1742

De bestuurders van de Verenigde Oostindische Compagnie, de Heren Zeventien, keuren na een aantal zittingen de voorgestelde verbeteringen in de organisatie en het beleid van de Compagnie goed. Overigens is de V.O.C. op Java verwikkeld in een diepgaand conflict met Chinezen, samen met een deel van de Javaanse bevolking dat zich tegen het gezag van de Compagnie verzet.

Als bijzonderheid kan ook aangetekend worden dat in december aan het Stadhouderlijk Hof te Leeuwarden Prins Willem Karei Hendrik Friso (de latere Stadhouder Prins Willem de Vierde) en z’n gemalin bij wijze van grote bijzonderheid aardappelen eten. Ze zijn afkomstig uit de tuin van Willems moeder Maria Louise.

* * *

In het Stadsbestuur verandert weinig. Alexander Sinclair volgt de aftredende burgemeester Cornelis van Ginhoven op. Als nieuw lid treedt toe de timmermansbaas Pieter Beaufort.

Ook dit jaar houdt het Stadsbestuur met de genodigden als vanouds weer de verpachtmaaltijd ‘op de meeste minnagie’ (op een zo voordelig mogelijke wijze). Stadsbode Gooyers dient een rekening in voor leverantie van ‘vlys, caarsen, etc.’ voor een bedrag van £ 8.3.10 Vlaams. Dit zal betaald worden ‘soo haast de stadskas sulks sal kunnen dragen (!)’.

* * *

Weer een nieuwe timmermansbaas wordt toegelaten in de stad. Het is Jan Goeree, dit jaar gekomen van Veere. Hij is de opvolger van de overleden timmermansbaas Gerrit van der Leije en vestigt zich in de timmermanswinkel ‘De Gouden Weerelt’ aan de noordwestzijde van de Langstraat, een pand daterend uit 1584. Later zullen Jan Basseveld en nog weer later Johannis Crucq in dit pand hun aannemersbedrijf uitoefenen.

Een drietal inwoners krijgt vergunning om een winkel te beginnen in de stad. Het gaat om Aryaen Geene (hij is glazenmaker en heeft vermoedelijk ook de winkel voor kaarsen en vette waren van z’n schoonvader Pieter de Haas overgenomen), juffrouw de weduwe Van Benthem (haar overleden man Salomon van Benthem, in 1739 gekomen uit Middelburg, kreeg vorig jaar nog de functie van bierwerker) en Leuntje Maranus.

Aryaen Geene woont nu nog in het huis ‘Het Haasje’ aan de Noordstraat. Hij laat weten dat hij graag een huis zou bouwen aan de Middelburgse Poort. Daarvoor heeft hij nodig 34 à 36 voeten lengte en 20 voeten breedte ‘mitsgaders het uitroeien van de lindeboom staande aan deze Poort, alsoo dat een sloppie sou blijven van 4 à 5 voeten breedte tussen het huys daer de weduwe Gruson woont en het huys dat hyself sal bouwen’.

Ook is dit jaar in Arnemuiden komen wonen een zekere Christiaan Schuyl uit Steenbergen. Hij krijgt toestemming om 6 voeten op de Zuidwal te mogen uitspringen met een zomerhuis, dat hij van plan is te bouwen. Schuyl woont aan de zuid-oostzijde van de Langstraat in het huis ’Ter Goes’, gelegen naast de erve van het Stadhuis. Achterin z’n hof tegenaan de Zuidwal wil hij z’n zomerhuis (dit is een soort prieel of theekoepel) zetten. Enige tijd daarna krijgt hij vergunning ‘om enige negotie te mogen bedrijven ’. Later in het jaar wordt nog besloten tussen de erve van het huis van Schuyl en de erve van het Stadhuis ‘een nieuw schutsel te zetten op de meeste minnagie’.

De molenaar van de nieuwe windkorenmolen Abraham van ‘t Noordende verzoekt de molen weer voor 7 jaar te mogen pachten. Het Stadsbestuur voelt hier niet voor en wil deze ‘publiek en met de stokke’ verpachten. Van ‘t Noordende is afkomstig uit Burgh op Schouwen; hij wordt in januari 1745 als poorter beëdigd. Vermoedelijk woont hij in het molenaarshuis ‘De Meelsack’ aan de Westdijkstraat.

De pannebaas Marynis van Holmen krijgt toestemming ‘om 16 à 18 voeten op de ledige erve van zijn zoutkeet, staande op het eiland, met de turfhaak te mogen uitspringen’.

* * *

Er gebeuren dit jaar verscheidene wanordelijkheden.
In mei plegen enkele personen, waaronder Pieter Lamper en Steven de Smit,´s nachts baldadigheden aan de huizen. Zo ook aan het huis van de smid Jan Peere, ‘dien deselve aanseide van de straet en naer huys te gaen. Maar inplaats van sulks te doen, tegen deselve sijn uitgevaren met sware vloeken, scheldwoorden en verder met dreigementen om het mes in syn siel te draayen’. Het Stadsbestuur besluit deze personen ‘boven te ontbieden (in het Stadhuis) en hen daarover scherpelyck te reprimanderen’. Lamper en De Smit worden in augustus gelast de stad binnen 24 uur te verlaten, omdat ‘van deze personen niets dan onheyl is te wagten’.

Ook alle leuningen van de bruggetjes op het Arnemuidse voetpad naar Middelburg worden in augustus moedwillig vernield. De timmermansbazen krijgen opdracht deze zo spoedig mogelijk te herstellen.

De visser Jacob Marynisse heeft een stelling voor z’n netten geplaatst op de dijk van het Molenpoldertje. Gevreesd wordt dat de stad hierdoor wel eens groot onheil zou kunnen lijden. Daarom krijgt hij opdracht goede zorgen te dragen voor de dijk en alle jaren een roede verder als zijn stelling lang is de dijk te bekrammen. Het stro daarvoor krijgt hij van de stad. Als hij dit weigert zal hij z’n nettenstelling af moeten breken en deze op de Zuidwal of ergens anders moeten zetten.

* * *

Wat zeer grote zorgen baart is de bouwvallige toestand van de oude kruiskerk. Ds. à Brakel richt zich namens de kerkenraad en de burgerij tot het Stadsbestuur ‘ten eerste dat namenlyk de kerk, die seer bouwvallig is, mogt werden gerepareert en ten tweede dat de Mart die met groente bewassen is mogt werden geweyt’. Hij krijgt te horen dat het de bedoeling van de burgemeesters en de secretaris is ‘om een voorslag aan het collegie te doen om de edelmogende Staten van Zeeland te versoeken om een subsidie teneinde de kerk daarmede te repareren’. En ‘wat het weyen van de Mart belangt oordeelt het college dit niet te syn van het departement van de predicant of de kerkenraad en sal uit dien hoofde vervolgens aan de predicant geen rapport gedaan worden (!)’. Met andere woorden: hij hoeft zich hier niet mee te bemoeien.

In de vacatures van de aftredende ouderlingen Willem Janse Schroevers en Andries Adriaanse worden gekozen Boudewijn Joosse Grootjans en Isaac Clarisse (na het werpen van het lot omdat de stemmen staken). En in de plaats van de aftredende diakenen Claas Geene en Willem Cornelisse treden aan Cornelis Cornelisse en Pieter Beaufort. Geloofsbelijdenis leggen 15 personen af.
In de gemeente wordt alles wel bevonden. Alleen de stadsbestuurder Pieter de Haas ‘is zeer ontevreden bevonden tegen z’n schoonzoon Adriaan Geene’.
Ds. à Brakel trekt er weer op uit om huisbezoek te doen samen met de ouderling Jan Peere.
In mei staat wat onduidelijk aangetekend: ‘Vermits de soogenaamde kermis aan deze plaats aenstaande is, besluit de vergadering men sal degenen die drank verkoopen afmaanen dog met geen leut en speelen. Het geene geschied sy en is van een seer goed gevolg geweest’.