1745

In mei behaalt het Franse leger een beslissende overwinning op het geallieerde leger van Engeland, Oostenrijk en de Republiek der Verenigde Nederlanden. De Franse troepen trekken daarna verder noordwaarts.

Op de 31e december verklaart de Franse Koning Lodewijk de Vijftiende het in 1739 met de Republiek gesloten handelsverdrag ongeldig. Door dit handelsverdrag genoten de Hollandse en Zeeuwse kooplieden vele handelsvoordelen in Frankrijk. Algemeen wordt gevreesd dat de intrekking van het Verdrag een nadelige invloed op de Hollandse, Zeeuwse en Friese scheepvaart en koophandel zal hebben.

* * *

Dit jaar vestigt Jan Catte zich als schoenmaker in Arnemuiden.
Ook een zekere Jan Robbelijn, afkomstig van Sandijk bij Veere, wordt als smidsbaas toegelaten. Hij vestigt zich in de smidse ‘De Dry Hoefyzers’ aan de noordzijde van de Nieuwstraat. Hier hadden in het begin van de 18e eeuw eerst Pieter Blieck (1702-1726), Jacob Mulderman (1726-1737) en Jan Groenee (1737-1745) hun smidsbedrijf.

De thesaurier Alexander Sinclair doet als Ontvanger van de ‘dobbelde 100e penning’ zijn rekening over 1742. Dirk Broeder doet rekening van de ‘stadsbrandewijnen’ over 1744 en Cornelis van Ginhoven over het ‘stadsuniegeld, kerk- en borgerrecht’ over 1744.

Omdat de stadsdiender Jacob de Meulenaer ‘wel in vorige tijd gesegt heeft geheel onverschillig te syn of deselve diender was of niet en ook weigerig is geweest om syn eed te doen’ besluit de magistraat hem voor zijn diensten te bedanken. In zijn plaats wordt opnieuw aangesteld de vorige ‘s Heeren Dienaar Hendrik Boddens.

Tot nu toe verpacht de stad ‘het kerkhof ter Hooftkerk’ te Nieuwerkerke aan Cornelis Geldhoff. Vanwege het overlijden van Geldhoff wordt de pacht vanaf nu vergund aan Cornelis de Mol voor 2 ponden Vlaams per jaar.

De molen te Nieuwland staat momenteel stil en ‘men komt hier ter molen’. Van iedere zak tarwe dienen de inwoners van Nieuwland aan de stad te betalen drie stuivers en van iedere zak mesting (veevoer) of andere granen drie grooten Vlaams.

* * *

Een aantal stadseigendommen moet worden vernieuwd of hersteld.
Het Stadsbestuur besluit opnieuw ‘de Sade voor de kaay, die wederom soo hoog opgeslibd is, dat geene schepen op deselve komen kunnen, te laten diepen’. De thesaurier Cornelis van Ginhoven krijgt machtiging om daartoe ‘arrebeyders aan te nemen en met deselve daer over te accorderen’. Ook besluit men om ‘de Brugge van de Tholpoort, alsoo deselve geheel slegt is, te vernieuwen’. Tevens worden ‘de noten, clauwieren en tuymelaers’ van het cariljon gereviseerd.

Eind november waait door de geweldige storm de ene roede van de molen geheel aan stukken op de grond. De timmermansbaas Elias Bricx krijgt opdracht een nieuwe te kopen.

Ook blijkt dat ‘de spil en schaaljen (de leien) van de peer op den toom seer slegt sijn’. Besloten wordt deze er af te nemen en het kruis dan wederom op de toren te zetten. De Middelburgse loodgietersbaas Jan Willemse voert het werk uit voor een bedrag van £ 44. Ook de portalen van de kerk worden dit jaar op de meest voordelige wijze vernieuwd.

* * *

In de Hervormde Gemeente wordt op de 7e maart ds. A. la Motthe Willemsz bevestigd. Hij doet intrede met de tekst Handelingen 5 : 31 en 32 (eerste gedeelte). Hij is in februari 1709 geboren te Nisse als zoon van ds. Wilhelmus la Motthe en als broer van de latere ds. Cornelis Noël la Motthe te Oost-Souburg. Als kandidaat werd hij op 21-jarige leeftijd bevestigd te ‘s-Heer Hendrikskinderen op 13 juli 1730. Hij blijft te Arnemuiden predikant tot 1763, in welk jaar hij op 13 november is overleden, een weduwe met 5 kinderen nalatend. In de zomers van 1746 tot 1748 diende hij als legerpredikant, dit tegen de zin van zijn gemeenteleden.

De vorige predikant ds. L. à Brakel had op eigen kosten een kerkbank (‘een bocht’) voor z’n familie in de kerk laten maken. De door hem gemaakte kosten worden vergoed en ‘deze bogt voor altoos voor een bogt voor de predikantsfamilie gehouden’.

Boudewijn Joosse Grootjans en Maarten Kervink volgen de aftredende ouderlingen Andries Adriaanse en Hendrik Berk op. Als nieuwe diakenen treden aan Cornelis Cornelisse en Adriaan Geene. In de gemeente heerst deze jaren rust en vrede.

Schilderij uit de raadszaal van het Arnemuidse stadhuis, voorstellende Prins Maurits. Dit is aangekocht in 1658.
Schilderij uit de raadszaal van het Arnemuidse stadhuis, voorstellende Prins Maurits.
Dit is aangekocht in 1658.

1746

De oorlogstoestand met Frankrijk duurt ook dit jaar voort. In februari rukken de Franse troepen verder op in de Zuidelijke Nederlanden en bezetten Brussel na een beleg van drie weken. In juni moet de Citadel van Antwerpen worden overgegeven aan de Fransen. En op de 11e oktober brengen de Franse troepen bij Rocourt het Engels/Oostenrijks/Nederlandse leger een nederlaag toe en dwingen het tot de terugtocht.

Het stadhouderloze tijdperk duurt ondertussen maar voort. Niet bij de regenten, maar wel bij het gewone volk wordt de wens steeds groter om weer een Oranjevorst aan het roer van de staat te hebben. Het gevoelen leeft sterk dat het in vroeger tijden onder de Stadhouders, de Prinsen van Oranje, veel beter ging. Men raakt ook de onophoudelijke oorlogsverwikkelingen met Frankrijk moe. Leger en vloot worden zeer verwaarloosd. En de schatkist raakt steeds leger.

* * *

Iets van het strijdtoneel in de Zuidelijke Nederlanden is ook merkbaar in Arnemuiden. Burgemeester Alexander Sinclair deelt het Stadsbestuur mee ‘dat onse predicant bij de eerwaarde Classis van Walcheren is verkooren om den Legerdienst bij de troepen van den Staat deze zomer waar te nemen’. Daarmee in verband staat het verzoek van de Classis Walcheren om een vergadering van het Collegium Qualificatum te houden ‘om aldaar onsen predicant los te maken (van de gemeente) soo dat sijne eerwaarde soude kunnen vertrekken’.
Maar zo gemakkelijk laat men ds. La Motthe niet vertrekken. Eenparig besluit men voorlopig nog geen Collegium Qualificatum te houden, maar eerst eens bij de Classis te informeren ‘of er niet een andren daartoe soude kunnen vercoren worden alsoo de gemeynte over de aanstelling van onsen predicant tot den Legerdienst grootelyks schijnt misnoegt te syn’. De Classis Walcheren verzoekt echter andermaal om losmaking van de predikant. Sinclair en Van Ginhoven worden naar de vergadering van het Collegium afgevaardigd. Maar uiteindelijk laat men ds. La Motthe toch als legerpredikant vertrekken.

* * *

In juni overlijdt het lid van het Stadsbestuur Pieter Kien. Vele jaren fungeerde hij afwisselend als schepen en raadslid in de vroedschap. In de door zijn overlijden vacant gekomen functie van ijkmeester wordt gekozen Pieter Abramse en in die van keurmeester voor het ‘keuren van de beesten die geslagt moeten worden’ Jan Peere.

Adriana Elisabet Macqué krijgt toestemming om een brei-, naai- en kinderschool in de stad te houden, mits ‘zij binnen een jaar belydenis aflegt van de gerifformeerde Religie’. Jacob de Ridder krijgt vergunning om het beroep van glazenmaker uit te oefenen en tevens winkel te houden in de stad.

Opnieuw worden er gaten geconstateerd in het zwakke dijkje van de Molenpolder. Het geld ontbreekt echter om de dijk nu eens goed aan te pakken. Besloten wordt het dijkje ‘op de meeste minnagie (op de voordeligste wijze) te doen repareren’.

* * *

De zoutnering is nog volop in bloei. Het gaat zeer goed met de pannebazen van de zoutketen. Er worden zelfs nog nieuwe zoutketen bijgebouwd. Zo verzoekt de pannebaas Matthijs Havelaar uit Middelburg ‘sooveel van de ledige erve tussen de panneketen en de keet van de heer Van den Busse als deselve soude nodig hebben om een nieuwe keet te doen bouwen’. Hij krijgt toestemming mits hij met de bouw een begin maakt binnen de tijd van zes maanden en de andere keten daardoor geen nadeel zullen lijden.

* * *

De te Arnemuiden aan het Oosteinde wonende Vice Admiraal Hermanus Wiltschut, de broer van de vroegere baljuw en burgemeester Pieter Wiltschut, krijgt op de 27e mei een aanstelling tot luitenant-admiraal van de Zeeuwse vloot. Dit bericht is niet zonder betekenis, als dit geplaatst wordt tegen de achtergrond van de sterke verwaarlozing van de vloot gedurende de achterliggende jaren en de zeer geringe slagvaardigheid daarvan. Het zou een aparte studie waard zijn na te gaan welke rol admiraal Hermanis Wiltschut hierbij vervuld heeft!

* * *

In de Hervormde Gemeente ontstaat wat ongenoegen over het tijdelijk legerpredikantschap van ds. A. La Motthe. Twee classispredikanten, ds. Samuël Wopkens van St Laurens en ds. Johannis Dresselaar van Meliskerke, bezoeken in mei de kerkenraadsvergadering ‘om de loslatinge van de predikant tot de legerdienst te effectueren, die tot dat eynde een hertelyke zegenwens aan het Collegium Qualificatum gedaan heeft’. Ze gebruiken ‘nadrukkelyke beweegredenen om het Collegium Qualificatum de loslatinge van hun predicant soeken smakelyk te maken, o.a. dat de Classis de kosten der predicanten die de Heilige Dienst niet waarnemen, van twee tot vier ducaten zal verzwaren’. Uiteindelijk gaat de vergadering akkoord met de losmaking. Wel vraagt men de Classis nadrukkelijk ‘een middel uit te denken waardoor ook de wekelijkse bedestonden in de gemeente mogten worden waargenomen en dat de Classispredikanten zelf ‘s zondags voorgaan’.

Gedurende de periode juni tot en met november is ds. La Motthe legerpredikant. Al die tijd is er geen kerkenraadsvergadering. Uit de notulen van de 18e december blijkt, dat ‘de predicant, nu thuis gekomen zynde uit de campagne, en de dienst op 27 november wederom is begonnen met de woorden uit 1 Thess. 2:17: ‘Maar wij, broeders, van u beroofd geweest zijnde voor een kleine wijle tijds, naar het aangezicht, niet naar het hart, hebben ons te overvloediger benaarstigd om uw aangezicht te zien, met grote begeerte ‘.

Aftredend dit jaar zijn de ouderlingen Jan Peere en Adriaan Joosse Grootjans. Hun opvolgers zijn Pieter Beaufort en Jan Harmanse Harthoorn. Als nieuwe diakenen treden aan Abraham van ‘t Noordende en Cornelis de Hooge. Geloofsbelijdenis leggen vijf personen af.

We troffen onder de kerkenraadsnotulen van de 13e maart nog het volgende merkwaardige bericht aan: ‘Nadien Jan van Delmerhorst uit Oostindië gerepatrieerd was en versogt had dat hem die twee zakjes Thee en de andere Oostindische waren (enige stukjes Chitse gingangs en 10 Oostindische of Chinese Benneties) mogten worden gerestitueerd onder aanbod van volcomen voldoening van de wettelyke pretenties des kerkenraads’. De kerkenraad staat z’n verzoek overigens toe.

Schilderij uit de raadszaal van Prins Frederik Hendrik.
Schilderij uit de raadszaal van Prins Frederik Hendrik.

1748

Na de verheffing van de Prins tot Stadhouder over alle gewesten zijn de verwachtingen zeer hoog gespannen. Ons land zal onder een sterke Oranjevorst spoedig uit chaos, bestuurloosheid en oorlogsverwikkelingen verlost worden, zo is de verwachting. Helaas lopen deze hoge verwachtingen op een teleurstelling uit. Prins Willem de Vierde blijkt een innemende, maar zeer zwakke Stadhouder te zijn. De Prins blijkt niet zo veel te voelen voor nauwe samenwerking met het volk. Hij werkt liever samen met de regenten en ziet zichzelf als opperregent.

Op de 1e september besluit de Stadhouder een einde te maken aan de al weken durende onrust in de stad Amsterdam. Bij de stadspoort wachten z'n aanhangers hem op. Helaas, de voor vele Amsterdammers zo hoopvol begonnen actie voor meer vrijheden en democratie loopt op een bittere teleurstelling uit.

Heuglijk nieuws is dat op de 8e maart een prinsje wordt geboren, de latere Stadhouder Prins Willem de Vijfde, de betovergrootvader van onze vroegere Koningin Wilhelmina. Hij zal Stadhouder zijn van de Nederlanden van 1751 tot 1795 en overlijden in 1806 op 58-jarige leeftijd.

* * *

Het notulenboek maakt dit jaar voor het eerst melding van de verheffing van Prins Willem de Vierde tot Stadhouder over Zeeland. In maart overweegt het Stadsbestuur: ‘Alsoo in vorige tyden wanneer door de Staten van den Lande een Stadhouder is gesteld geweest, bij deselve de electie (verkiezing) van onze nominatie (voordracht) tot vernieuwing van Weth en Raad is gedaan en nu weder in het vorig jaar door de Staten van Zeeland een Stadhouder is verkozen, zo is besloten om ons te informeren wat ons nu best te doen staet en syn hiertoe gecommitteerd Dirk Broeder en Cornelis van Ginhoven’.

* * *

In april overlijdt een voorname inwoner van de stad, de Admiraal van de Zeeuwse Vloot Hermanis Wiltschut. Hij was een zoon van de commandeur Steven Wiltschut, die zijn levensavond ook in Arnemuiden doorbracht, en een broer van de vroegere leden van de Arnemuidse vroedschap Pieter en Jacob Wiltschut. Hij huwde op 23 mei 1707 in de Engelse Kerk te Middelburg. Vijf kinderen van hem werden in Arnemuiden geboren. Meestentijds woonde hij in het van vóór 1584 daterende huis ‘De Gulden Gans’ in de Langstraat. Dit nu nog steeds bestaande huis werd in december 1734, toen hij Vice-Admiraal van Zeeland was, aan de Hervormde Gemeente voor pastorie verkocht.
Door het overlijden van de Admiraal Wiltschut komt een einde aan de pacht van de dokweide achter het Schuttershof. De secretaris Cornelis van Ginhoven biedt aan om de weide voor 4 jaar voor £ 12 Vlaams per jaar te pachten.

* * *

In februari worden de onverpachte stadsgorsingen ‘publiek en met de stokke’ verpacht. Hier is zeker belangstelling voor.
Adryaen Joose biedt voor de onverpachte stadsgorsingen ‘uitterhand’ een som van 19 ponden Vlaams in 't jaar en dat voor de tijd van vijf achtereenvolgende jaren, waarvan het eerste jaar zal beginnen met Sinte Catryne 1748. Hij doet dit aanbod voor de volgende stadsgorsingen (weidelanden): het kerkhof, de stadssingel, de galgenberg, tweederde gedeelte van de Noordwal, het molenpoldertje en de keetdijk. En ‘also de aangeboden som 7 ponden Vlaams meer bedraagt als in verscheidene vorige jaren verpagt is geweest, so is het selve bij Weth en Raad eenparig geaccordeerd’.

Het gaat hier om de 37-jarige, in 1710 te Arnemuiden geboren Adriaan Joosse, die in 1746 eigenaar werd van het Hof Den Armen aan het Papestraatje (de huidige Schoolstraat). Deze stamvader van de Arnemuidse familie Joosse trouwde in 1736 met de te Arnemuiden wonende Francina Geene, een dochter van Adriaan Geene, de glazenmaker en tevens kaarsen- en vettewarenwinkelier wonend nabij de Middelburgse Poort. Nazaten van Adriaan Joosse hebben bijna 200 jaren deze hofstede bewoond.

* * *

Dit jaar overlijdt de stadsdiender Hendrik Boddens. Voor de vacante plaats biedt zich aan een zekere Pieter Schenk. Deze wordt eenparig tot ‘s Heeren Dienaar verkozen. Echter, Schenk verhuist in oktober al uit de stad. In zijn plaats treedt Maarten Harthoorn aan.

Korte metten worden gemaakt met Aryaen Kerkhove. Omdat hij ‘over syn quaad gedrag by sententie van Weth en Raad voor 21 jaar is verbannen, is hy naer Oostindië besteld’.

Janna, de vrouw van de stadsbierbrouwer Hendrik Berk, schijnt nogal op ongezouten wijze uitgevaren te zijn tegen sommige leden van de vroedschap. Hierover betuigt ze achteraf haar spijt en verklaart ‘de infame (schandelijke) discourse, tegen verscheidene pesonen van deze magistraat gehouden, sulks haer leet te syn met belofte van zich zelf in het toecomende voor dergelyke schandaleuze discoursen te zullen wagten en dit niet meer te zullen doen, waarmee het college genoegen heeft genomen’.

Eén van de bij de stad in eigendom behorende huisjes, waarin een zekere Jannetje Thomas tot nu toe woonde, wordt te huur of koop ‘gehangen’ en indien daarvoor 12 pond Vlaams wordt geboden, zal het daarvoor verkocht worden.

De ledige plaatsen op de stadswallen worden met olmen- en essenbomen beplant. Het Jan Leeuwenstraatje (nu de Lionstraat) wordt hersteld omdat het zeer slecht is en vol putten zit.

* * *

Het gaat nog steeds goed met de zoutnering.
De pannebaas Servaas Bouwens krijgt toestemming om het zomerhuis bij z’n zoutkeet te vergroten. Ook de pannebaas Salomon Suurmont verzoekt om aan z’n zoutkeet een zomerhuis te mogen bouwen.

Wel doet zich dit jaar opnieuw een conflict voor met Middelburg over de zoutmaat. Geirriteerdheid spreekt uit de brief van het Middelburgse Stadsbestuur van augustus:

Met het uiterste ongenoegen en een seer grote verwondering hebben wij wederom klachten vernomen over de maat dewelke tot het zout te Arnemuiden gebruikt wert, soo veel van die van dese stad en van Zierikzee verschillende. Wij hebben in dat vast vertrouwen geweest dat op ons aanschrijven van 29 mei 1747 en beloften van gecommitteerden van Ulieden gedaan, daar jegens reeds voor lang soude zijn voorsien, dog sulks soo niet synde hebben wij goetgevonden Ulieden nogmaals by desen te versoeken de zoutmaat ten eerste te doen brengen op de juiste grootte van die deser stad alsmede dat in den tusschentyt aan geene onser ingesetenen of soutmeters enig ongelyk gebeure. Moetende Uw agtbaren op het allerserieuste notificeren dat wy by verder uitstel besloten zyn dusdanige middelen in het werck te stellen die Uw agtbaren daartoe souden nootsaken en seer onaangenaam syn dewelke wy echter niet geerne dan spaarsaam en daartoe genootsaakt tegen uw agtbaren als onse naburen souden gebruicken.

Opmerkelijk is hetgeen de vroedschap van Arnemuiden met deze dreigbrief doet: ‘Na deliberatie besloten om brief onbeantwoord te laten en de grofzoutmaat niet te laten verkleinen, also alle de eigenaars van soutketen volgens getuygenis van de boekhouder daartoe niet willen accorderen’.

* * *

Van de Hervormde Gemeente is te melden dat de Classis Walcheren opnieuw besluit ds. La Motthe voor de legerdienst af te vaardigen. In maart wordt de predikant tijdelijk losgemaakt van de gemeente om ‘de legerdienst bij de hulptroepen van deze Staat te velde waar te nemen’. Gedurende de tijd dat ds. La Motthe de legerdienst waarneemt vergadert de kerkenraad niet.

De helft van de kerkenraad is dit jaar weer aftredend. Als nieuwe ouderlingen treden aan Andries Adriaanse en Maarten Kervink en als diakenen Abraham Francooys en Jan Janse Harthoorn. Geloofsbelijdenis leggen 11 personen af.

1747

Het Franse leger, 20.000 man sterk, valt op 17 april onder leiding van Löwenthal Zeeland binnen. Staats Vlaanderen wordt bezet. Al lang leefde de vrees in het Zeeuwse gewest voor een algehele invasie. Het leger van de Republiek is gelegerd in Brabant om het zuiden te beschermen. De vloot is echter zeer zwak en de Scheldeforten zijn verwaarloosd, zodat nu het ergste gevreesd moet worden.
De inval van het Franse leger is het directe gevolg van de toenemende betrokkenheid van ons land bij de Oostenrijkse Successieoorlog.
De publieke opinie wordt steeds luider orangistisch getint. De roep om weer een Oranjevorst, een sterke man, wordt steeds sterker onder het gewone volk. Men is de gedurige oorlogstoestand met Frankrijk en de chaos en onbestuurbaarheid in de Republiek zeer moe. Ook zucht het volk onder de zware lasten van de oorlog.

Op de 25e april wordt Prins Willem Karei Hendrik Friso door de vroedschappen van Middelburg en Veere - onder dwang van een steeds sneller zich verbreidende volksbeweging - tot Stadhouder van Zeeland uitgeroepen. In Middelburg verzamelde het volk zich zelfs voor het Stadhuis en dreigde de regenten ‘om zeep te helpen’. Enkele dagen daarna, op de 28e, ontvangt Prins Willem IV zijn aanstellingsbrief als Stadhouder, admiraal en kapitein-generaal van Zeeland.
Andere steden en gewesten volgen Zeeland: op de 3e mei de Staten van Holland en kort daarna de Staten van Utrecht en Overijssel. En als laatste volgen in mei ook de machtige koopmansteden Amsterdam en Enkhuizen om Prins Willem de Vierde te erkennen.

Op de 11e mei zetten Prins Willem de Vierde en z’n gemalin ter hoogte van de Ronde Lutherse Kerk voet aan wal te Amsterdam. Ze worden daar door het Stadsbestuur en een juichende volksmenigte verwelkomd.
Op de 16e mei legt Willem de Vierde de eed als kapitein-generaal en admiraal van de Verenigde Provinciën af. Daardoor is hij bekleed met het hoogste militaire gezag in onze Nederlandse gewesten.

Ondertussen gaat de Franse opmars door. Op de 1e juli behalen de Fransen bij Lafeld een overwinning op het Engels-Nederlandse leger. Daarmee is de Franse verovering van de Zuidelijke Nederlanden voltooid. In september moet Bergen op Zoom capituleren voor de Fransen. En op 7 mei 1748 zal Maastricht zich overgeven aan de Fransen.

* * *

In het notulenboek troffen we geen vermelding aan over de verheffing van Prins Willem tot Stadhouder van het Zeeuwse gewest.

Wel verneemt het Stadsbestuur op 18 april tot haar leedwezen dat de Fransen zich de vorige dag hebben meester gemaakt van het land van Cadzand. Er worden direct voorzorgmaatregelen getroffen. De burgerwacht wordt weer ingesteld en de manschappen opgenomen en tot een compagnie geformeerd, zodat deze zo spoedig als doenlijk is kan beginnen te waken.

Op de 24e april lezen we dat de wachten gereguleerd zijn en met het waken een begin is gemaakt. Besloten wordt de Ordonnantie van de 26e april 1712 op het waken en het wachtvolk opnieuw vast te stellen. Naar die Ordonnantie zullen ‘wederom de wagten en het waken gereguleerd worden en stiptelyk geobserveerd worden’.

 * * *

Er gebeuren dit jaar weinig bijzonderheden. Zo vermeldt het notulenboek van de vergadering van de vroedschap van de 21e juli: ‘Niets voorgevallen synde, soo is ook niets verrigt’.
Slechts enkele gebeurtenissen vermelden we. Pieter van der Nol, de rijkscommies/licentmeester, verzoekt het Stadsbestuur ‘een brugge te leggen over de dulve van zijn weye gelegen op het Middelburgse voetpad’.
Het klauwijzer van de molen wordt bij een smid te Middelburg ter revisie gegeven.

Een zekere Aryaen (dit moet zijn geweest Aryaen Verbraak uit Roosendaal of Adriaen Engelse uit Cleverskerke) krijgt toestemming om zich als kleermakersbaas in de stad te vestigen.
Abraham van Damme uit Axel vestigt wellicht de eerste tabakwinkel in de stad. Hij verzoekt en krijgt permissie om tabak te kerven en dit met nog andere waren te verkopen.

Wel doet zich nog een kwestie voor rondom de eigenaar van de bierbrouwerij, Isaac van Genee. We vermelden dit voorval omdat dit enig licht werpt op de gang van zaken in de brouwerij.
De stadsregering van Middelburg laat weten dat op de 28e maart ‘s avonds rond 11 uur door enige onbevoegde personen met voorkennis en toestemming van de Arnemuidse burgemeester Cornelis van Ginhoven twee jonge paarden, een wagen en bouwgereedschap zijn weggehaald van een stuk land gelegen in de Mortiere en Hayman. Pensionaris mr. Jacob Douw wordt over de kwestie om advies gevraagd.

Uit onderzoek blijkt dat het volgende aan de hand is. De brouwerij van Van Genee op de hoek Noordstraat/Nieuwstraat is op de 28e maart bij executie verkocht. Zijn inboedel wordt door een ‘uitlandsche vierschaar’ failliet verklaard. Tot sequester (dit is een persoon die de goederen uit de failliete boedel onder z’n hoede neemt) is aangesteld Cornelis van Ginhoven. Speciaal op verzoek van Hendrik Berk uit Arnemuiden als voornaamste crediteur van Van Genee heeft de vierschaar een bepaalde regeling goedgevonden. Wanneer niet alle roerende goederen in de brouwerij worden gevonden, dan mogen deze alsdan in het huis van de brouwersknecht Jacob de Molenaar gezocht en opgehaald worden. Inderdaad blijkt dat een groot deel van de roerende zaken zich niet meer in de brouwerij bevindt. Ten overstaan van enkele schepenen worden door sequester Van Ginhoven daarna alle roerende goederen uit de brouwerij, die in het huis van Jacob de Molenaar blijken te zijn verstopt en die Van Genee op het stuk land in de Mortiere en de Hayman had gebracht, geinventariseerd en in de brouwerij in verzekerde bewaring gesteld. Al deze goederen zijn op de 11e april met de stokke verkocht.

Over deze zaak stelt de pensionaris een drie foliopagina’s dik stuk op. De indruk wordt gewekt dat Hendrik Berk de brouwerij na het overlijden van de vorige brouwersbaas Anthony de Gruson in 1740 in eigendom heeft overgenomen. Vermoedelijk heeft hij de brouwerij verpacht aan de bierbrouwer Isaäc van Genee. Nu Van Genee failliet is vervalt alles weer aan Hendrik Berk.

* * *

Ook speelt er zich nog een geschil af over de grofzoutmaat van de zoutnering. In juli deelt het Stadsbestuur van Middelburg mee dat er geschillen zijn ontstaan tussen kopers en verkopers van grof zout over de zoutmaat. Beweerd wordt dat de Arnemuidse zoutmaat groter is dan die van de stad Middelburg. Het Stadsbestuur van Middelburg zou graag willen weten wanneer en hoeveel de Arnemuidse zoutmaat groter gemaakt is sinds 1570. De Arnemuidse vroedschap besluit deze zaak nader te onderzoeken en de verkregen informatie mondeling aan de regering van Middelburg te rapporteren.
Na onderzoek blijkt dat de Arnemuidse grofzoutmaat een stoop op een halve na groter is als die van Middelburg. Dit wordt aan de heer Radermacher, regerend burgemeester van Middelburg, mondeling bekend gemaakt. Burgemeester Radermacher verzoekt daarop ‘die van de pannering te ordonneren onze grofzoutmaat op dezelfde grootte te doen maken als die van Middelburg’. Eerst zal echter bij pensionaris Douw advies gevraagd worden.

* * *

De Hervormde predikant ds. A. la Motthe stelt de kerkenraad voor z’n woning ‘De Gulden Gans’ aan de Langstraat te kopen, omdat er verandering gekomen is ten aanzien van het kopen van de woning. Er komen daarna onderhandelingen op gang over de pastorie. De kerkenraad is wel genegen om het predikantshuis te verkopen. Men wordt het eens over een contract hiervoor. Ook het Stadsbestuur stemt in met dit contract.

De aftredende ouderlingen Boudewijn Joosse Grootjans en Maarten Kervink worden opgevolgd door Jacob de Rijke en Pieter van der Nol. In de plaats van de overleden diaken Adriaan Geene en de aftredende diaken Cornelis Cornelisse treden aan Maarten Harthoorn en Blaas Claasse.
Een negental personen wordt tot nieuwe lidmaten bevestigd en ‘geven de kerkenraad soo veel genoegen’.

Aan het einde van het jaar worden alle personen, die aan de zoutketen in onenigheid met elkaar leven, bij elkaar geroepen ‘en geven de ouderlingen bevrediging met het geven van de hand tot onse en hunne blydschap’.

1749

Het onbegrensde vertrouwen in de vorig jaar tot Stadhouder van alle gewesten verheven Prins Willem IV blijkt wel uit zijn benoeming tot Opperdirecteur en Oppergouverneur van zowel de Verenigde Oostindische Compagnie (V.O.C.) als de West Indische Compagnie (W.I.C.). Als lid van het bestuurscollege van de V.O.C., de Heren Zeventien, heeft Prins Willem veel invloed in de dagelijkse besluitvorming.

Vermeldenswaard is ook dat de Amsterdamse historieschrijver Jan Wagenaar het 1e deel van zijn Vaderlandsche Historie publiceert. In de periode 1749 - 1759 zullen er 21 delen verschijnen.

Op de 28e mei besluit het Stadsbestuur om orders te geven ‘tot het bedryven van vreugdetekenen over de gesloten Vrede, dat algemeen staat te geschieden op de 13e juni alsmede tot het doen van een collecte die algemeen in de gehele Unie gedaan moet worden voor de kerken te Bergen op den Soom, Lillo, Sas van Gent, etc.’.

* * *

De pensionaris van de stad, mr. Jacob Douw, bedankt op de 28e mei voor z’n functie. Hij krijgt de titel van pensionaris-honorair.

In februari vernemen we nog uit het notulenboek: ‘Alsoo onze Bode voor zijn particuliere affaire staet om naar den Haag te vertrekken, so is goed gevonden om den pensionaris de heer Mr. Jacobus Douw door den selve syn tractement te laten toekomen en syn edele door missive te verzoeken om onse nominatie (de voordracht voor de nieuwe stadsbestuurders) aan Zijn Hoogheid den Heer Prince van Orangen en Nassau te besorgen en de electie (benoeming) by Zijn Hoogheid te besolliciteren’.
De indruk wordt gewekt dat bepaalde regenten vrezen dat de nieuwe Stadhouder voortzetting van hun regentschap wel eens niet zou kunnen overwegen.

Op de 28e mei schrijft mr. Douw dat hij zich nu sinds enige tijd in Den Haag heeft opgehouden tot het verrichten van enige zaken. Het is geheel onzeker wanneer hij weer in Zeeland zal terugkeren. Door deze afwezigheid is hij buiten staat de vergadering nog langer van advies te dienen. Hij bedankt het Stadsbestuur voor de eer tot hiertoe genoten en voor het vertrouwen dat men altijd in hem stelde ‘met betuiging dat het hem aangenaam zou wezen ons van enige dienst te kunnen zijn en dat hij afstand van het pensioen of tractement wil doen alsmede verder verzoekt omme te mogen behouden het caracter van pensionaris-honorair ende dus zonder appointement (bezoldiging)’.
Het Stadsbestuur is onder de indruk van de opstelling van hun pensionaris. Alle leden besluiten eenparig te verklaren ‘het hun van harte leet te syn van te moeten verliezen een pensionaris op wiens wijze Raad en opregte en getrouwe adviezen zy zig altoos volcomen hebben kunnen verlaten’. Mr. Douw wordt oprecht bedankt voor zijn trouwe en oprechte assistentie als pensionaris van deze stad gedurende de tijd van meer dan 40 jaren. Hij heeft in die tijd overtuigende blijken gegeven van zijn grote bekwaamheid en geleerdheid. Van harte benoemt men hem tot pensionaris honorair.

Wie de historie van Arnemuiden vanaf het begin van de 18e eeuw onderzoekt zal de hartelijke betuiging van het Stadsbestuur onderschrijven. Bepaald indrukwekkend is de wijze waarop mr. Jacob Douw het Stadsbestuur immer terzijde stond en van wijze raad, adviezen en stukken voorzag. Soms werd hem een dubbel traktement of een gratificatie aangeboden, maar steeds bedankte hij hier beleefd voor en verrichtte nogal eens belangeloos zeer veel werk voor de stad.

* * *

Enkele eigendommen van de in 1747 overleden Admiraal Hermanis Wiltschut (de huizen ‘De Wildeman’, ‘De Bane’ en ‘Munnikendam en Galeye’) staan vanaf 1747 op naam van een zekere heer Isaäc Balguery, wellicht een schoonzoon van de overleden Wiltschut. In november deelt de Middelburgse notaris en procureur mr. Hendrik Brouwer het Stadsbestuur mee, dat hij van Isaäc Balguery met 14 dagen optie heeft gekocht zijn huizen en erven ‘De Wildeman’ en ‘De Bane’, staande en gelegen aan de noordoost zijde van de Langstraat. Hier is tevens aan verbonden de erfpacht van een stukje land ‘van ouds genaamd het Weitie van het Schuttershof’ en een stuk van de Noordwal zoals dit door de stad in erfpacht is uitgegeven op de 7e november 1738 aan Hermanis Wiltschut.
Het Stadsbestuur stemt er mee in dat de erfpacht van de Schuttershofweide overgaat op mr. Hendrik Brouwer. Later verwerft mr. Brouwer ook de eigendom van het huis ‘Munnikendam en Galeye’ van Isaäc Balguerie.

Een zekere Geertruy Aresier, weduwe van Leendert Hertog, krijgt toestemming om binnen de stad te wonen en zich te generen met de verkoop van sterke drank en bier. De weduwe is afkomstig uit Gorcum en wordt in 1750 als poorteres in het Poorterboek ingeschreven.

* * *

De klokkesteller, de oude Jan Lammers, is door hoge ouderdom en andere ongemakken buiten staat geraakt om het torenuurwerk (‘het orloge’) langer te kunnen waarnemen. Besloten wordt hem vanaf heden voor z’n dienst te bedanken. In zijn plaats wordt benoemd Gerrit van der Leye, die thans assistent-klokkesteller is. Tot nieuwe assistent wordt benoemd Jan Peere, de smidsbaas. Na een half jaar houdt Van der Leye het voor gezien en bedankt. Pieter Abramse volgt hem in die functie op.

De stadsbode Hermanis Harthoorn, die tevens een herberg en een vleeshouwerij drijft boven aan de Markt (al in 1584 was hier een vleeschhouwery gevestigd), wordt aangezegd dat ‘hy van nu voortaen geen passagiers sal hebben weg te zenden alsmede dat hy ook alle sodanige personen sal moeten logeren die hem door de burgemeesters of magistraat worden toegesonden’.

De uit Groede afkomstige Aarnout Dumont krijgt vrijstelling van betaling van stadsaccijns voor stadsbieren voor drie jaren. Dumont wordt in 1750 in het Poorterboek ingeschreven.

* * *

Onder dit jaartal vermelden we nog enkele gegevens over het veer van Arnemuiden op Wolphaartsdijk en het Goese land. Aan de oostelijke hoek van de Oranjepolder (later van de Wilhelminapolder) bestond lange tijd een overzetveer naar Wolphaartsdijk en Zuid-Beveland. In 1617 werd een rijsdam gelegd aan de noordzijde op het eind van de kil door de Lemmerplaat. Vermoedelijk is toen al spoedig een veer opgericht, want op de kaarten uit de 17e eeuw vindt men altijd het Arnemuidsche hoofd aangetekend.
Dit veer staat op de kaart van Hattinga van 1750 als het ‘Veer van ‘t Groote Sloe’ aangegeven. Het arbeidershuisje, dat lang nog in het Wilhelminapoldertje stond, werd lange tijd als het veerhuis aangewezen.

Over dit veer ontstaat in 1749/1750 een geschil tussen de Markies van Veere (de Prins van Oranje, Stadhouder Willem IV) en de ambachtsheer van Kleverskerke J.P. van den Brande. De heer van Kleverskerke meent recht te hebben op het schorretje van de Oranjepolder en het veer aldaar. De Markies meent dat dit tot zijn eigendom, de Oranjepolder, behoort. In 1751 wordt dit geschil bijgelegd en staat de ambachtsheer van Kleverskerke de rechten af aan de Prins van Oranje.

* * *

Burgemeeester Alexander Sinclair deelt de vroedschap mee dat Ds. La Motthe Willemsz. voornemens is om in het naast de pastorie liggende Bontestraatje een ‘secreet’ te laten zetten. Hij vreest als buurman en bewoner van het huis ‘Delft en Coorenmate’ dat hij daardoor wel eens enige ongemakken zou kunnen lijden. De predikant krijgt de aanzegging dat ‘sulks niet mag geschieden’.
De predikant ds. La Motthe geeft daarop te kennen het bij hem in gebruik zijnde Bontestraatje te willen prijsgeven. Hij zal verder niet meer voor het onderhoud daarvan zorgen. Raadslid Peere en de secretaris Van Ginhoven zullen met de predikant spreken over het Bontestraatje ‘teneinde dat het gebragt mogt worden tot syn vorige staat zoals het geweest is’. In december wordt de predikant gelast het Bontestraatje in te ruimen en in orde te brengen.

Gezicht op Arnemuiden met links de zoutketen en rechts de Veerse Poort.
Gezicht op Arnemuiden met links de zoutketen en rechts de Veerse Poort.

* * *

Van de Hervormde Gemeente is een opmerkelijk besluit te melden. Op de 13e april verbindt ds. La Motthe Willemsz zich met de leden van de kerkenraad om bij een beroeping mee te zullen werken tot verkrijging van een predikant van Voetiaanse richting, welke ‘het merendeel der beste leden van de gemeente was toegedaan’. Tot in 1774 ondertekenen alle nieuw benoemde leden van de kerkenraad achterin het notulenboek de daarvoor opgemaakte verklaring. Daarmee worden de laatste bladzijden van het notulenboek over de periode 1719 tot en met 1749 gevuld.
De kerkenraad verzoekt de predikant ‘een nieuw acteboek te kopen om de resoluties des kerkenraads daar in te indiceren en de nog overig synde onbeschreven bladeren te houden voor de plaats op welke de ondertekening van de jaarlijks inkomende kerkenraadspersonen zal geschieden volgens onderstaande conventie’.

Het nieuwe kerkelijk aktenboek van 1749-1784 laat in het begin enkele verminkingen zien. Deze zijn aangebracht om het genotuleerde omtrent een zaak van Pieter van der Nol uit te wissen. Deze zaak speelde in de zeventiger jaren. We zullen later nog veel hierover vernemen.

Dit jaar zijn de ouderlingen Pieter van der Nol en Jacob de Rijke aftredend. Hun opvolgers zijn Jan Peere en Job Cornelisse. In de plaats van de aftredende diakenen Abraham van ‘t Noordende en Maarten Harthoorn worden verkozen Cornelis de Hooge en Pieter Larivière.
Acht personen leggen geloofsbelijdenis af.

Meer artikelen...

  1. 1750
  2. 1751
  3. 1752
  4. 1753