1789

1789 staat bekend vanwege enkele grote natuurrampen. Met name Zuid-Europa wordt door een ernstige hongersnood geteisterd. In ons land is dit voelbaar in de vorm van schaarste en duurte van levensmiddelen. Op de Amsterdamse graanmarkt maakt men hierdoor evenwel grote winsten.

Ook is de winter van 1788/1789 zeer streng. Bij Ochten in de Neder-Betuwe is een vele meters hoge berg van kruiend ijs te zien, die zich bij de dijk heeft gevormd. Een gedeelte van ons land is hierdoor in groot gevaar. Tijdens deze strenge winter is zelfs het water van de rivier de Waal bevroren.

* * *

In het Stadsbestuur doen zich dit jaar enkele wijzigingen voor. De commies/licentmeester Gerrit ten Velde volgt de aftredende burgemeester Jacob Marteijn na zijn 2-jarige ambtsperiode op. Het is voor de eerste keer dat Gerrit ten Velde optreedt als burgemeester. De andere burgemeester is Maarten Adriaanse.
In februari overlijdt op 40-jarige leeftijd de schepen Gerrit Schets, de vrachtrijder en schuitvoerder van Arnemuiden. Hij wordt in de kerk begraven. Hendrik Fagel uit Middelburg en Job Bliek van de zaagmolens worden voogden over de wezen van Gerrit Schets en Tannetje Pinte: Jan (11 jaar) en Blaas (9 jaar). Slechts drie jaren maakte hij deel uit van de vroedschap. Jan Maartense volgt hem als raadslid op. Overigens overlijden dit jaar 12 inwoners.

Het Stadsbestuur bestaat in 1789 uit de burgemeesters Maarten Adriaanse en Gerrit ten Velde, de vijf schepenen Jacob van Cas, Salomon van Eenennaam, Joost Adriaanse Joosse, David van de Kreke en Adriaan Vinke en de vijf raden Marinus Haay, Jan Maartense, Jacob Marteijn, Simon Simonse en Casper Visser. Onder hen bevinden zich verscheidene oudgedienden zoals Maarten Adriaanse, Marinus Haay en Casper Visser, die elk de stad al bijna 40 jaar afwisselend dienen als raad, schepen en burgemeester.

Ook dit jaar vindt de verpachtmaaltijd weer plaats. De visser Jacob Karelse levert hiervoor molenaar, bot en garnalen; mr. W.A. van Citters 48 stoop wijn; slager/herbergier Harthoorn het braadvarken, de kippen en kalkoenen en de schapen- en lamsbouten; de weduwe Geelhoed het banket, de taarten en de soezen; de weduwe van Adryaan Joosse de groenten en het fruit; bakker Jacob Marteijn het stokbrood en de meelbloem. Een speciale kok uit Middelburg komt de maaltijd bereiden en enkele dochters en kennissen van de regenten zorgen voor de bediening.

* * *

Verscheidene ambachtslieden vestigen zich in de stad. In februari is dit de strodekkersbaas Jacob Wilderom uit Wissekerke. In augustus vestigt zich hier ook de 31-jarige Janis de Marée, geboortig uit het Zeeuwsvlaamse Hoek. Hij verzoekt het Stadsbestuur om het burgerrecht van de stad alsook om timmer- en metselaarsbaas te mogen worden in de plaats van de overleden Jacob Beaufort ‘alzo hy met deszelfs weduwe Janna Marteyn reeds in ondertrouw is en des gaarne de winkel in stand zou houden’. Het Stadsbestuur laat De Marée graag toe als timmer- en metselaarsbaas in de timmerwinkel van de overleden Jacob Beaulort, gevestigd in de panden ‘De Schave, Beitel en Zage’ aan de Noordstraat. Vanaf 1792 zal Janis de Marée gedurende bijna 50 jaar een bekwaam en gewaardeerd lid zijn van het Stadsbestuur, waarvan zeer vele jaren als wethouder.

De weduwe van Gerrit Schets, Teuntje Pinte, krijgt toestemming om de vrachtwagen voorlopig te blijven waarnemen. Kort daarop krijgt zij al een aanzoek voor een tweede huwelijk van Jacob Marteijn, de zoon van de stadsbestuurder en bakkersbaas Jacob Marteijn. Ze vraagt de vrachtwagen te mogen behouden en waar te nemen voor haar bestaan en kostwinning ‘in vooruitzicht dat de vragtwagen deser stad zoo veel jaaren door der supplianten man en vader is bediend geworden’.
Het Stadsbestuur besluit ‘om de verschillende sentimenten’ een besluit nog even aan te houden. Echter, enkele weken later gaat men ermee akkoord de weduwe van Gerrit Schets bij hertrouwen de vrachtwagen te laten behouden. Haar nieuwe echtgenoot moet de vrachtwagen dan wel op zijn naam laten zetten.
In september geeft Teuntje Pinte bericht dat ze in het huwelijk is getreden met Jacob Marteijn, de zoon van de oud-burgemeester en stadsbestuurder Jacob Marteijn. Met grote meerderheid besluit men nu Jacob Marteijn de jonge te belasten met de waarneming van de vrachtwagen van de stad. Op 7 oktober legt de in Aardenburg geboren Jacob Marteijn de jonge de eed af als poorter. Geruime tijd (zie hiervoor ook De Kroniek van Arnemuiden 1795-1870) zullen we Jacob Marteijn nog tegenkomen als vrachtrijder van Arnemuiden.

* * *

Armoede, gebrek en schaarste aan levensmiddelen heersen dit jaar onder de inwoners.
In juli komt er een lastbrief van de Staten van Zeeland om zo spoedig mogelijk de voorraad granen op het grondgebied van de stad op te nemen. Ook moet opgegeven worden ‘de kwaliteit die gedurende de vier maanden tot subsistentie der ingesetenen zal benodigd zyn’. Burgemeester Gerrit ten Velde en secretaris Casper Visser krijgen opdracht om met de gerechtsbode de voorraad granen op te schrijven om daaruit de lijst te kunnen opstellen die door de Staten vereist wordt.
Uit de Stadsrekening van 1789/1790 blijkt ‘een betaling aan de heren commissarissen voor de inkoop van de granen voor deze stad voor een bedrag van £ 333.6.8’.

In dit jaar ontstaat er een geschil tussen de kerkenraad en het Stadsbestuur over de prijs van het brood voor de armen in de stad. De kerkenraad doet een beroep op het Stadsbestuur om ondersteuning ‘ter oorsaak van de last der armen en geringe inkomsten voor deselve vanwege de geringe collecten’. Om de inkomsten van de armen enigszins te vermeerderen heeft de kerkenraad een aantal arme kinderen besteed in pleeggezinnen, ‘onder conditie dat de aannemers van die kinderen zouden moeten ontvangen een of twee broden per week’. Dit alles heeft de diakonie doen besluiten ‘om een eenparige resolutie te nemen om een vast fondament te hebben en op eenparige voet het brood te doen bakken en daartoe bepaald het zogenaamde pondenbrood, zodat de bakkers verplicht zijn van elk brood te nemen 3 pond meel en dus uit een zak tarwe te bakken 42 broden’.

* * *

Nog enkele besluiten van algemene aard noemen we.
In april kondigt het Stadsbestuur een scherpe publicatie af ‘tegen de moetwille aan de stadsplantsoenen gepleegd alsmede tegen het stelen en roven van het schut, hekken en damstaken’. Degene die de dader aanbrengt krijgt een premie van 25 gulden.
Ook met het oog op de jaarwisseling wordt weer besloten bij publicatie te verbieden het schieten op oudejaarsavond en nieuwejaarsdag.
Het straatonderhoud en het verharden van de wegen krijgt ook dit jaar weer volop aandacht: voor het ‘strate maken’ betaalt men £ 23.4.-. Kornelis Marinisse de Nooijer krijgt £ -.17.2 betaald voor het ophalen van 4 schuiten plaatzand en Boudewijn Grootjans voor het ophalen van 16 schuiten zand £ 3.10.8.
De veldwachter Geert Bronken, die tevens fungeert als nachtwacht of klapperman, krijgt voortaan elk jaar een hoed smeekolen uitgereikt.

De Schout van Sint Joosland, Pieter de Jonge, koopt namens de schatrijke ambachtsheer van Nieuwerkerke, mr. Daniël Radermacher (stadsbestuurder van Middelburg en bewindvoerder van de Kamer Zeeland van de Verenigde Oostindische Compagnie) een partij land van 49 gemeten en 265 roeden in de Suzannapolder en van 3 gemeten en 26 roeden in de Johannapolder voor de kapitale som van £ 1347.1.8.

* * *

In april komt het Stadsbestuur ter ore dat de zoutkeet van de gebroeders Tak uit Middelburg, ‘De Hoop van Welvaaren’, gelegen aan de keetdijk onder deze stad, door de zoutkeetwerkers van de andere zoutkeet van de heren Tak wordt afgebroken. De keetbazen zouden zelfs gezegd hebben dat, in geval ze hierin verhinderd worden, daarover een proces te wagen.
Het Stadsbestuur is hierover zeer verontwaardigd. Dit is niet alleen strijdig met de klare letter van een gepubliceerde waarschuwing van 21 december 1768, maar ook met hun resoluties op herhaald verzoek tot afbraak van deze zoutkeet van juli 1781, door burgemeester Marteijn aan de gebroeders Tak meegedeeld, behelzend dat het Stadsbestuur vooralsnog niet met de afbraak akkoord gaat.
De burgemeesters zijn vanwege deze willekeurige handelwijze te rade gegaan met de pensionaris Van Citters en ook met de advocaat mr. Van der Heyden Sinclair ‘als hun gewone Practisyn’.
De stadsbode krijgt opdracht de vrachters van de gebroeders Tak uit naam van het Stadsbestuur aan te zeggen niet voort te gaan met het afbreken van de zoutkeet ‘omdat deselve sinds de resolutie der zoutpan cum annexis en de beroving van deuren, vensters en planken in de gepasseerde winter, volstrekt inreparabel, onbewoonbaar en bouwvallig is geworden ’.

Ook de gebroeders Tak nemen daarop een advocaat in de arm. De geraadpleegde raadpensionaris Van Citters adviseert ‘ter voorkoming van alle verdere onaangename discussiën en kostbare procedures op de aimabelste wijze met de gebroeders Tak te reguleren’. Dit advies wordt, na raadpleging van de vertrouwensman mr. Van der Heyden Sinclair, ter harte genomen en het Stadsbestuur besluit alsnog de afbraak toe te staan en het verbod op te heffen ‘als zynde de zoutkeet geheel bouwvallig en niet gesloopt wordende om de zoutneringe naar elders te verplaatsen, dewyl de nering door de gebroeders Tak en hunne vrienden voornamentlyk alhier wordt uitgeoefend’.

* * *

Van de kerkelijke gemeente zijn weinig bijzonderheden te melden. De notulen van de kerkenraadsvergaderingen eindigen ineens in april. Daarna is een aantal bladzijden uit het notulenboek gesneden. De reden daarvan blijkt uit het volgende bericht:

Den 26e april by 't eyndigen van den namiddag godsdienst, de predikant van de Predikstoel komende, gaven (de ouderlingen) Jan Schroevers en Gillis de Nooijer aan de Predikant en broeders ouderlingen te verstaan, dat de bakker Jacob Marteyn hun had aangeroepen en versogt had om enige schavergoeding jegens den rysinge der tarwe.

De kerkenraad vraagt bakkersbaas Jacob Marteyn eens te komen praten in de consistorie. Dit gesprek schijnt nogal uit de hand gelopen te zijn. Het onderhoud met Marteyn is in het notulenboek doorgekrast en daarna zijn er vijf bladzijden uitgesneden. Te lezen is nog wel ‘...waarop de Predikant hem antwoordde: ‘Marteyn, gy toont in ‘t een en ander Salomons raad in Prediker 7:16,17 niet in acht te nemen’.
Het notulenboek vervolgt weer op de 25e februari 1790. Blijkbaar vormde de aanleiding tot het conflict dat ds. Molentiel als boekhouder van de diaconie beticht wordt de rekeningen van het brood voor de door de diaconie bedeelde armen niet op tijd aan de bakkersbazen te betalen.

We lezen ook nog in het notulenboek dat Cornelis Meulemeester in maart de kerkenraad bericht, ‘dat z’n vader Paulus Meulemeester van hier stond te vertrekken ter oorsaak dat hy niet langer kon rondschieten en daarom zyn kinderen besloten waren, zo lang hun vermogen het toeliet, om hem saam te onderhouden en dat hy zyn boedel zo ze was aan de diaconie overgaf’. Hij verzoekt de kerkenraad tevens ‘dat zyn broeder Paulus Meulemeester mogt op school besteed worden in 't Nieuwland, alwaar hem de Meester soude aannemen voor 1 jaar voor £ 9 en dat hy, Cornelis, daar toe £ 4 souw voldoen in hope dat hy dan bekwaam souw syn tot ondermeester’.
Aardig om te vermelden is wat we lezen in maart 1790, dat ‘Paulus Meulmeester junior tot ondermeester is beroepen te Westkapelle’.
In 1783 overleed de echtgenote van Paulus Meulmeester, Willemina Luteyn, de vroedvrouw van de stad. Jan Meulmeester en Cornelis Priester werden toen voogden over de wezen Willem, Janna, Tannetje en Paulus. 

Twee bekende Middelburgse predikanten uit de pruikentijd: ds. Dryfhout (r) en ds. Ballot (l). Ds. A. Dryfhout treedt dit jaar samen met professor H.J. Krom op als bemiddelaar in de geschillen binnen de Arnemuidse kerkenraad. Ds. Ballot diende de gemeente in vacaturetijden.
Twee bekende Middelburgse predikanten uit de pruikentijd: ds. Dryfhout (r) en ds. Ballot (l).
Ds. A. Dryfhout treedt dit jaar samen met professor H.J. Krom op als bemiddelaar in de geschillen binnen de kerkenraad. Ds. Ballot diende de gemeente in vacaturetijden.