1829

Het gemeentebestuur van Arnemuiden maakt deze jaren een wat uitgebluste indruk. Merkwaardig is het dat in een periode van zes maanden (24 oktober 1828 tot 28 april 1829) geen vergaderingen van de gemeenteraad worden gehouden.
Echte betrokkenheid van burgemeester Jhr. J.H. Schorer bij Arnemuiden blijkt niet uit de notulenboeken. Dit zal zeker versterkt zijn omdat Schorer niet in Arnemuiden woont, maar telkens vanaf zijn buitenplaats Arnestein onder Middelburg per koets heen en weer reist.

Op 20 februari overlijdt de heelmeester van de stad Johannis Jongejan. Er worden advertenties tot vervulling van de vacature geplaatst in de Middelburgse Courant en de Staatscourant. Er komen twee sollicitaties binnen, namelijk van Joseph Hendrik van Opdorp, heel- en vroedmeester binnen deze gemeente, en van Coenradus de Jongh, heelmeester te Bekerke. Met meerderheid van stemmen wordt De Jongh, die vroeger ook reeds werkzaam was in Arnemuiden, benoemd. Elk jaar voor de 15e januari zal hij verlenging aan de gemeenteraad moeten vragen. Echter, voordat dokter De Jongh zich in Arnemuiden vestigt, komt er bericht dat hij op de 28e april te Biggekerke is overleden. De burgemeester wordt gemachtigd om opnieuw naar een bekwaam heelmeester om te zien.

In juli komt er een brief binnen van een zekere Jan Oversluijs met de mededeling dat hij door de Provinciale Geneeskundige Commissie in Zeeland, na gedaan examen, op de 10e juli tot heel- en vroedmeester ten plattelande is bevorderd. Hij verzoekt om met de vacante plaats van heelmeester begunstigd te worden. Oversluijs, die later zal trouwen met een dochter van secretaris C.D. Baars, wordt benoemd.

Uit de jaarrekening van 1828 blijkt een gunstig saldo van ƒ 442,52 (inkomsten ƒ 2.594,70 en uitgaven ƒ 2.152,18).

Bij de stemming van leden namens de landelijke stand voor Provinciale Staten worden door de stemgerechtigden te Arnemuiden benoemd om als stemburo te dienen en bij de opening van de stembiljetten tegenwoordig te zijn de voormalige molenaar Adriaan Adriaanse, de timmermansbaas Jan Karei Crucq en de huidige molenaar Abraham Joosse.

Gedeputeerde Staten sturen in juli bericht dat Zijne Majesteit de Koning heeft voorgeschreven dat over het algemeen kleine gemeenten met naastbij gelegen grotere gemeenten gecombineerd dienen te worden. Zij achten het aannemelijk dat Cleverskerke met Arnemuiden wordt gecombineerd. Evenals enkele jaren geleden spreekt de gemeenteraad uit hiertegen geen bezwaar te hebben.

Met dokter Van Opdorp wordt als pachter van de Schuttershofweide, waarvan een gedeelte voor de aanleg van de nieuwe begraafplaats is afgenomen, een overeenkomst aangegaan. Hij krijgt een schadeloosstelling van ƒ 25 op de lopende pacht van dit jaar.

Wat de nieuwe begraafplaats betreft komt er dit jaar ook bericht van Gedeputeerde Staten dat gemeenten, waarvoor het omringen van de begraafplaatsen met palissaden of rasterwerk financieel te bezwaarlijk is, kunnen volstaan ‘met een sloot of een gracht om dezelve te doen graven en van een hegge te voorzien, welke van bekwame vastheid en hoogte zal moeten zijn’. De gemeenteraad wil van deze vergunning gebruik maken. In oktober wordt de nieuw aangelegde begraafplaats in de Schuttershofweide (nu gelegen aan de Clasinastraat) door de gemeenteraad bezichtigd en naar genoegen bevonden. Besloten wordt dat nog tot eind van dit jaar van het oude, rond de kerk gelegen oude kerkhof gebruik kan worden gemaakt. Ingaande januari 1830 zal alleen de nieuw aangelegde begraafplaats gebruikt worden. Aan de ingezetenen, die dit mochten verkiezen, wordt toegestaan daar op een af te palen plaats te laten begraven, mits het afpalen door hun wordt bekostigd. Een ieder die voor zich en zijn huisgezin zodanige plaats mocht verlangen, zal bij publicatie worden uitgenodigd om voor de 5e december zich hiervoor tot het gemeentebestuur te richten.

Bij de openbare verpachting van de stadseigendommen in oktober wordt besloten om de Keetdijk, die tot nu toe met het achter de zoutketen gelegen eiland in één perceel wordt verpacht, voortaan in twee percelen te verdelen. Vanaf nu worden deze percelen verpacht wat betreft de Keetdijk voor ƒ 80 en wat betreft het eilandje voor ƒ 31 per jaar. Hierdoor verkrijgt de stad een meeropbrengst van ƒ 61 in het jaar. De pacht van de Keetdijk en het eiland brengen thans slechts een pachtsom op van ƒ 60. Deze meeropbrengst dient tevens als compensatie voor het niet meer kunnen verpachten van het gedeelte van de Schuttershofweide ter grootte van 39 roeden en 24 ellen, dat is afgenomen voor de nieuw aangelegde begraafplaats.

De stadsgronden worden op de volgende wijze verpacht:

de Zuid- en Westwal en het Schuttershof aan Jan van der Weele, het Christiaanpoldertje met het ende dijk nevens de Zuidwal aan Johannis Schets, de Noord/West walle en de Noord/Oostwalle aan Lourens van Eenennaam, de Dokweide aan Adriaan Adriaanse, de Schuttershofweide aan Johannis Schets, het Molenweitje aan Jacobus Meerman, het Eilandje aan Jacobus Meerman, de Keetdijk aan Lourens van Eenennaam, het groot eiland aan Barend Jan Harthoorn, het kerkhof aan Pieter Zwigtman, de Singel aan Jan van der Weele en de Galgenberg aan Adriaan Koets.

In 1829 wordt de oude haven van Middelburg bij Nieuwland afgedamd. Ook Arnemuidse landlieden stellen tegen een vergoeding hun paarden en wagens beschikbaar voor de hieraan verbonden werkzaamheden.

Vermeldenswaard is dat dit jaar 55 inwoners overlijden, waaronder Cornelis van Sweeden op 70-jarige leeftijd. Hij is de voormalige wagenmaker. Zijn overlijden wordt aangegeven door zijn zoon Adriaan van Sweeden, de huidige wagenmaker, en Jan Bernard Joosse, 'zijn goede vriend'.

* * *

Van de Hervormde Gemeente kunnen - bij gebrek aan historische gegevens - slechts enkele bijzonderheden worden vermeld. De kerkenraad bestaat dit jaar uit ds. J. Wanrooy, de ouderlingen Jan Bernard Joosse, Cornelis Mulder, Marinus de Nooijer en Adriaan van Sweeden en de diakenen Jan Karei Crucq, Jacobus Meerman, Blaas de Nooijer en nog een Blaas de Nooijer. Van oktober tot februari 1830 is ds. Wanrooy wegens aanhoudende zwakheid afwezig.

Opmerkelijk is de volgende vermelding in het notulenboek:
‘ln januari 1829 wegens aanhoudende zwakheid van den Predikant voor ’t Avondmaal geen censura morum gehouden, dat wegens den gezegenden toestand der gemeente tot onze grote vreugde ook zeer goed kon gemist worden’.

Ook onder de vergadering van 11 april wordt bij het afleggen van belijdenis des geloofs vermeld: ‘De catechisanten voldeden door hunne gepaste antwoorden de vergadering dermate, dat ze met vrijmoedigheid en blijmoedigheid tot leden der kerk worden aangenomen onder algemene goedkeuring’. Over de gemeente wordt opgemerkt: ‘Betreffende de Gemeente was tot onze grote blijdschap niets kwaads aan te merken’.
Niet aan de indruk kan worden ontkomen dat er tijdens de ambtsbediening van ds. Wanrooy gedurende de jaren rondom 1830 een geestelijke opwekking te Arnemuiden plaatsvond. Volgens overlevering komen er omstreeks deze tijd zelfs mensen uit Zuid-Beveland 's zondags met bootjes het Sloe overvaren om de kerkdiensten te Arnemuiden bij te wonen.

De armenrekening over 1828 sluit met een batig slot van ƒ 0,71 (ontvangsten ƒ 1.092,44 en uitgaven ƒ 1.091,73). De kerkerekening heeft een batig slot van ƒ 197,59.