1741
In het voorjaar breken in ons land de rivierdijken op verscheidene plaatsen door. Overstromingen zijn hiervan het gevolg. De Staten-Generaal gaan over tot het versterken van de IJssellinie.
Met de Verenigde Oostindische Compagnie gaat het slecht. Dit jaar zijn de schulden zelfs hoger dan de waarde van de bezittingen. De bestuurders van de Compagnie, de Heren Zeventien, worden voorstellen gedaan om de Compagnie nieuw leven in te blazen. Overigens blijkt de corruptie in de Oost zeer groot te zijn, zelfs onder de hoogste ambtenaren. Wel lukt het dit jaar West Java van opstandige Chinezen te zuiveren.
* * *
In het Stadsbestuur doen zich geen bijzonderheden voor. Bakkersbaas Dirk Broeder volgt de aftredende burgemeester Alexander Sinclair op. Sinclair is weer thesaurier. Hij is ook Ontvanger van het familiegeld en tevens Ontvanger van de Huisschatting. Zijn rekening van de Huisschatting over 1738 wordt ‘nagesien, opgenomen en gesloten onder protestatie als naar stijl’.
De secretaris Cornelis van Ginhoven is Ontvanger voor het stadsuniegeld, het kerk- en burgerrecht alsmede van de brandewijnen. Ook zijn rekening wordt gesloten ‘onder protestatie als naar stijl’.
Het raadslid Pieter Kien is belast met ‘het becollecteren van de stadspachten zoals nu enige jaren geschied is’.
* * *
Pieter Beaufort krijgt vergunning om zich als timmermansbaas in de stad te vestigen. Hij volgt de timmermansbaas Pieter Adriaanse op en vestigt zich in de timmermanswinkel in de drie panden aan de oostzijde van de Noordstraat ‘De Beitel’, ‘De Schave’ en ‘De Zaage’. Tot in 1749 zal hij hier z’n bedrijf uitoefenen en dan worden opgevolgd door de timmermansbaas Maarten Adriaanse en nog later door Paulus de Meulmeester. Er wonen in de eerste helft van de 18e eeuw verscheidene Beauforts in Arnemuiden, waarvan genoemd kunnen worden Hendrik en Cornelis Beaufort van het ‘Hof den Armen’ aan de Papestraat.
Adriaan Geene krijgt toestemming in de stad het beroep van glazenmaker uit te oefenen. Geene woont in het huis ‘De Mane’ boven aan de Markt en heeft ook een kaarsenwinkel in het pand ‘Het Haasje’ aan de Noordstraat. In dit laatste pand had ook z'n schoonvader Pieter de Haas, die dit pand naar z’n naam genoemd had, z'n vettewarenwinkel. Begin dit jaar kwamen we van hem nog een leverantie aan de stad tegen van kaarsen voor de avondkerk ad £ 4.9.4.
De timmermansbaas Gerrit van der Leye krijgt ook toestemming om ‘te mogen glasen maken’. Ook een zekere Carel de Niet krijgt vergunning om zich als bakkersbaas in de stad te vestigen. Hij heeft z’n bakkerij en bakkerswinkel in het pand ‘De Sonne’ boven aan de Markt naast de Marktpoortstraat. Later gaat hij ook in het ernaastliggende huis ‘De Mane’ wonen. In deze bakkerswinkel had eertijds ook Pieter Tijtgat z’n bakkerij en later zal de familie Crucq hier bijna 200 jaar het bakkersbedrijf uitoefenen.
Cornelis de Mol, de vrachtrijder en schuitvoerder van de stad, wil vrijwillig afstand doen van z’n functie. In zijn plaats wordt tot nieuwe vrachtrijder aangesteld Johan Schets. Nazaten van Johan Schets hebben nu al 260 jaar lang in Arnemuiden gewoond.
* * *
Dit jaar vindt herstelwerk plaats aan de kaden en de beschoeiingen voor de stad. Aan baas Gerrit van der Leye wordt voor de som van 13 ponden Vlaams het volgende werk aanbesteed:
het ende kaay van het secreet tot het nieuwe hoofd tussen de paale te verdubbelen met schalen en van het nieuwe hooft tot het ouwde hooft te vernieuwen met 1½ duims deelen. De koppe van de paaien 3 à 4 duym af te saagen en met een dekstuck te beleggen en het ende kaay van het ouwde hooft aan de westkant te vernieuwen met schaale op en neer en eyndelyck de kaay aan de Zuydwalle van de hoek van het Molenpoldertie af tot soo verre het nodig is mede te vernieuwen met schaale op en neer tot welk werk denselve niets sal moeten leveren dan alleen de spykers die tot hetselve werk benodigd sullen zijn en sal van het aerdewerk niets moeten doen dan alleen de greppel delven daer de schaale van ondren in moeten staan.
De smidsbaas Jan Peere krijgt opdracht om het torenuurwerk te repareren ‘alsoo de noten en clavieren van het speelwerk verlopen zijn en enig cijferwerk aan de toren dient gerepareerd te worden’.
Omdat de stadsvroonen vanaf het Jolleweitje tot aan de Nieuwstraat noodzakelijk gedolven moeten worden, wordt besloten dit werk allereerst te laten uitvoeren en dan voort te gaan van de Nieuwstraat tot aan het sluisje onder de wal daar het nodig is. Verder zal een ieder wiens erf tegen de vroonen grenst voortaan zelf voor het delven en schoonmaken moeten zorgen of anders zal dit op hun kosten door de stad worden gedaan.
* * *
Als gevolg van de zeer strenge winter van 1739/1740 zijn in de stadsvest bijna alle palingen dood gevroren. Aan de pachters van het visrecht van de vest wordt afslag van hun pacht voor een jaar gegeven.
In september roept de stadsbode om dat een ieder z’n straat en bermen zal hebben schoon te maken.
De heer Van Pantegem, eigenaar van een zoutkeet, krijgt op z’n verzoek toestemming om de galgenberg nog voor 7 jaren in pacht te houden. Salomon van Benthem en Hendrik Berk de jonge mogen de functie van bierwerker uit gaan oefenen.
Aan de kuipersbaas Hendrik Berk wordt toegestaan ‘om de muur van zijn hof te weten van de hoek van de Noortstraat lijnrecht naar sijn huys te trekken tot de eerste Bank’.
* * *
Over de Hervormde Gemeente nog de volgende bijzonderheden.
Ouderling Pieter Adriaanse is overleden en ouderling Boudewijn Joosse Grootjans is aftredend. In hun plaats worden (opnieuw) gekozen Jan Peere en Jacob Marynisse. De afgaande diakenen Abraham Francooys en Cornelis Cornelisse worden opgevolgd door Cornelis de Hooge en Adriaan Joosse Grootjans. Belijdenis des Geloofs leggen 11 personen af. Bij de huisbezoeken wordt ‘in de gemeente alles redelijk wel bevonden’. Vanwege het winterseizoen besluit de kerkenraad in december om voorlopig geen huisbezoeking te doen.
De notulen worden kort en bondig door ds. à Brakel opgetekend. Nieuw is dat alle kerkenraadsleden de notulen ondertekenen: diaken Claas Geene tekent met een kruisje en diaken Adriaan Joosse Grootjans ondertekent met ‘hadryhan Joose’.
De kerkenraad geeft het Stadsbestuur te kennen dat op het Hofje ‘De Haserie’ is komen wonen een zekere Pieter Dingemanse met een vrouw en drie kinderen ‘en alsoo het te dugten is dat deselve t’eniger tijd tot laste van den armen souden komen te vervallen, soo versoekt de eerwaarde kerkenraad het college van die goedheid te willen sijn den voornoemden Pieter Dingemanse met syn familie te doen vertrekken’. Na hierover gedelibereerd te hebben besluit het Stadsbestuur Pieter Dingemanse met zijn familie aan te zeggen om binnen de tijd van drie weken te vertrekken ‘alsoo deselve alhier is coomen te wonen sonder hetselve oyt versogt ofte daartoe permissie bekomen te hebben’.