dat de stoomtrein juist dreunend, hijgend en ratelend het station verliet, een grote rookpluim achterlatend’. Vanaf nu reizen dagelijks visleurders en visleursters met de trein naar Middelburg, Zuid- Beveland en Noord Brabant.

Dit jaar komt ook het stationsgebouw gereed. Het gemeentebestuur heeft zich steeds beijverd voor een station in Arnemuiden. Gemeenten, die over een goede spoorverbinding beschikken, gaan er doorgaans economisch op vooruit, zo oordeelde men. Het stationsgebouw, bestaande uit een wachtruimte, vestibule, bureau en bovenwoning, komt wat architectuur betreft overeen met de stations te Kapelle-Biezelinge en Kruiningen-Yerseke. Het heeft ondanks moderniseringen sindsdien weinig uiterlijke veranderingen ondergaan.

Tot nu toe lag in de Middelburgse Polder het zgn. stadsveer naar Arnemuiden. Het laatste veerhuis te Nieuwland was de (nu nog bestaande) herberg De Roode Leeuw. Het veer Arnemuiden-Nieuwland werd verpacht aan de weduwe G. Menheere tot er in verband met de spoorwegwerken en de aanleg van wegen in 1871/1872 geen behoefte meer aan bestaat. In 1872 zet de weduwe Menheere het veer nog tijdelijk voort. Ze hoeft hier nu geen pacht meer voor te betalen. Maar bijna iedereen maakt gebruik van ‘de aangelegde dammen’ in het voormalige vaarwater bij Nieuwland en bij Arnemuiden, zodat er dikwijls dagen voorkomen waarop ze geen cent ontvangt. In de raadsvergadering van 5 juli wordt dan ook besloten het veer op Nieuwland als gevolg van de aanleg van de grintweg geheel op te heffen.

Visleursters uit Arnemuiden wachtend op de stoomtrein
Visleursters uit Arnemuiden wachtend op de stoomtrein.

In 1872 krijgt de gemeente vergunning voor het onderhouden van een overzetveer over het Arnekanaal. In de raadsvergadering van 26 maart wordt op voorstel van burgemeester Crucq besloten tot het instellen van dit overzetveer. Dit met het oog op de grote vorderingen van de kanalisering van de oude Arne, waarvan de voltooiing vóór eind 1872 zal plaatsvinden. Het veer zal komen ‘bij de doorsnijding van de grintweg, leidende uit deze gemeente door het Arnekanaal naar de zaagmolens, de hofstede van de weduwe J.K. Crucq en het Arnemuidse voetpad naar Middelburg’.

Voor het overzetveer worden de volgende tarieven vastgesteld: voor 1 persoon 1 cent; voor een kalf, een mager varken, een schaap, bok of geit 1 cent; voor een vet varken 3 cent; per 30 kg pakgoederen 1 cent. Dit veer wordt tot 1953 bediend, de laatste jaren door B. de Groot uit Middelburg tegen betaling van ƒ 182 pacht. De gemeenteraad besluit op 30 augustus 1955 tot opheffing van het veer en op 29 november 1955 tot verkoop van de veerboot voor ƒ 150 aan Salomon de Nooijer, wonend op de hofstee aan de overzijde van het kanaal.

 Het voormalige veerhuis, later herberg
 Het voormalige veerhuis, later herberg "De Roode Leeuw" te Nieuwland.

Uit de opbrengst van de verkoop van de grond voor de te maken grintweg naar de rijksweg aan het rijk wordt bij het overzetveer een veerhuis gebouwd en een veerboot aangeschaft, tezamen voor ƒ 1.729,50. De door de scheepswerf van Adriaan Meerman gemaakte veerboot kost ƒ 165.

In 1872 wordt het in 1818 gebouwde sas bij Arnemuiden opgeruimd. Dit sas werd onderhouden door de gemeente Arnemuiden, de Sociëteit van de zaagmolens te Nieuwland en de polderbesturen van Nieuw- en Sint Joosland.

De garnalenvisserij is dit jaar niet gunstig. Er wordt weinig gevangen en wat gevangen wordt is klein van stuk. Arnemuiden telt dit jaar 38 hoogaarzen voor de garnalenvisserij, alle in eigendom van de schipper. Veelal zijn de eigenaars zwaar belast met hypotheken van de werfbaas of schulden bij de bakker of een andere leverancier. De schippers zijn meestal met handen en voeten gebonden. De vissers zijn sinds enkele jaren uitgeweken naar Vlissingen of Veere. In Vlissingen kunnen de platbodemhoogaarzen afmeren in de bij laag water geheel droogvallende Vissershaven. Een aantal vissersgezinnen gaat te Vlissingen wonen. Vlissingen is omstreeks deze tijd een verarmde stad, met veel oude woningen en volksbuurten, waar de huren laag zijn. Er vinden veel samenwoningen plaats in grote herenhuizen, waar soms wel vier gezinnen huizen.

Uitgeweken naar Vlissingen: de hoogaarzen liggen in rijen in de vissershaven.
Uitgeweken naar Vlissingen. De hoogaarzen liggen in rijen in de vissershaven.

Op de scheepswerf van Meerman worden dit jaar gebouwd: een nieuwe roeiboot voor de opzichter van ’s Rijkswaterstaat om te gebruiken in het kanaal te Vlissingen, een nieuwe hoogaars voor de heer De Vriend, dijkbaas van Cadzand, met op de achtersteven met grote letters geschilderd ’’Rijkswaterstaat’, een nieuwe hoogaars voor schipper Lieven van Belzen Jzn. te Arnemuiden en een nieuwe hoogaars voor schipper Verkamp te Brouwershaven. Scheepsmaker Adriaan Meerman van de werf verzoekt het gemeentebestuur dit jaar om 35 m2 gemeentegrond in erfpacht te mogen krijgen voor de vergroting van zijn scheepstimmerwerkplaats.

Wethouder A. Boogert bedankt als lid van de gemeenteraad. Hij wordt hartelijk dank gezegd voor de vele diensten gedurende een bijna 20-jarige zittingsperiode voor de gemeente verricht. Tot nieuw raadslid wordt gekozen Adriaan Kodde. In de wethoudersvacature wordt gekozen Pieter van Vlaanderen.

A. Boogert en P. van Vlaanderen
3e van rechts de scheidende wethouder A. Boogert en 2e van rechts z'n opvolger P. van Vlaanderen.

De hulponderwijzer W. Albregts verzoekt ontslag wegens benoeming aan de school te Kapelle. Het gelukt na herhaalde oproepen niet een opvolger te benoemen. In verband daarmee wordt de jaarwedde verhoogd van ƒ 300 naar ƒ 350. In november kan worden benoemd tot hulponderwijzer Z. Bouwens uit Domburg.

Marinus Hoogerheide neemt ontslag als turftonder, koolmeter en houtteller. Tot turftonder en koolmeter wordt benoemd Frans Crucq en tot houtteller Cornelis Kraamer.

De Minister van Binnenlandse Zaken geeft het gemeentebestuur toestemming dat de lossteigers, die tijdelijk buiten de afsluitdam van de haven gemaakt zijn, bij de voltooiing van de werken naar de blijvende haven verplaatst worden. Ook mag de beschoeiing langs de losplaats voor vracht- en beurtschepen door een nieuwe worden vervangen.

Met de landbouwer Johannis Crucq zal worden gesproken over het weghalen van de beer uit de gemeente, ’omdat er alsnog tengevolge van de afdamming van de haven niet kan worden overgegaan tot de verpachting daarvan’. Crucq woont op de hofstede tegenover het veerhuis.

De weidepercelen rond de bebouwde kom (ter weerszijden van het Schuttershof en langs de Zuidwal) worden verpacht aan de landbouwers Simon Koets en Jan Louis de Troye: de Oostwal, het Schuttershof met de Zuidwal en het dijkje naar het Schorretje aan De Troye; de Schuttershofweide en de daar tegen liggende dijk aan Simon Koets.

Voor de omlegging van het voetpad naar de begraafplaats en voor het verbreden van het straatje ‘lopend van de hoofdpoort naar de Westwal’ (op de hoek Westdijkstraat/Nieuwstraat) worden 10 olmenbomen gerooid. Dit olmenhout wordt steeds duur verkocht. O.a. voor de bouw van de hoogaarzen op de scheepswerf van Meerman wordt veel olmenhout gebruikt.

In september besluit de gemeenteraad het Burgerlijk Armbestuur op te heffen. Dit was in 1868 op voorstel van de toenmalige burgemeester Schorer tot stand gekomen, volgens burgemeester Crucq ‘om reden dat Z.E. geen de minste kennis droeg van de arme toestand in deze gemeente en hij bovendien niet in de gemeente woonde en de Armenwet met zijn restitutiestelsel destijds vele werkzaamheden mede bracht’. Overwogen wordt dat de Armenwet nu sedert 1871 zodanig is gewijzigd, dat het hele restitutiestelsel is vervallen. Daardoor zijn de bemoeiingen van het Armbestuur zeer gering geworden. Het is niet meer noodzakelijk de armenzorg aan een bijzonder bestuur op te dragen. Wel wordt erkend dat het Armbestuur zich altijd goed van zijn taak heeft gekweten. Ook merkt de burgemeester op dat ‘wanneer het Armbestuur is opgeheven, door behoeftigen niet zo spoedig ondersteuning zal worden gevraagd aan het gemeentebestuur dan thans het geval is bij het Armbestuur’ (!).

Burgemeester Crucq nodigde in 1871 de heer H.M. Kesteloo, secretaris van de gemeenten Domburg en Aagtekerke, uit zich te belasten met ‘de rangschikking en beschrijving van het oud-archief van Arnemuiden’. Kesteloo maakt van deze gelegenheid gebruik om aantekeningen te maken van alles, wat hem voor de kennis van de geschiedenis van Arnemuiden interessant voorkomt. De raadsnotulen van 19 april vermelden hierover:

Hierop legt de voorzitter de vergadering over een geheel nieuwe beschrijving van het oud archief der gemeente. Het archief, waarvan de bestaande inventarissen zeer onvolledig zijn, is in de loop van 1871 door de heer Kesteloo, secretaris van Domburg en lid van het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen, daartoe door de burgemeester uitgenodigd, geheel opnieuw beschreven en geregeld, zodat de gemeente zich kan verheugen thans in het bezit te zijn van een zeer nette en breedvoerige beschrijving van het oud archief, waarvoor de bewerker alle lof toekomt. Als een bewijs van erkentelijkheid voor deze beschrijving acht de voorzitter het zijn plicht de raad voor te stellen om de heer Kesteloo  het een of ander ten geschenke aan te bieden.

H.M. Kesteloo
Geschiedschrijver H.M. Kesteloo.