1746

De oorlogstoestand met Frankrijk duurt ook dit jaar voort. In februari rukken de Franse troepen verder op in de Zuidelijke Nederlanden en bezetten Brussel na een beleg van drie weken. In juni moet de Citadel van Antwerpen worden overgegeven aan de Fransen. En op de 11e oktober brengen de Franse troepen bij Rocourt het Engels/Oostenrijks/Nederlandse leger een nederlaag toe en dwingen het tot de terugtocht.

Het stadhouderloze tijdperk duurt ondertussen maar voort. Niet bij de regenten, maar wel bij het gewone volk wordt de wens steeds groter om weer een Oranjevorst aan het roer van de staat te hebben. Het gevoelen leeft sterk dat het in vroeger tijden onder de Stadhouders, de Prinsen van Oranje, veel beter ging. Men raakt ook de onophoudelijke oorlogsverwikkelingen met Frankrijk moe. Leger en vloot worden zeer verwaarloosd. En de schatkist raakt steeds leger.

* * *

Iets van het strijdtoneel in de Zuidelijke Nederlanden is ook merkbaar in Arnemuiden. Burgemeester Alexander Sinclair deelt het Stadsbestuur mee ‘dat onse predicant bij de eerwaarde Classis van Walcheren is verkooren om den Legerdienst bij de troepen van den Staat deze zomer waar te nemen’. Daarmee in verband staat het verzoek van de Classis Walcheren om een vergadering van het Collegium Qualificatum te houden ‘om aldaar onsen predicant los te maken (van de gemeente) soo dat sijne eerwaarde soude kunnen vertrekken’.
Maar zo gemakkelijk laat men ds. La Motthe niet vertrekken. Eenparig besluit men voorlopig nog geen Collegium Qualificatum te houden, maar eerst eens bij de Classis te informeren ‘of er niet een andren daartoe soude kunnen vercoren worden alsoo de gemeynte over de aanstelling van onsen predicant tot den Legerdienst grootelyks schijnt misnoegt te syn’. De Classis Walcheren verzoekt echter andermaal om losmaking van de predikant. Sinclair en Van Ginhoven worden naar de vergadering van het Collegium afgevaardigd. Maar uiteindelijk laat men ds. La Motthe toch als legerpredikant vertrekken.

* * *

In juni overlijdt het lid van het Stadsbestuur Pieter Kien. Vele jaren fungeerde hij afwisselend als schepen en raadslid in de vroedschap. In de door zijn overlijden vacant gekomen functie van ijkmeester wordt gekozen Pieter Abramse en in die van keurmeester voor het ‘keuren van de beesten die geslagt moeten worden’ Jan Peere.

Adriana Elisabet Macqué krijgt toestemming om een brei-, naai- en kinderschool in de stad te houden, mits ‘zij binnen een jaar belydenis aflegt van de gerifformeerde Religie’. Jacob de Ridder krijgt vergunning om het beroep van glazenmaker uit te oefenen en tevens winkel te houden in de stad.

Opnieuw worden er gaten geconstateerd in het zwakke dijkje van de Molenpolder. Het geld ontbreekt echter om de dijk nu eens goed aan te pakken. Besloten wordt het dijkje ‘op de meeste minnagie (op de voordeligste wijze) te doen repareren’.

* * *

De zoutnering is nog volop in bloei. Het gaat zeer goed met de pannebazen van de zoutketen. Er worden zelfs nog nieuwe zoutketen bijgebouwd. Zo verzoekt de pannebaas Matthijs Havelaar uit Middelburg ‘sooveel van de ledige erve tussen de panneketen en de keet van de heer Van den Busse als deselve soude nodig hebben om een nieuwe keet te doen bouwen’. Hij krijgt toestemming mits hij met de bouw een begin maakt binnen de tijd van zes maanden en de andere keten daardoor geen nadeel zullen lijden.

* * *

De te Arnemuiden aan het Oosteinde wonende Vice Admiraal Hermanus Wiltschut, de broer van de vroegere baljuw en burgemeester Pieter Wiltschut, krijgt op de 27e mei een aanstelling tot luitenant-admiraal van de Zeeuwse vloot. Dit bericht is niet zonder betekenis, als dit geplaatst wordt tegen de achtergrond van de sterke verwaarlozing van de vloot gedurende de achterliggende jaren en de zeer geringe slagvaardigheid daarvan. Het zou een aparte studie waard zijn na te gaan welke rol admiraal Hermanis Wiltschut hierbij vervuld heeft!

* * *

In de Hervormde Gemeente ontstaat wat ongenoegen over het tijdelijk legerpredikantschap van ds. A. La Motthe. Twee classispredikanten, ds. Samuël Wopkens van St Laurens en ds. Johannis Dresselaar van Meliskerke, bezoeken in mei de kerkenraadsvergadering ‘om de loslatinge van de predikant tot de legerdienst te effectueren, die tot dat eynde een hertelyke zegenwens aan het Collegium Qualificatum gedaan heeft’. Ze gebruiken ‘nadrukkelyke beweegredenen om het Collegium Qualificatum de loslatinge van hun predicant soeken smakelyk te maken, o.a. dat de Classis de kosten der predicanten die de Heilige Dienst niet waarnemen, van twee tot vier ducaten zal verzwaren’. Uiteindelijk gaat de vergadering akkoord met de losmaking. Wel vraagt men de Classis nadrukkelijk ‘een middel uit te denken waardoor ook de wekelijkse bedestonden in de gemeente mogten worden waargenomen en dat de Classispredikanten zelf ‘s zondags voorgaan’.

Gedurende de periode juni tot en met november is ds. La Motthe legerpredikant. Al die tijd is er geen kerkenraadsvergadering. Uit de notulen van de 18e december blijkt, dat ‘de predicant, nu thuis gekomen zynde uit de campagne, en de dienst op 27 november wederom is begonnen met de woorden uit 1 Thess. 2:17: ‘Maar wij, broeders, van u beroofd geweest zijnde voor een kleine wijle tijds, naar het aangezicht, niet naar het hart, hebben ons te overvloediger benaarstigd om uw aangezicht te zien, met grote begeerte ‘.

Aftredend dit jaar zijn de ouderlingen Jan Peere en Adriaan Joosse Grootjans. Hun opvolgers zijn Pieter Beaufort en Jan Harmanse Harthoorn. Als nieuwe diakenen treden aan Abraham van ‘t Noordende en Cornelis de Hooge. Geloofsbelijdenis leggen vijf personen af.

We troffen onder de kerkenraadsnotulen van de 13e maart nog het volgende merkwaardige bericht aan: ‘Nadien Jan van Delmerhorst uit Oostindië gerepatrieerd was en versogt had dat hem die twee zakjes Thee en de andere Oostindische waren (enige stukjes Chitse gingangs en 10 Oostindische of Chinese Benneties) mogten worden gerestitueerd onder aanbod van volcomen voldoening van de wettelyke pretenties des kerkenraads’. De kerkenraad staat z’n verzoek overigens toe.

Schilderij uit de raadszaal van Prins Frederik Hendrik.
Schilderij uit de raadszaal van Prins Frederik Hendrik.