1870

In dit zo belangrijke jaar in de historie van Arnemuiden (algemeen wordt zelfs gesproken over ‘vóór de spoorwegen’ en ‘na de spoorwegen’) wordt het open water tussen de eilanden Walcheren en Zuid-Beveland door de Sloedam afgesloten. De aanvoer van materialen voor de aanleg van de Sloedam wordt ook door de vissersschepen verzorgd. Over de Sloedam wordt de spoorbaan tussen Vlissingen en Bergen op Zoom aangelegd. Arnemuiden krijgt een spoorwegstation en wordt ook daardoor ontsloten. Voortaan behoeft men niet meer te voet via het Arnemuidse voetpad naar Middelburg te lopen of met het overzetveer naar het Goese land.

Te voet gaan de visleursters naar Middelburg over het veertje en het voetpad met de vele bruggetjes.
Te voet gaan de visleursters naar Middelburg over het veertje en het voetpad met de vele bruggetjes.

In deze jaren wordt het kanaal door Walcheren gegraven. Ook het Arnekanaal wordt aangelegd door de loop van de oude, bochtige Arne. Het vaarwater vóór Arnemuiden wordt afgedamd door de aanleg van de zogenaamde grintweg naar de rijksweg Middelburg-Goes. Ook de Arnemuidse vissersvloot moet daardoor uitwijken naar Vlissingen en Veere. Als gevolg van al deze grote werken ondergaat Arnemuiden een ware gedaanteverwisseling. Het kleine stadje, gelegen tussen de wallen, de vesten en het overblijfsel van de vroegere rede, verandert aanzienlijk door de aanleg van de spoorbaan, het kanaal en de dam in het voormalige vaarwater. De gebeurtenissen in de periode tussen 1865 en 1875 staan geheel in het teken van deze, voor Arnemuiden zo ingrijpende ontwikkelingen.

Dit jaar breekt de Frans-Duitse oorlog uit en vindt de mobilisatie in ons land plaats. Dit heeft echter geen vertragende invloed op de grootscheepse kanaal- en spoorwegwerken nabij Arnemuiden.

Het gemeentebestuur wordt in 1870 gevormd door de 36-jarige burgemeester Jhr. mr. J.W.M. Schorer. Op 24-jarige leeftijd werd hij burgemeester van Nieuw- en Sint Joosland, in 1867 tevens van Arnemuiden. In 1871 wordt hij burgemeester van Middelburg en in 1879 Commissaris van de Koningin in Noord-Holland. In 1897 volgt zijn benoeming tot Vice-president van de Raad van State. Schorer staat alom in aanzien door zijn helder oordeel, grote werkkracht en beminnelijkheid. Wethouders zijn Antheunis Boogert en Joos van der Weele. De gemeenteraad bestaat verder uit de raadsleden Willem Baas, Gillis Kesteloo, Dingenis Kousemaker, Joos Mesu en Pieter van Vlaanderen. Gemeentesecretaris is Christiaan Johannis Crucq, die later vele jaren burgemeester van Arnemuiden is geweest. Ook zijn grootvader was lange tijd burgemeester van Arnemuiden.
In 1870 telt Arnemuiden 1675 inwoners. Het grote aantal van 92 kinderen wordt geboren. 81 inwoners overlijden, waarvan 57 kinderen in hun eerste levensjaar.

In de gemeenteraadsvergadering van 5 augustus wijdt burgemeester Schorer een kort woord aan het onverwachts overlijden van raadslid Gillis Kesteloo, ‘die gedurende vele jaren als een waardig lid dezer vergaderingen mocht werkzaam zijn en algemeen geacht was’. Als nieuw raadslid wordt toegelaten de 32-jarige Salomon van Eenennaam Louwzoon, bakker van beroep en wonend op de hoek Langstraat/Westdijkstraat. Bijna 50 jaar lang zal Salomon van Eenennaam een grote plaats in het gemeentebestuur innemen, eerst als raadslid en wethouder en daarna vele jaren als burgemeester.

Het overleden raadslid G. Kesteloo.
Het overleden raadslid G. Kesteloo (2e van links).

Het overleden raadslid G. Kesteloo was tevens commissaris van het Sint Jansgilde, het gilde van de arbeiders. De familie Kesteloo deponeert het Sint Jansgildeboek en het kassaldo van het gilde van ƒ 41,31 bij de gemeentesecretarie. Vergeefs wordt getracht een nieuwe commissaris te benoemen.

Het bewerken van de zeilen, het zgn. bolussen.
Het bewerken van de zeilen, het zogenaamde bolussen, in de haven van Vlissingen.

Als gevolg van de afsluiting van het Sloe wijken de vissers uit naar Veere en Vlissingen. Sommigen vissen bij voorkeur ‘aan de Veere-kant’ (de Roompot en de Oosterschelde), anderen hebben Vlissingen als vaste ligplaats en vissen in de monding van de Westerschelde. Dat hangt af van de visgronden waar men wil vissen. Veere heeft als voordeel dat men bij slecht weer altijd in de luwte kan blijven; in Vlissingen is het gelijk ‘holle zee’. Doorgaans vertrekken de vissers rond middernacht, afhankelijk van de eb. Te voet gaan ze naar Veere of naar Middelburg en van daar met de elektrische tram naar Vlissingen.

De afsluiting van het Sloe en het noodgedwongen vertrek van de vissersvloot heeft ook tot gevolg, dat in 1870 verscheidene Arnemuidse gezinnen naar Vlissingen verhuizen (waaronder b.v. de familie van Gerard Jasperse, schrijver van het boekje ‘Ter Garnalenvangst omstreeks 1920’). In Vlissingen blijven ze in de buurt van elkaar wonen. Ze vestigen zich daar rond de Pauw en de Beursstraat en in de nieuwe woonwijk achter het Prinsenbosje. Nog lange tijd behouden de Arnemuidse gezinnen daar hun eigen leefgewoonten en dragen ze de Arnemuidse klederdracht. Toch is het aantal vissersgezinnen dat Arnemuiden verlaat tot omstreeks 1920 gering. Zo verlaten in de periode tussen 1870 en 1900 slechts 5 gezinnen en 5 alleenstaanden Arnemuiden.

De garnalenvisserij levert dit jaar een redelijke tot goede verdienste op. De vissers verdienen wekelijks zo gemiddeld ƒ 20 à ƒ 25. Deze besomming moet dan wel door vijven gedeeld worden (1/5 deel voor het schip en 1/5 voor elk van de vier bemanningsleden). Voor het grootste gedeelte worden de garnalen uitgevoerd naar Engeland. De vangst is ruim en de prijzen variëren van ƒ 4 tot ƒ 6 per mand van 30 kilo. Er zijn dit jaar geen noemenswaardige schardijnvangsten, die voor een bijverdienste zorgen.

De Arnemuidse vissersvloot bestaat dit jaar uit 27 schuiten. De vloot van Vlissingen is nog zeer beperkt en telt slechts 3 schuitjes en die van Veere 1. Vanaf omstreeks 1870 beoefenen de Arnemuidse vissers steeds vaker uitsluitend de kustvisserij langs de Noordzeekust en op de Zeeuwse stromen. Deze kustvisserij wordt uitgeoefend op de kleine, platte, houten hoogaarzen en is vooral gericht op de garnalenvangst. Vanaf deze tijd dateert ook het garnalen koken aan boord. Naast garnalen is ook de bijvangst van schardijn, schol, bot, schar en tong van belang. Als er geen garnalen worden gevangen - deze trekken in de wintermaanden weg - zijn de vissers geheel van deze bijvangst afhankelijk. Tijdens de wintermaanden - als men niet kan uitvaren - houden de vissers zich bezig met het boeten en repareren van de netten, het zogenaamde ‘korren breien’. Ook vlechten ze in de wintermaanden de manden waar de garnalen in verzonden worden en bewerken ze de zeilen met olie om deze tegen het zoute water te beschermen, het zogenaamde ‘zeilen bolussen’. Ook worden de schuiten dan opgelegd voor het jaarlijks onderhoud.

Op de scheepswerf van Meerman worden dit jaar nieuwe hoogaarzen gebouwd voor schipper Lourens Troost uit Goedereede, schipper Blaas Blaasse uit Arnemuiden, de heer L. Pompe van Meerdervoort te Goes en schipper Johan van Beveren uit Brouwershaven.

De burgemeester deelt de gemeenteraad mee dat hij door Lieven van Belzen is gevraagd om het door hem bewoonde, aan de gemeente toebehorende huis, bekend onder de naam ‘de ziekenzaal’, aan hem te verkopen. Hij wil daarvoor ƒ 1.200 betalen. Het gaat hier om het gebouw van de voormalige stijfselfabriek in het Christiaanpoldertje (gelegen tussen de Zuidwal, de Nieuwlandseweg en het Schorretje). Dit gebouw was daarna in gebruik als aardappelbloemfabriek en calicotweverij en vervolgens als ziekeninrichting in tijd van besmettelijke ziekten, in de volksmond nu ‘de ziekenzaal’ genoemd. De gemeenteraad stemt er graag mee in om dit gebouw te verkopen. Er zouden binnenkort toch aanmerkelijke reparaties aan moeten plaatsvinden. Tegelijk wordt besloten om geen gebouw voor ziekenzaal meer aan te houden. Mocht er bij een heersende besmettelijke ziekte in de gemeente behoefte ontstaan aan een ziekenzaal, dan zal daarvoor de bovenzaal van het gemeentehuis worden gebruikt.

Ook besluit de gemeenteraad de jaarwedde van de gemeentegeneesheer, dokter Westfaal Quadekker, te verhogen van ƒ 60 tot ƒ 200, dit als gevolg van de gewijzigde Armenwet. Voortaan zullen alle armen, die ondersteuning genieten, gratis moeten worden geholpen door de gemeentearts. Uiteraard betreft het hier een nevenfunctie voor dokter Quadekker; daarnaast geniet hij zijn gewone inkomen.

De smid H. van de Putte krijgt opdracht het uur-, slag- en speelwerk van de toren te herstellen voor ƒ 170. Dit verkeert al geruime tijd in een zeer slechte toestand.

De gemeenteschool wordt ook dit jaar gediend door de bekwame hoofdonderwijzer Pieter Kwekkeboom en de hulponderwijzer A.J. de Veij. De school is gehuisvest in het gebouw van de latere Christelijke Bewaarschool aan de Lionstraat (het Leeuwertje). Kwekkeboom verzoekt ontslag uit zijn nevenfunctie van ’wijkmeester’. De hulponderwijzer van de school A.J. de Veij wordt in deze functie benoemd. Hij wordt aangesteld tot ambtenaar belast met het bijhouden van de bevolkingsregisters tegen een vergoeding van ƒ 20 per jaar. Hulponderwijzer De Vey doet overigens veel van zich spreken in de notulen van de gemeenteraad. Minstens eenmaal per jaar vraagt hij om opslag in verband met zijn - volgens hem - ‘karige bezoldiging’. Aanvankelijk wordt zijn vrouw toestemming gegeven de school buiten de schooluren te gebruiken voor het geven van onderwijs in naaien en breien onder ‘het genot van vrij licht en brand’.

De gemeenteraad besluit op 11 november de Arnemuidse ingezetenen gedurende de wintermaanden in de gelegenheid te stellen gratis lager onderwijs te volgen in het schoolgebouw. De avondnaai- en breischool van mevrouw De Veij moet dan maar wijken. De kerkvoogdij van de Hervormde Kerk zal worden gevraagd de consistoriekamer voor dit doel af te staan. Is men daartoe niet bereid, dan zal één van de kamers van het gemeentehuis worden afgezonderd. De gemeente zal zorgen voor de benodigde zitbanken.

Vermeldenswaard zijn nog de volgende bijzonderheden over het dagelijks leven. Dit jaar wordt tot lichtopsteker aangesteld Abraham Kraamer. J. van de Broeke is de ‘karreman’; hij haalt bij de huizen de vuilnis en de beer op. Molenaar is J.L. de Bruijne. Klokkenopwinder is H. van de Putte. Gemeenteopzichter tevens brandmeester is Jacob Crucq. In 1870 zijn in elk geval bakker: Adriaan Joosse onder aan de Markt, Jacob Crucq boven aan de Markt, Salomon van Eenennaam op de hoek Langstraat/Westdijkstraat en Hubrecht van Eenennaam in de Langstraat.

Ook is het vermelden waard dat de winter van 1870/1871 buitengewoon streng is. Het Sloe is zo overdekt met ijsschotsen, dat er geen vierkante meter vrij water te zien is.

Op 23 januari 1870 doet de 41-jarige ds. L. Kan de Beer intrede in de Hervormde Kerk. Geboren op 6 juli 1828 te Groningen, kandidaat in 1851, was hij hiervoor predikant in Hiaure vanaf 1852, waarna hij in 1862 met emeritaat ging. Vanaf 1868 was hij weer predikant te Vrouwenpolder. Hij blijft maar zeer kort te Arnemuiden. Want op 26 juni 1870 neemt hij al weer een beroep aan naar Scheveningen. Daarna dient hij nog de gemeenten Westmaas, Aagtekerke, Poederooyen, Hei- en Boeicop, voor de 2e maal Poederooyen, Herkingen en Goudriaan. Op 1 juli 1900 gaat hij met emeritaat. Hij is overleden op 5 december 1902.

Plattegrond van Arnemuiden en omgeving van 1866.
Plattegrond van Arnemuiden en omgeving van 1866.