1792

Op de 20e april verklaart Frankrijk de oorlog aan Oostenrijk. Als gevolg hiervan vallen de Franse troepen de Zuidelijke (of Oostenrijkse) Nederlanden binnen. Frankrijk schrijft voor dat in de veroverde gebieden de denkbeelden van de Franse Revolutie onder Frans bestuur verwezenlijkt moeten worden.

* * *

In het Stadsbestuur doen zich dit jaar verscheidene wijzigingen voor. Gerrit ten Velde volgt de aftredende burgemeester Jacob Marteijn op.
Drie oudgedienden keren niet meer terug in het Stadsbestuur.
Op de 20e mei 1791 is de oud-burgemeester, schepen en raad Jacob Marteijn op de leeftijd van 65 jaar overleden. Marteijn wordt in de kerk begraven. Vanaf 1782 maakte de uit Aardenburg afkomstige bakkersbaas Jacob Marteyn deel uit van het Stadsbestuur, waarvan vier jaar als burgemeester. Hij was de stamvader van de Arnemuidse familie Marteyn. Z’n zoon, Jacob Marteyn de jonge, is vrachtrijder van de stad.
Ook de smidsbaas Simon Simonse overlijdt dit jaar op de 31e maart op 54-jarige leeftijd. Vanaf 1780 maakte hij deel uit van de vroedschap.
Ook de oudgediende David van de Kreke keert niet meer terug in het Stadsbestuur. 22 jaar, vanaf 1770, was hij stadsbestuurder.
Drie nieuwe leden treden aan: de commies en licentmeester Simon de Vroe, de timmermansbaas Janis de Marée en de smidsbaas Johan Hendrik Sonck.

Het Stadsbestuur bestaat dit jaar uit de burgemeesters Maarten Adriaanse en Gerrit ten Velde, de schepenen Jacob van Cas, Salomon van Eenennaam, Joost Adriaanse Joosse, Adriaan Vinke en Simon de Vroe en de raden Marinus Haay, Jan Maartense, Janis de Marée, Johan Hendrik Sonck en Casper Visser.

Iets van de onrustige tijden als gevolg van de dreigende Franse Revolutie is te bespeuren uit de brief van de Staten van Zeeland van de 12e november. Daarin wordt de magistraat gelast 'op het nauwkeurigst toezicht te nemen en te doen nemen op de handelingen en gedragingen van alle personen die verdacht zijn van door woorden of daden aanleiding te geven tot hetgeen de publieke rust zoude kunnen storen of tot oogmerk hebben, om verandering te maken in de wettige en vastgestelde regeringsvorm van deze provincie, zoals vervat is in hun resolutie van 16 oktober 1786’.

Dit jaar overlijden 20 inwoners. Onder hen is op 31 maart de smidsbaas Simon Simonse op 54-jarige leeftijd en op 2 oktober Cornelis Cornelisse, een bekende vissersman. In het Begraafboek is van hem aangetekend: ‘In zijn schuit gestorven als hij uit vissen was, gezond uitgevaren’.

* * *

Begin januari verschijnen de smidsbaas Jacob Travoo en zijn knecht Johan Hendrik Sonck voor de vroedschap. Sonck krijgt vergunning om smidsbaas te worden in de smederij ‘De Schryvende Hand’ aan het oosteinde van de Langstraat in de plaats van z’n baas Travoo. De uit Sluis afkomstige Sonck treedt dit jaar ook toe tot het Stadsbestuur.

Jacob Schroevers doet vanaf dit jaar dienst als de nieuwe veerman op het veer van het Hoofd op de Middelburgse Polder. In het veerhuis ‘Het Schippershuys’, gelegen aan het eind van de Langstraat en tegenover de Tolpoort, houdt hij tevens een herberg. Hij krijgt vergunning om wijn te tappen en passanten te laten logeren. Voor z’n eigen consumptie mag hij belastingvrij 8 stopen wijn en 2 tonnen bier inslaan, zoals in 1766 ook aan de herbergier Harthoorn van de herberg ‘De Pool of Het oude Stadhuis’ boven aan de Markt is toegestaan.

Overigens beraadslaagt het Stadsbestuur in december ‘over de verminderde impost dezer stad’. Besloten wordt dat door de beide burgemeesters en twee schepenen ‘in de herbergen, kroegen en bij de drankverkopers de voorraad bier, wijn en sterke drank zal worden gepeild .

* * *

Dit jaar vinden er grootscheepse werkzaamheden plaats aan het Arnemuidse vaarwater. Middelburg en Arnemuiden sluiten een conventie (overeenkomst) voor het uitdiepen van het Arnemuidse Gat. Eén van de bepalingen is dat de Stad Arnemuiden accordeert om alle hare schorren, buiten bedyking vallende, te beroven ter dikte van een schorrezode en daar op weder te brengen de uit te nemen gronden ter hoogte zoals zal worden vereist’. Burgemeester Adriaanse zal de conventie op de 26e januari ondertekenen te Middelburg. Op kosten van de Stad Middelburg wordt dit jaar de haven voorbij Arnemuiden uitgediept. De uitgaven hiervoor bedragen de voor Arnemuidse begrippen onvoorstelbaar hoge som van £ 36121:10:11. Hierbij moet wel bedacht worden dat de rijke Stad Middelburg als zetelplaats van de Kamer Zeeland van de V.O.C. er zeer veel aan gelegen is dat het vaarwater naar de stad op diepte blijft.

Ook de toestand van het Kanaal van Welzinge als vaarwater is zeer treurig. In 1793 raakt een nieuw schip uit Middelburg, de Leviathan, in het Welzingse Kanaal aan de grond en moet op de plaats van de ramp worden gesloopt.
Maar helaas, al zeer spoedig zal het Arnemuidse vaarwater weer aanslikken en daardoor welhaast onbruikbaar zijn voor de vissers van Arnemuiden en de Sociëteit van de zaagmolens te Nieuwland. In 1818 zal het vaarwater opnieuw worden uitgediept en van een doelmatig sas voorzien. Dan komt ook de dijk tot stand die het eiland Walcheren met Sint Joosland aaneenvoegt. Het sas zal worden aangelegd om het vaarwater op deze wijze door schuring diep te houden.

* * *

Met het oog op de uitdiepingswerkzaamheden aan het Arnemuidse vaarwater dienen namens de pannebazen van de zoutnering de boekhouder J. Matthyssen en de beleder Jacob Marteyn het volgende rekest in:

Geven te kennen, de ondergetekende boekhouder en beleders der gemene pannering, dat terwijl de uitdieping van het Arnemuidse vaarwater thans wordt geëffectueerd, de gezamenlijke pannebazen onder deze jurisdictie ook gaarne voor hunne kosten zouden doen uitdiepen hun kille en derselve een betere suatie naar het vaarwater door de vaargronden bezorgen. Reden waarom zij zich adresseren ter facilitering hunner fabrieken.

Het Stadsbestuur gaat hier graag mee akkoord.

De uitdieping van het Arnemuidse vaarwater levert enorme hoeveelheden zand op. Het Arnemuidse Stadsbestuur koopt dit op voordelige wijze op.
In juli besluit men de keetweg tot aan de vest of stadssingel te bezanden met het zand afkomstig van de uitdieping van het vaarwater.
Ook de op het Hof Brakenburg wonende raadpensionaris van Zeeland, Van Citters, krijgt toestemming om de rijweg van de stadssingel naar zijn buitenplaats Brakenburg op zijn kosten te laten zanden. En op de 10e augustus wordt besloten aan de baas van de middelste besteding van het Arnemuidse vaarwater aan te besteden ‘het leggen van een zandweg en het zetten van de sponden van de stadssingel bij de Middelburgse Poort langs de keetweg tot op het opril aan ‘t oude gat by de revier de Arne voor een som van tweehonderd riexdaalders omtrent ter lengte van 200 roeden, het zand dick te leggen by de opneming 15 duimen, breed boven 10 voeten en de sponde hoog 18 duimen en aan den weg maken 4 wissel- ofte uithaalplaatsen en nog puinen en zanden 4 roeden van de weg in Kraeyenhol’.

* * *

De beide herbergiers van de stad, Jan Harthoorn van de herberg ‘De Pool’ en Jacob Schroevers van de herberg ‘Het Schippershuys’, vrezen echter nadeel te ondervinden van de uitdiepingswerkzaamheden. Bij het uitdiepen van het vaarwater zal een aantal ‘zoetelaars’ om en bij de stad zich toeleggen om wijn, bier en sterke drank te verkopen en uit te venten. Deze lieden behoeven echter geen stadspachten te betalen. Ze vrezen dat ze in hun herbergen dan weinig of geen sterke drank meer verkopen. Op hun verzoek krijgen ze beiden vrijstelling van betaling van pachten.

Ook wordt van de arbeiders, die aan het vaarwater werken en die hun dranken buitendijks gebruiken, geen stadsimpost gevorderd, omdat deze onmogelijk geïnd zouden kunnen worden.

Op de 4e oktober sluiten de stadsbesturen van Middelburg en Arnemuiden een overeenkomst voor het maken en leggen van een brug voor voetgangers tussen de beide dijken van de oude Arne over het vaarwater de Arne ‘ter plaatse, daar tot hiertoe het pad over dit vaarwater heeft gelegen’. Arnemuiden zal de brug aanleggen en onderhouden. De brug moet 124 voet lang zijn en behoorlijk voorzien zijn van leuningen beginnende van de kruin van de ene dijk en eindigend aan de kruin van de andere dijk, en gemaakt van goede legdelen en ondersteund door een ‘goede jokke ter lengte van 16 voeten boven laag water van de andere staande, teneinde de suatie in de Arne niet te verhinderen’.
Middelburg geeft daarvoor een vergoeding van 133 ponden Vlaams ‘voor het maken en onderhouden van een voetbrug over de oude haven of Arne’, ingevolge het daarvoor gemaakte en getekende contract. Burgemeester en timmermansbaas Maarten Adriaanse krijgt opdracht de houten brug te maken. In december is het werk gereed en declareert baas Adriaanse een rekening van 400 gulden.
Zestien jaar later, in 1808, zal het Stadsbestuur besluiten deze brug weer af te breken en te vervangen door een kleinere brug over het kanaal in het midden.

In oktober krijgen de thesauriers machtiging om de oude palen voor het Hoofd te laten afkappen tot voorkoming van schade voor de schepen, die daaraan aanleggen.

Burgemeester Maarten Adriaanse mag aan de achtermuur van zijn huis ‘De Nieuwe School’ op de Markt tot versteviging enige penanten metselen.

Pieter Gelock wordt aangesteld tot grafdelver op voorwaarde dat hij de Markt en de toegangen naar de kerk wiedt en het kerkhof even zo dikwijls maait en onderhoudt als zijn voorganger dit deed. En Marinus de Nooijer wordt tot klokluider benoemd in de plaats van de overleden weduwe Harthoorn, Janna Rutter, die tot nu toe het klokluiden verrichtte.

* * *

Op de 3e maart is er in het Stadhuis een bespreking met het bestuur van het Sint Jansgilde van de arbeiders in de zoutnering. Het gaat er over wat met het arbeidershuisje van het gilde moet gebeuren. Dit bij de Tolpoort staande huisje is zo vervallen dat het op instorten staat. Om ongelukken te voorkomen is een snelle reparatie of vernieuwing nodig. Het gilde is niet in staat dit te bekostigen. De gildebroeders vragen of de magistraat het arbeidersgildehuisje op haar kosten wil afbreken en in de plaats daarvan bij de Tolpoort een nieuwe loods zetten. Uit een inspectie blijkt dat het huisje zo slecht is dat het niet langer kan blijven staan. Om alle onheilen te voorkomen vindt afbraak plaats en tot gerief van de gildebroeders wordt een loods buiten de Tolpoort gezet. Wel moet het gilde zelf de loods voortaan onderhouden.

Blaas Blaasse krijgt vergunning het bakenmeesterschap in de kil bij de zoutketen uit te oefenen in de plaats van de overleden Blaas Jansen.

* * *

Omstreeks deze tijd behoort de eigendom van de ambachtsheerlijkheid Nieuwerkerke toe aan de schatrijke ambachtsheer mr. Daniël Radermacher, bewindvoerder van de Kamer Zeeland van de V.O.C. In 1920 zijn deze goederen overgegaan op Jhr. mr. Franciscus Hubertus Radermacher Schorer te Utrecht.
In oktober dit jaar komt er een verzoek binnen van de Schout van Sint Joosland, Pieter de Jonge, uit naam van de ambachtsheer mr. Radermacher van Nieuwerkerke ‘om het scheyd van de ingedykte schorre aan de oostpunt te reguleren’.
Tevens biedt hij aan om samen met de Stad Arnemuiden een rijpont te leggen over het uitgediepte vaarwater.

De burgemeesters, de secretaris en de schepenen Jan Maartense en Adriaan Vinke inspecteren samen met de Schout De Jonge ‘de limieten buitendijks’. Ze krijgen de opdracht van het Stadsbestuur mee om vooralsnog te blijven bij de scheiding ‘waarvan die van Arnemuyden van onheuglyke tyden in het bezit zonder tegenspraak zijn gebleven’. En wat betreft het over de vaart te leggen pontveer wil men eerst nadere informatie inwinnen alvorens een besluit te nemen over ‘de legging van de pont, de kosten daartoe vereist en de baten daarvan te trekken’.

Kort daarop komt de volgende toelichting van de ambachtsheer binnen:

Sedert dat deze jare by het delven van het Arnemuydse vaarwater er een rijdam gelegd is, om met rytuigen te komen uit Walcheren tot aan het veer op Zuid Beveland en alzo deze rydam mogelyk niet lang meer zal blyven leggen en dus de passage met rytuigen zal ophouden. Zo word ik van een aantal lieden van differente staat en rang genodigd om een rijpont te leggen op myn jurisdictie zo in Walcheren als aan de overkant in het Nieuwerkerkse district beoosten de Stede Arnemuyden.
Myn gevolmachtigde Pieter de Jonge heeft Uw Agtbaren daar reeds kennis van gegeven. Ik heb mij al laten adviseren over de omstandigheden van de ry- en trekpont leggend voor Tholen, waarvan ik een kopy toezend.
Of Uw edelagtbaren met my daarin willen participeren om dus te samen mede te werken tot gemeen voordeel en nut en gemak van een ieder. De trekpont te Arnemuyden zal nog meer te behalen zyn in verband met meerder passage, door een groot aantal plaisier rytuigen die uit Walcheren zullen overgaan om te ryden in het Nieuwland en in de Herberg aan het Sloe enige tyd te vertoeven, als daar diverse andere, die om affaires als anderszins overgaan, die zich alsdan op een gemakkelyke wyze met hetzelfde rytuig kunnen laten brengen uit Walcheren naar het Veer van het Sloe en dus ook weder terug en dat nu in alle saizoenen alzo den dyk en de weg beneden deselve tussen Middelburg en Arnemuyden gezand is.

De ambachtsheer wil graag spoedig bericht hebben. Anders zal hij voor zichzelf een besluit nemen wat hij het beste zal kunnen doen. Maar het Stadsbestuur maakt hier op de 9e oktober bezwaar tegen. De brief aan de ambachtsheer volgt hierna:

Op deze situatietekening zijn de inpolderingen ten oosten van Arnemuiden en vooral de ligging van de Wilhelminapolder en Clasinapolder te zien. 
Op deze situatietekening zijn de inpolderingen ten oosten van Arnemuiden te zien.
De zaak om beoosten Arnemuiden in het onlangs uitgediepte vaarwater een rijpont te leggen is voor het Stadsbestuur zo bedenkelijk, dat we hier aan niet kunnen voldoen. We twijfelen zeer of het verlangen om zo'n pont zoo algemeen is als aan u gemeld door sommigen en of er niet vele Nieuw- en Sint Jooslanders zijn die zeer wel mogen lijden dat er geen rijpont aangelegd worde. De onderste breedte van ons vaarwater is maar vier roeden en de bovenste 10 roeden.
Wij ontkennen geensins dal er vooral in het begin een groot aantal rijtuigen uit Walcheren naar het Nieuwland vice versa over de geprojecteerde trekpont in ons vaarwater zouden kunnen passeren en zulks nu in alle seizoenen door het bezanden van de dijk en keetweg onlangs met geen gering bezwaar van onze stedelijke financiën geëffectueerd.
Maar de passage van plaisierrijtuigen door de gewoonte allengskens zal verminderen en dat zelfs alle de gelimagineerde passage van rijtuigen over de trekpont in ons vaarwater geen genoegzame revenuen kan opleveren tot het aanleggen en onderhouden van een veerhuis met pont en reep, veel min om behoudens een ordentelijk bestaan voor een veerman en knecht enige pacht op te brengen. Temeer, daar er voor de voetgangers nog twee veren met roeischuiten zouden overblijven, die door het gemak en de gewoonte meestal zouden worden geprefereerd.
Dat, hoezeer wij Uw edele alle mogelijke plaisier willen doen, wij voor onze stad geen vrijheid vinden om in de door u voorgestelde onderneming tot aanleg van een trekpont in ons vaarwater te participeren en de voor onze financiën zeer benodigde revenuen van ons tegenwoordig roeiveer te verwisselen met de revenuen van een trekpont, welke mogelijk nimmer enige zuivere baten zouden kunnen afwerpen.
Waar bij nog komt dat de meerdere passage van rijtuigen langs onze zandwegen en straten in alle seizoenen, het onderhoud daarvan zeer bezwaarlijk is voor onze stadsfinanciën zou maken en ons naar middelen doen omzien tot het bekomen van door de passagiers te betalen middelen.

Later, in mei 1798, zal de stad zelf met de veerman Jacob Schroevers een overeenkomst voor het onderhouden van een pontveer ter zijde van het Hoofd van Arnemuiden maken. Dit zal dan weer tot gevolg hebben, dat het kort tevoren in die omgeving door de ambachtsheren van Nieuwerkerke en ‘s-Heer
Arendskerke ingestelde veer verloopt.

* * *

Grote veranderingen zijn er dit jaar nabij Arnemuiden. Langs de Oranjepolder en de Houwerpolder zijn brede stroken grond aangeslibd en vormen nu een schorrengebied. De schorrengronden naast de Oranjepolder worden dit jaar bedijkt. Zo ontstaat het Wilhelminapoldertje. De in later tijd daarin gelegen hofstede ‘De Kruitmolen’ staat op het staal van de voormalige zeedijk van de Oranjepolder, waarvan de richting op het terrein nog lang zichtbaar was.

Ook is er volop werk door het indijken ten zuidoosten van de Houwer- en de Dokpolder van een oppervlakte schorren van in totaal 8 hectaren en 100 meter dijk. Het ingepolderde land krijgt de naam Clasinapolder, genoemd naar de echtgenote van de ambachtsheer mr. Daniël Rademacher, Vrouwe Clasina Petronella de Kokelaer. Deze polder is op dezelfde wijze ontstaan als de Wilhelminapolder, namelijk door het opwerpen van een dijk met de door uitdieping van het Arnemuidse vaarwater verkregen grond.

Tegen het einde van de 18e eeuw is men ook bezig met het verleggen van het door Cornelis Zierveld van de Prins van Oranje gepachte veer op Wolphaartsdijk, namelijk van de Oranjepolder naar de zuidoostzijde van de in te polderen Wilhelminapolder.

* * *

Van de kerk zijn weinig bijzonderheden te melden.
Op een zondag in maart lopen enkele personen (Gillis de Nooijer, Klaas Grootjans, Jacob de Nooijer, Job de Nooijer en Grietje Jacobse Schroevers) met veel obstinaatheid uit de kerk. Ze stoten zich aan de prediking van ds. Molentiel over Zondag 4 van de Heidelbergse Catechismus. Ook anderen gaan uit ongenoegen met het optreden van de predikant elders ter kerk.