1721

Op zee dreigt nog steeds het gevaar van zeerovers. Een Nederlands vlooteskader onder bevel van Francois van Aerssen van Sommelsdijk zeilt naar de Middellandse Zee om daar tegen de Barbarijnse zeerovers op te treden.
Een andere bekende vlootvoogd uit het vermaarde Zeeuwse zeeheldengeslacht, Geleyn Evertsen, overlijdt dit jaar op 66-jarige leeftijd. Vanaf 1706 was hij luitenant-admiraal.

Een andere vloot, bestaande uit drie schepen en onder bevel van Jacob Roggeveen, vertrekt dit jaar in opdracht van de West Indische Compagnie om het onbekende ‘Zuidland’ te zoeken.

* * *

Dit jaar zijn er enkele wijzigingen in het Stadsbestuur. In de plaats van de aftredende burgemeester Jacob Broeder wordt Abraham Pol verkozen. Het is voor het eerst dat deze gewezen captein optreedt als burgemeester van Arnemuiden.
Het is ook sinds jaren dat de vroedschap compleet is: 2 burgemeesters, 5 schepenen en 5 raden.
Als nieuwelingen treden dit jaar aan Jacob Wiltschut en Pieter Bouwens. Jacob Wiltschut, een broer van de vroegere baljuw en burgemeester en nu nog raadslid Pieter Wiltschut, had al eerder (tot 1718) zitting in het Stadsbestuur. Burgemeesters zijn thans Samuel Laurent en Abraham Pol, schepenen Pieter Blieck, Dirck van Delmerhorst, Pieter Kien, Jacob Wiltschut en Pieter Bouwens en raden Pieter Wiltschut, Michiel Verhage, Jacob Broeder, Bastiaan Liefbroer en Johan de Roo. In december komt het nieuwe raadslid Pieter Bouwens echter te overlijden.

Op verzoek van de kerkenraad wijst het Stadsbestuur een gedeputeerde aan die met een lid van de kerkenraad nu en dan de school kan visiteren. Namens de stadsregering zal dit Pieter Kien en namens de kerkenraad ouderling Michiel Verhage zijn. Het is nieuw dat er een schoolvisitatie plaats vindt vanuit het Stadsbestuur.

Jan Harthoorn’s broer krijgt toestemming in Arnemuiden te komen wonen. Het gaat hier over Pieter Harthoorn. Na enkele maanden krijgt hij een aanstelling tot stadsdiender. Ook een zekere Jan Adriaense mag hier als herbergier komen wonen.

* * *

De koolnegotie van Pieter der Kinderen zorgt voor bedrijvigheid in Arnemuiden. Der Kinderen krijgt toestemming een pakhuis te verbouwen volgens de aan het Stadsbestuur getoonde tekeningen, mits hij voor de armen van de stad betaalt de beloofde som van 20 Zeeuwse rijksdaalders. Het blijkt dat door de voortdurende opslijking van de haven de koolschepen moeite hebben om bij de kaai te komen. Daarom wordt besloten ‘de nieuwe kaai te diepen en een onderkaai te maken, mitsgaders het hoofd doorlugtig te maken om te betere diepte te kunnen houden en ook dat de Engelse schepen bekwamelijk hare koopmanschap zouden kunnen lossen’. Commissarissen om het aardewerk aan te besteden zijn Jacob Broeder, Samuel Laurent, Bastiaan Liefbroer, Pieter Wiltschut en de secretaris Michiel Verhage.

De brief van de kolenhandelaar Pieter der Kinderen waarin hij zich verbindt jaarlijks twintig Engelse koolschepen te Arnemuiden te lossen.
De brief van de kolenhandelaar Pieter der Kinderen aan het stadsbestuur.
Daarin verbindt hij zich jaarlijks twintig Engelse koolschepen te Arnemuiden te lossen.

De aannemer van het diepen van de saat voor de kaai, Crin Daniëlse van Belsen, blijkt geen voortgang te maken met z’n aangenomen werk. Hij krijgt opdracht ‘voort te gaan met z'n werk van thie tot thie en geen thie en sal verletten tot dat er een Engels koolschipper tegen de kaai bequamelijk sal komen lossen, op pene en bij mankement van dien’. Enige tijd later besluit men de aannemer Crin Daniëlse van het diepen van de kaai te ontslaan en het werk aan zijn vader, Daniël van Belsen, te besteden. Weer enige tijd later wordt besloten ‘tot securiteit van de kaay een andere kaay te laten maken’.

De ‘koolmeters’ verzoeken om een ordentelijk reglement. Jacob Broeder, Samuel Laurent en Johan de Roo nemen op zich het reeds gemaakte reglement te overzien. Dit leidt tot een nieuw Reglement voor de koolmeters en -dragers. Johan de Roo wordt aangesteld tot overdeken van het gilde van de koolmeters, kooldragers en ballasters. Deken van het gilde is Marynis Cervinck. Cervinck krijgt toestemming om z’n turftonners- en kalkmetersplaats te verwisselen.

In augustus besluit het Stadsbestuur ‘dat de loodsen uit oorzaak van de obstakelingen die ze van de heer Der Kinderen komen te ontmoeten bij provisie en tot nader order van ieder schip uit en in te brengen, te weten van de haven van Middelburg tot voor de haven van Arnemuiden, 10 schellingen, alsmede van een schip van het oude Hoofd van Arnemuiden in te brengen voor deze stad en wederom uit te brengen tot het Hoofd voornoemd 10 schellingen, maar verder te brengen het volle geld mogen heffen’.

In november lezen we: ‘Dewijl de arbeiders, dragende het grofzout in het pakhuis van de heer Der Kinderen, de coopluiden 2 man meer afvorderen als zij aan de keeten voor hare zwaarste dracht hebben en dewijl daarover bij de coopluiden geklaagd wierd, is besloten de arbeiders te ordonneren dat zij het grofzout zullen hebben in gemeld pakhuis van de heer Der Kinderen te dragen achtereenvolgens de zwaarste dragt aan de keeten, te weten 12 man’.

* * *

Het Stadsbestuur bepaalt dat er voortaan geen huizen meer in de stad afgebroken mogen worden zonder toestemming. Uitdrukkelijk wordt vastgelegd dat ook de burgemeesters hiervoor geen toestemming mogen geven.

Ook heeft de magistraat gesignaleerd dat er de laatste tijd nu en dan verscheidene arme huisgezinnen in Arnemuiden komen wonen zonder kennis van de stadsregering. De diaconie kan hiervan grote schade komen te lijden. Besloten wordt voortaan geen behoeftige huisgezinnen of mensen, hier van buiten inkomende om te wonen, meer toe te laten zonder speciale toestemming van het Stadsbestuur.
De stadsregering gaat hier wel ver in. Zo wordt goedgevonden ‘sekere dochter, wonende tot Cornelis Moens, dewelke seer kreupel is, aan te seggen dat sij moet vertrekken uit deze stad en jurisdictie van dien’.

* * *

Enkele openbare werken worden uitgevoerd.
In januari wordt de breuk in de dijk van de Molenpolder hersteld en bekramd door Cornelis Jobse voor 12 ponden Vlaams. En in het najaar besluit het Stadsbestuur een nieuwe mat te leggen op het molendijkje en de molenpolder met de keetdijk te verpachten met de eerste gelegenheid.

Ook het voetpad op de Singel wordt ‘gerepareerd op de beste wijse’. Verder constateert men dat er enkele stijlen van de kerktoren zeer slecht zijn. De raadsleden De Roo, Liefbroer en Wiltschut worden tot commissarissen aangesteld om de toren te inspecteren.
Ook het stormeinde van de molen blijkt zeer slecht te zijn en zal vernieuwd worden.

* * *

Over de Hervormde Gemeente nog het volgende. In de plaats van de aftredende ouderlingen Adriaan Blieck en Blaas Claaszn worden gekozen Jacob Pinte en Michiel Verhage en tot diakenen Adriaan Camerling en Leyn Cornelisse.

Met kerkelijke attestatie komen over van Middelburg de bakkersbaas Adriaan Camerling en z'n vrouw Annemarie Cerlee. Met attestatie vertrekken Hubertus Berk en z’n vrouw Catharina de Bruijn. Een zestal jonge lidmaten legt geloofsbelijdenis af.

De kerkenraad past ook dit jaar een strenge tuchtuitoefening toe. Ook juffrouw Oostwald, de echtgenote van de vorig jaar hier gevestigde Jacobus Wiltschut, wordt gecensureerd wegens gegeven ergernis. Volgens het notulenboek zegt ze: ‘Ik hebbe geen ergernisse gegeven. Dog al hadde ik die gegeven, ik wil niet gecatechiseerd zyn van een kerkenraad in welke swartmakers sitten en sulken die haar wijf een blauw oog slaan’.
Ook de stadsbestuurders Dirk van Delmerhorst en Hendrik Berk staan nog steeds onder censuur. De kerkenraad vraagt het Stadsbestuur Van Delmerhorst en Berk aan te spreken over hun weigering de bestraffing en vermaning van de kerkenraad aan te nemen. Daarop voeren de stadsbestuurders Liefbroer en Verhage, die beiden ook ouderling zijn, met de beide families een gesprek. Dit heeft het gunstige gevolg, dat beiden van harte leedwezen betuigen.
De predikant is kennelijk onder de indruk van het positieve werk van de commissie. Want hij verzoekt ‘ook andere onverzoenlijke en ongezeglijke ledematen te bezoeken door enkele ouderlingen’. Maar de kerkenraad ‘heeft daarop vooralsnog niet geresolveerd’.