1769
Opnieuw woedt er dit jaar een ernstige veepestepidemie in ons land. Alleen al in Friesland gaan 97.000 runderen verloren.
In het Stadsbestuur zijn er dit jaar drie vacatures. Het is moeilijk om capabele regenten te vinden. Jacob Quinten, in 1761 gekomen van 's-Heerenhoek, volgt de aftredende burgemeester Maarten Adriaanse op. Evenals het voor de andere burgemeester Pieter Geene vorig jaar de eerste keer was dat hij dit ambt bekleedde, is het dit ook voor Quinten.
Naast de burgemeesters Pieter Geene en Jacob Quinten hebben als schepenen zitting Salomon van Eenennaam, Jan Fredrik Glassius, Marinus Haay, Adriaan Joosse en Casper Visser en als raden Maarten Adriaanse en Jacob van Cas.
Zeer erkentelijk is het Stadsbestuur voor de verdiensten van haar secretaris Casper Visser. Hij krijgt voor z’n extra moeiten en verrichte diensten een beloning van drie ponden Vlaams. Deze blijk van waardering is vooral ‘voor de handhaving van de Stadswaag, de bescherming van de visserij tegen die van Veere, het verhoeden van het afbreken en het naar de Havendijk van Middelburg verplaatsen van één van de zoutketen en het herstel van de straten van de stad’.
Ook de schepen Jan Fredrik Glassius krijgt een blijk van waardering. De thesaurier krijgt opdracht hem een beloning te geven van 3 ponden, 6 schellingen en 8 grooten ‘voor het nasien van het groote privilegieboek en het maken van een kort uittreksel daar van’.
* * *
Grote onrust ontstaat er in februari onder de vissers en de kreukel- en mosselvangers van Arnemuiden over het gedrag van de Brabanders en Vlamingen op de Zeeuwse stromen. Tegen de ‘aloude costuymen en verboden’ ontzien deze zich niet om op de visgronden van de Arnemuidse vissers de mossels en kreukels ‘zo op te vangen, dat noodwendig vele van onze in- en opgezetenen daardoor in de alderdiepste arremoede moeten vervallen, alsoo dit voor de meeste vissers, in de winter vooral, nog hun enigste winst pleegt uit te maken’.
De secretaris overlegt met de Baljuw van de Wateren van Zeeland of er enig middel is ‘om de vreemden en uitlanders als van ouds het vissen en het mosselen en kreukels rapen met nadruk opnieuw te beletten met aan te tonen de schadens en gevolgen voor onze en alle arme ingezetenen van Zeeland’.
Op de 15e maart doet secretaris Casper Visser verslag van z'n gesprek met de waterbaljuw. Deze heeft intussen al enige orders gegeven om de Brabanders dit te beletten, uitgenomen een zestal dat daartoe vergunning heeft gekregen. De secretaris zal dit ook nog bespreken met de raadpensionaris.
* * *
De scheepstimmermansbaas Gillis Fafa, die enige jaren geleden de scheepswerf heeft opgericht, schrijft het Stadsbestuur dat hij ‘tot gerief der burgerschippers alsmede voor vreemdelingen, gebruik makende van zijn werf’ een kanthelling nodig heeft. Deze zou ‘gevoegelijk gemaakt kunnen worden aan de werfkant van het Hoofd’. En zo het Stadsbestuur ‘hem die plaats gelieft te gunnen, zullen de schuiten van deze stad varende, voor de helft van dat de vreemden betalen, deselve op haar beurt laten gebruiken’. Baas Fafa krijgt vergunning om de kanthelling te maken 20 voet van het Hoofd, te beginnen westwaarts.
* * *
Er overlijden dit jaar 13 inwoners. Daaronder is de chirurgijn Johan Ladenbergen. Op de leeftijd van 50 jaar verdrinkt hij in augustus in de oude Arne, ter plaatse waar het voetpad ligt tussen Arnemuiden en Middelburg. Hij wordt in de kerk begraven. Bijna 21 jaar was hij heel- en geneesmeester van de stad. In 1750 kwam hij uit Vrankendaal in de Paltz.
Voor de vervulling van de vacature ‘doen zich dagelijks zeer vele sollicitanten op’. Op de 26e augustus wordt besloten ‘heden de verkiezing van een chirurgijn te doen omdat de plaats niet langer kan openblijven’. Met 2/3 van de stemmen benoemt het Stadsbestuur Christiaan Godlieb Sacket, thans chirurgijn te Meliskerke. Sacket is geboortig van ‘Swijduits in Silesiën’. Hij is opperchirurgijn geweest bij de bewindhebbers der Oostindische Compagnie. In vroeger tijden heeft hij zich in Duitsland in de laatste oorlog bij belegeringen en in hospitalen trachten te bekwamen.
In z'n sollicitatiebrief verzoekt hij hem als burger en chirurgijn toe te laten ‘alsmede de scheerwinkel te willen vergunnen’. Het Stadsbestuur vergunt hem dit in zoverre, dat ‘hy verpligt sal zyn en blyven zowel te scheren als hier te practiseren en de heelkunde waar te nemen, dog op zondagen niet zal mogen scheren en by alle voorcomende gelegenheden by dagen en nagten geroepen zynde, de in- en opgesetenen met alle vigilisatie en bescheidenheid alle hulpmiddelen toe te brengen naar zijn vermogen en zig te wagten voor dronkenschap’.
* * *
Dit jaar vestigen zich verscheidene ambachtslieden in de stad.
Allereerst noemen we Jan Lodewijk Kramer. Hij verzoekt om als burger en kleermakersbaas in de stad te worden toegelaten. Kramer is afkomstig uit de stad Tholen. Hij is de stamvader van de generaties Kramer die in Arnemuiden het kleermakersambacht uitoefenden en vele openbare functies vervulden in Stadsbestuur en kerkenraad. Jaren later, na 1795, zal hij ook deel uitmaken van het Stadsbestuur.
Ook Pieter Coppejan uit Calishoek in het land van Ter Goes mag zich als burger en strodekkersbaas in de stad vestigen. Ook een zekere Jacob Planzon, scheepstimmermansknecht, mag met vrouw en drie kinderen binnen de stad komen wonen.
Ook komt er een verzoek binnen van Krijn van Belsen om binnen de stad te komen wonen. Hij wordt niet in het poortersboek ingeschreven. Wellicht is Van Belzen van oorsprong een Arnemuidenaar en heeft hij zich tijdelijk ergens anders gevestigd.
* * *
Destijds is een perceel grond van het kerkhof toegevoegd aan de erve van ‘De Nieuwe School’ van de toenmalige schoolmeester Isaac Schoe. Al meer dan 50 jaar is dit perceel in gebruik bij de opvolgende bewoners van dit huis (thans woont in dit huis de weduwe van de vroegere stadssecretaris Cornelis van Ginhoven). Besloten wordt nu dat ‘het lapje erf van het kerkhof jegenwoordig aan de oude school, indien het van eygenaar verandert, weder aan het kerkhof zal moeten comen’. Het is destijds aan meester Schoe gegeven en was niet voor z’n opvolgers bestemd.
Er komt een verzoek binnen van de Middelburgse heren Adriaan Huyssen, Abram de Klerk en Maryn Caron, eigenaars van het huis ‘De Pool’ aan de zuidzijde van de Langstraat en het daarachter liggende zomerhuis. Ze hebben op de koopdag van de stadsbomen van de Zuidwal in december vorig jaar vier bomen bij hun zomerhuis gekocht. Ze krijgen toestemming die nog enige jaren te laten staan ter bescherming van hun zomerhuis.
Besloten wordt dat ‘by het afsterven van de houders van coebeesten op het hoekhuis van de Markt volgens de stadsverboden daar geen koeien meer mogen worden gehouden en de erfgenamen daarvan kennis te geven’. Het Stadsbestuur is namelijk van plan van dit huis (voorheen van Isaac van de Kreke) op de hoek Markt/Langstraat drie woningen te maken. Het gaat hier om het huis ‘De Trompet en Gouden Harp’. Eind juli is dit huis aan de timmermansbaas Maarten Adriaanse verkocht.
Hendrik Francke, de voormalige secretaris van Oostkapelle die in Arnemuiden is komen wonen, verzoekt enige lindebomen aan z’n zomerhuis te mogen planten. Dit zomerhuis stond waarschijnlijk bij het ‘Hof De Nagtegaal’ aan de Jan Leeuwenstraat (nu de Lionstraat). Het kan zijn dat dit hof enkel bestond uit een moestuin en een schuur.
In mei komt in het Stadsbestuur ter sprake dat op de Veersche weg op het Hof ‘Niet altoos Soomer’ enige afbraakmaterialen zullen worden verkocht, o.a. ook schuiframen. De thesaurier Maarten Adriaanse en de secretaris Casper Visser krijgen machtiging ‘daar te coopen datgeen de stad van dienst kan wezen en twee schuiframen voor de Vierschaar van het Stadhuys’. De magistraat is zeer tevreden over de door Adriaanse en Visser ‘zeer wel en met aller genoegen verrigte coop van oude materialen voor de stad’. Na de aankoop besluit men ‘de schuiframen en blinden met glas te stellen in de Vierschaar alsoo de oude glazen seer ontramponeert zijn en als dan de Vierschaar te schilderen en mede aan te besteden’.
* * *
Dat de stad in groot verval is toont het vele onderhoudswerk dat noodzakelijk moet plaatsvinden wel aan.
De thesaurier krijgt opdracht de straten verder te laten herstellen zoals ‘t meest dienstig is.
Omdat de ene molenroede van de molen is gevallen en de andere roede ook zeer slecht is brengen beide burgemeesters en de thesaurier in augustus een bezoek aan de zaagmolens te Nieuwland om ‘uit te zien naar twee houten voor roeyen en dan die klaar te maken met alle spoed om met de nieuwe as in de molen te steken en de nieuwe molensteen mede op te leggen’. De oude molenroede wordt met de uitgevallen as met de stokke verkocht zodra de molen is gemaakt, vermoedelijk voor brandhout. Volgens de stadsrekening levert de nieuwe scheepswerfbaas Gillis Fafa eikenhout voor de molen.
Tobias Engelse, afkomstig uit het Nieuwe dorp, krijgt toestemming burger van de stad te worden en een kroeg te houden in ‘Het Schippershuys’ van Daniël Kervink op voorwaarde dat ‘hy sig stiptelyk gedraagt’.
Jacob Marinissen volgt de overleden Cornelis Huybregtse als bakenmeester aan de kille bij de zoutketen op. En Blaas Blaasse krijgt de vacante zoutmetersplaats toegewezen.
* * *
Over de kerk is het volgende te melden. Opmerkelijk in deze jaren is de wijze waarop de magistraat ijvert voor een gestrenge viering van de zondag als de rustdag. Zo wordt de nieuw benoemde chirurgijn C.G. Sacket streng verboden op zondag ‘scheerwinkel te houden’. En in november besluit men nogmaals dat de melkverkopers ‘op sondagen geen melk met jock en emmers zullen mogen leuren noch verkopen binnen de stad noch aan onse zoutketen, maar alleen by noot of verlegenheid en ook anders niet by de melkers self moeten melk halen’.
Ook gaan ds. Cornelius Vos en de ouderlingen Pieter La Rivière en Adriaan Joosse begin mei op bezoek bij de regerend burgemeester om namens de kerkenraad te verzoeken ‘om de ydelheden en het viool- en snarenspel op de 3e Pinksterdag te verbieden’.
In januari worden naar de Classis Walcheren afgevaardigd de ouderlingen Boudewijn Grootjans en Pieter La Rivière. Ze krijgen de opdracht mee ‘te verzoeken dat elk lid van de Middelburgse predikanten nog een predikbeurt mogt waarnemen voor onze kranke Leraar in de Gemeente van Arnemuyden’.
Dit jaar zijn aftredend de ouderlingen Boudewijn Grootjans en Jacob Marinissen. Gekozen worden tot nieuwe ouderlingen Jacob Marteijn en Jacob Cornelisse Schroevers. In de plaats van de aftredende diakenen Jacob Beaufort en Jan Schroevers worden gekozen Leonardus Boudewijnse Grootjans en Pieter Walraven.
Er worden dit jaar 6 arme kinderen besteed bij pleeggezinnen. De armerekening sluit met een batig saldo van £ 16.5.6 (ontvangen £ 144.3.2. en uitgegeven £ 127.17.8). Met de nieuwe chirurgijn C.G. Sacket komt men overeen dat hij ‘de diakony armen, zieken en gewonden zal behandelen en helpen’.
Steeds weer lezen we van opschudding verwekkende incidenten. Zo wordt de vroegere ouderling Jan Peere de toegang tot het Heilig Avondmaal ontzegd vanwege ‘de door hem gegeven openbare ergernis op het Hoofd op de 10e juni’. En diaken Gillis Fala (de scheepswerfbaas) brengt in juni naar voren dat ‘hy geïnjureerd is dat Lieven Lievense, die hem op de Middelburgse weg met de vuist op de borst stotende, hadde uitgemaakt voor een schurk en schelm en hem hadde uitgedaagd om te vegten of handgemeen te worden’. De kerkenraad verwijst broeder Fafa voor deze zaak naar de burgerlijke rechter. Eind december lezen we dat Gillis Fafa en Lieven Lievense zich met elkaar verzoenen.
Sommige ouders laten hun kinderen niet naar school gaan wegens hun onvermogen om het schoolgeld aan meester Haay te betalen. In november bepaalt de kerkenraad dat deze ouders bij de predikant een briefje kunnen ophalen om dit aan de schoolmeester te vertonen. Deze kinderen zullen dan op kosten van de diakonie naar school kunnen gaan.
Ook besluit men ‘by de aanstaande uitdeling van ryst aan niemand ryst te geven dan alvorens zij plegtig beloven de ryst zelf en met hun huisgenoten te zullen eten en geenszins zullen verkopen of aan anderen over te doen of weg te geven’.